ECLI:NL:RBARN:2006:AV7877

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
127359
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging inboedelverzekering door risicowijziging door hennepkwekerij

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 25 januari 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [eiser], en gedaagde, RVS Schadeverzekering N.V. Eiser had een opstal/inboedelverzekering afgesloten bij RVS voor zijn woning. De rechtbank oordeelde dat het hebben van een hennepkwekerij in de woning een wijziging van de bestemming van de woning met zich meebracht, wat leidde tot een risicowijziging. Eiser had deze wijziging niet gemeld aan RVS, wat in strijd was met de polisvoorwaarden. RVS beëindigde de inboedelverzekering per 1 februari 2004, en eiser vorderde schadevergoeding van EUR 20.000, alsook een verklaring dat de verzekering nog steeds geldig was. De rechtbank oordeelde dat RVS terecht de verzekering had beëindigd en dat eiser geen recht had op schadevergoeding. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die op EUR 1.598,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van het melden van risicowijzigingen aan de verzekeraar en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 127359 / HA ZA 05-940
Vonnis van 25 januari 2006
in de zaak van
[eiser],
wonende te '[woonplaats],
eiser,
procureur mr. R.E.F. Bergwerf Bok,
advocaat mr. J.W. Weehuizen te '[woonplaats],
tegen
de naamloze vennootschap
RVS SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Ede,
gedaagde,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. D.J. van der Kolk te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en RVS genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 september 2005
- het proces-verbaal van comparitie van 8 december 2005.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1 [eiser] heeft in 2002 met RVS een opstal/inboedelverzekering gesloten voor zijn woning te ’[woonplaats] aan de [adres], hierna te noemen de woning. Daarnaast had [eiser] bij RVS afgesloten een aansprakelijkheidsverzekering, een personenautoverzekering en een bestelautoverzekering.
2.2 Op de inboedelverzekering zijn van toepassing de voorwaarden inboedelverzekering extra uitgebreid, nr 2926R. Deze voorwaarden bevatten, voor zover hier van belang, de volgende bepalingen:
“Artikel 8 schademelding
8.1 De verzekerde is verplicht de maatschappij zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van elke gebeurtenis waaruit voor de maatschappij een verplichting tot schadevergoeding kan ontstaan, haar de gegevens te verstrekken die zij verlangt en verder volledige medewerking te verlenen.
Hieronder wordt onder meer verstaan het desverlangd aan de maatschappij overleggen van een schriftelijke en ondertekende verklaring omtrent de oorzaak, toedracht en omvang van de schade. De verzekerde dient zich hierbij te onthouden van elke handeling die het belang van de maatschappij ten aanzien van die gebeurtenis schaadt.
Artikel 16 risico
16.2 De verzekeringnemer is verplicht de maatschappij binnen twee maanden schriftelijk in kennis te stellen van
a wijziging van het adres, de bouwaard, de dakbedekking of de bestemming van het woonhuis of een gedeelte daarvan.
16.4 Verzuimt de verzekeringnemer tijdig kennis te geven van de risicowijziging omschreven in artikel 16.2 dan vervalt alle recht op schadevergoeding 2 maanden na de datum van de betreffende risicowijziging, tenzij de verzekering ook na kennisgeving op dezelfde voorwaarden en tegen hetzelfde of een lager tarief zou zijn voortgezet.
Artikel 18 verval van rechten
Alle vorderingen die een verzekerde/verzekeringnemer geldend wenst te maken vervallen
a zodra de verzekerde/verzekeringnemer enige krachtens deze overeenkomst op hem/haar rustende verplichting niet is nagekomen en daardoor de belangen van de maatschappij heeft geschaad
b zodra de verzekerde/verzekeringnemer in geval van schade tegen beter weten in een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven”
2.3 Op 14 mei 2004 heeft [eiser] bij de politie aangifte gedaan van inbraak in de woning gepleegd tussen 7 mei 2004 23.00 uur en 8 mei 2004 8.00 uur. Aan deze aangifte is een goederenbijlage gevoegd waarop 7 gestolen goederen waren vermeld. Op 22 mei 2004 heeft [eiser] een aanvullende goederenbijlage ingediend bij de politie. Daarop stonden 22 items vermeld.
2.4 Op 26 mei 2004 heeft [eiser] de schade bij de RVS gemeld. Naar aanleiding van deze schademelding heeft RVS Schadeonderzoeksbureau Crito B.V., hierna Crito, ingeschakeld.
2.5 Medewerkers van Crito hebben [eiser] op 16 juni en 27 september 2004 bezocht en verklaringen van hem opgenomen. Deze verklaringen en nader onderzoek brachten een aantal tegenstrijdigheden aan het licht tussen de (eerste) verklaring aan Crito en de door Crito achterhaalde feiten. Tevens bleek dat [eiser] gedurende enige tijd een hennepkwekerij had gehad in de woning.
2.6 Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek door Crito heeft RVS bij brief van 15 november 2004 aan [eiser] bericht dat de door hem geclaimde schade niet vergoed zal worden door de RVS. RVS beroept zich daarbij op de artikelen 8 en 18, lid a en b, en artikel 16 lid 2 en 4 van de polisvoorwaarden. Tevens heeft RVS aan [eiser] bericht de aansprakelijkheidsverzekering, de personenauto- en bestelautoverzekering te zullen beëindigen en de gegevens van [eiser] te hebben doorgegeven aan de Stichting CIS te Zeist en de gegevens van [eiser] te hebben laten opnemen in het Incidentenregister.
