ECLI:NL:RBARN:2006:AV1881
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging van een dwangsom in het kader van bestemmingsplan en overgangsrecht voor autohandel
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 12 januari 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen V.O.F. [X], eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beuningen, verweerder. De zaak betreft de oplegging van een dwangsom aan eiseres, die een autohandel exploiteert op een perceel met een agrarische bestemming. Verweerder had eiseres gelast om alle voor het woonhuis op het perceel gestalde auto’s binnen een week te verwijderen, onder oplegging van een dwangsom van € 1000,- per dag, met een maximum van € 30.000,-. Eiseres was van mening dat het stallen van auto’s op het perceel, inclusief de voorzijde, onder het overgangsrecht viel en dus toegestaan was.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank overwoog dat ingevolge het overgangsrecht slechts het concrete gebruik dat op de peildatum van het bestemmingsplan werd gemaakt, is toegestaan. Dit betekent dat alleen de stalling van auto’s op het zij- en achtererf van het perceel is toegestaan, en niet op de voorzijde. De rechtbank oordeelde dat verweerder bevoegd was om op te treden tegen de stalling van auto’s aan de voorzijde, omdat dit in strijd was met de geldende agrarische bestemming.
De rechtbank heeft verder overwogen dat er geen bijzondere omstandigheden waren die zouden rechtvaardigen dat verweerder van handhaving zou moeten afzien. De belangen van de handhaving van het bestemmingsplan en het voorkomen van verstedelijking in het buitengebied wogen zwaarder dan het belang van eiseres bij het stallen van auto’s aan de voorzijde. Eiseres had ook een beroep gedaan op de zogenaamde 'toverformule', maar de rechtbank oordeelde dat deze niet van toepassing was, omdat het gebruik overeenkomstig de agrarische bestemming nog steeds mogelijk was.
Tot slot heeft de rechtbank geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling en heeft zij het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en belanghebbenden kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.