ECLI:NL:RBARN:2006:AV3342
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de procedure in civiele zaak tussen eiser en Dexia Bank Nederland N.V. en Stichting Bureau Kredietregistratie
In deze civiele procedure, aangespannen door eiser tegen Dexia Bank Nederland N.V. en Stichting Bureau Kredietregistratie (BKR), heeft de rechtbank Arnhem op 11 januari 2006 een vonnis gewezen waarin de procedure tegen Dexia is geschorst. De schorsing vond plaats op verzoek van Dexia, ingevolge de artikelen 1015 lid 1 en 225 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank oordeelde dat de schorsing reeds had plaatsgevonden door de betekening van de schorsingsgrond aan eiser op 30 november 2005. Eiser had verzet aangetekend tegen deze schorsing, stellende dat zijn vordering niet de schadevergoeding betreft waarop de Wet Collectieve Afwikkeling van Massaschades (WCAM) van toepassing is.
Eiser vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de overeenkomst met Dexia nietig is wegens strijd met de Wet op het Consumentenkrediet, alsook schadevergoeding van EUR 10.709,09. De rechtbank overwoog dat de vorderingen van eiser onvoldoende aannemelijk maakten dat Dexia's verzoek aan het Hof te Amsterdam niet tot toewijzing kon leiden. De rechtbank concludeerde dat de verknochtheid van de vorderingen tegen Dexia en BKR op voorhand bleek uit de dagvaarding, en dat de procedure tegen BKR om proceseconomische redenen niet diende te worden voortgezet.
De rechtbank heeft de procedure tegen Dexia geschorst en het verzoek tot hervatting van de procedure afgewezen. De procedure tegen BKR is verwezen naar de parkeerrol, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 11 januari 2006 door de rechters J.D.A. den Tonkelaar, O. Nijhuis en I.D. Jacobs.