3 Het geschil
3.1 [eiser] vordert - samengevat – een verklaring voor recht dat de inboedelverzekering tussen partijen aangegaan ten onrechte door RVS is geroyeerd en dat die verzekering nog steeds tussen partijen geldt en veroordeling van RVS tot betaling van EUR 20.000, vermeerderd met rente en kosten en een verklaring voor recht dat de aansprakelijkheidsverzekering en de beide autoverzekeringen tussen partijen zijn blijven bestaan en RVS te veroordelen om de meldingen over [eiser] bij de Stichting CIS te Zeist en het Incidenteneregister ongedaan worden gemaakt, onder verbeurte van een dwangsom en veroordeling van RVS in de kosten van dit geding.
3.2 RVS voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1 RVS heeft als meest vergaande verweer tegen de vorderingen van [eiser] een beroep gedaan op artikel 16 leden 2 en 4 van de polisvoorwaarden. Op basis van artikel 16.2, de zogenaamde risicowijziging, had [eiser] aan RVS moeten meedelen dat hij in zijn woning een hennepkwekerij had aangelegd. Die kwekerij betekende immers een wijziging van de bestemming van het woonhuis en daarmee risicoverzwaring niet alleen voor brand maar ook voor diefstal omdat op adressen met een hennepkwekerij een slecht publiek komt in verband met de afname van de hennep. Omdat [eiser] die bestemmingswijziging niet heeft gemeld, beroept RVS zich op artikel 16.4 van de polisvoorwaarden en op artikel 293 Wetboek van Koophandel en concludeert zij dat alle recht op schadevergoeding is vervallen. Immers nu vaststaat dat [eiser] in ieder geval in december 2003 in de woning een hennepkwekerij had is de verzekeringsovereenkomst per 1 februari 2004 geëindigd.
4.2 [eiser] heeft daar tegenin gebracht dat hij ten tijde van de inbraak in mei 2004 geen hennepkwekerij in de woning had en dat het kweken van hennep of het hebben van hennepplanten geen wijziging van de bestemming is van de woning, hij is immers steeds woonachtig geweest in de woning, en dat op grond van de polisvoorwaarden ook niet duidelijk is dat hij dat had moeten melden. Tevens is hij van oordeel dat het beroep van RVS op artikel 16 van de polisvoorwaarden in strijd is met de redelijkheid en billijkheid omdat helemaal geen sprake is van een risicoverzwaring. Ook is hij van oordeel dat de aan hem opgekomen schade in geen enkele relatie staat tot de hennepkwekerij.
4.3 De rechtbank is van oordeel dat het hebben van een hennepkwekerij in een woning oplevert een wijziging van de bestemming van (een deel van) de woning hetgeen een risicowijziging tot gevolg heeft. Voor een beroep op artikel 16.2 en 16.4 polisvoorwaarden is, anders dat [eiser] stelt, niet vereist dat er causaal verband bestaat tussen de bestemmingswijziging en de inbraak. De rechtbank legt artikel 16 van de polisvoorwaarden zo uit dat RVS zich (daarmee) vrijheid van beleid en waardering heeft voorbehouden om te beoordelen of zij na een bestemmingswijziging de verzekering van het risico wil voortzetten, en zo ja onder welke voorwaarden. Die vrijheid komt RVS toe. Nu [eiser] de verplichting uit artikel 16.2 polisvoorwaarden geschonden heeft, en de RVS op grond daarvan de inboedelverzekering beëindigd heeft met ingang van 1 februari 2004 is daarmee het recht van [eiser] op schadevergoeding vervallen en dient zijn daartoe strekkende vordering te worden afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat causaal verband ontbreekt tussen de bestemmingswijziging en de inbraak niet betekent dat het beroep van RVS op artikel 16 van de polisvoorwaarden naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.4 Omdat de rechtbank om bovengenoemde reden de vordering tot schadevergoeding van [eiser] zal afwijzen komt de rechtbank niet meer toe aan de vraag of [eiser] zijn informatieverplichting heeft geschonden en om die reden geen recht heeft op een uitkering.
4.5 Nu de rechtbank heeft beslist dat RVS de inboedelverzekering van [eiser] terecht heeft beëindigd omdat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn verplichting om RVS op de hoogte te stellen van de bestemmingswijziging van de woning nu hij daar een hennepkwekerij heeft gehad, heeft RVS kunnen besluiten [eiser] aan te melden bij het Incidentenregister en het register van de Stichting CIS te Zeist. De rechtbank zal dan ook de vorderingen van [eiser] op dit punt, inhoudend dat de RVS de inschrijving ongedaan moet maken, afwijzen.
4.6 Ook de vordering waarbij [eiser] een verklaring voor recht vraagt inhoudend dat de aansprakelijkheidsverzekering en de beide autoverzekeringen niet zijn beëindigd zal de rechtbank afwijzen. Immers op grond van de polisvoorwaarden van deze verzekeringsovereenkomsten is RVS gerechtigd deze verzekeringen op te zeggen met in achtneming van een termijn van twee maanden, welke termijn door RVS in acht is genomen.
4.7 [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van RVS worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- vast recht 440,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 1.158,00 (2,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.598,00
5 De beslissing
De rechtbank
5.1 wijst de vorderingen af,
5.2 veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van RVS tot op heden begroot op EUR 1.598,00,
5.3 verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2006.