zaaknummer / rolnummer: 136236 / KG ZA 06-38
Vonnis in kort geding van 20 januari 2006
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. E.T. de Jong,
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
ZUID CENTRAAL,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
procureur mr. I.E. Nauta.
advocaten mrs. I.E. Nauta en A.H.M. Bouwmeister
Partijen zullen hierna [eiser] en Zuid Centraal genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van Zuid Centraal.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak heeft de voorzieningenrechter op 20 januari 2006 vonnis gewezen. Hierna zullen de overwegingen van dat vonnis worden gegeven
De feiten
2.1. Bij notariële akte van 5 december 1997 is opgericht de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid “Zuid Centraal”. [eiser] is lid van deze vereniging en sinds 2002 tevens raadslid in de gemeenteraadsfractie voor Zuid Centraal.
2.2. Ingevolge het bepaalde in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b van de in de akte opgenomen statuten kan – voor zover hier van belang – het lidmaatschap eindigen door opzegging namens de vereniging. Het lidmaatschap kan op voet van het derde lid van dit artikel onmiddellijk worden beëindigd indien van de vereniging of van het lid redelijkerwijs niet kan worden gevergd het lidmaatschap te laten voortduren. Opzegging door de vereniging geschiedt door het bestuur (artikel 6, tweede lid van de statuten).
2.3. Ingevolge het bepaalde in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder d van de in de akte opgenomen statuten kan het lidmaatschap van de vereniging voorts eindigen door ontzetting. Deze kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten der vereniging handelt, of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. Ontzetting uit het lidmaatschap geschiedt door het bestuur (artikel 6, lid zes van de statuten).
2.4. In artikel 15, eerste lid van de statuten is bepaald dat aan de algemene vergadering in de vereniging alle bevoegdheden toekomen, die niet door de wet of de statuten aan het bestuur zijn opgedragen.
2.5. Op voet van het bepaalde in artikel 19, eerste lid, van de statuten worden de algemene vergaderingen door het bestuur bijeengeroepen. De oproeping geschiedt schriftelijk en met een oproepingstermijn van tenminste zeven dagen.
2.6. Ingevolge het bepaalde in artikel 22, eerste lid, van de statuten kan de algemene vergadering een huishoudelijk reglement vaststellen. Zulk een huishoudelijk reglement mag niet in strijd zijn met de wet en met de statuten (artikel 22, tweede lid van de statuten).
2.7. De algemene vergadering heeft van haar bevoegdheid tot het vaststellen van een huishoudelijk reglement gebruik gemaakt en vastgesteld het “Huishoudelijk Reglement van de Vereniging Zuid Centraal” (hierna: het HHR).
2.8. Ingevolge het bepaalde in artikel 17, vierde lid van het HHR wordt tijdens een algemene vergadering (verder: de AV) de kieslijst vastgesteld. Op voet van het vijfde lid van dit artikel kan, wanneer actuele ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, de Adviesgroep kieslijst aanvullingen maken op de door de AV vastgestelde kandidatenlijsten en is het bestuur bevoegd deze vast te stellen. Hierbij blijft de volgorde op de kandidatenlijst ongewijzigd.
2.9. [eiser] is – conform de procedure als voorgeschreven in het HHR – op 17 november 2005 door de AV gekandideerd voor de gemeenteraadsverkiezingen van 7 maart 2006. Bij de vaststelling van de kandidatenlijst is [eiser] geplaatst op de vierde (verkiesbare) plaats.
2.10. Na de vaststelling van de hiervoor bedoelde kandidatenlijst heeft [eiser] zich gemengd in een discussie op het internetforum “Gladio”, welk forum met name beoogt een bijdrage te leveren aan de discussie over (onderwerpen uit) de Arnhemse politiek. Daarbij heeft [eiser] zich – althans naar de mening van enkele andere fractieleden en het bestuur van Zuid Centraal – zowel inhoudelijk als qua woordkeuze op een ongepaste wijze uitgelaten en daarmee het aanzien van de vereniging geschaad.
2.11. Naar aanleiding van de discussie op Gladio is in de fractievergadering van 13 december 2005 besloten dat [eiser] zich in het vervolg zal dienen te onthouden van zogenoemde “postings” op internetfora, tenzij de plaatsing hiervan geschiedt met instemming van het bestuur. Dit besluit is met [eiser] besproken. Daarbij is tevens de afspraak gemaakt dat het verbod geldt totdat ter zake een communicatieprotocol is vastgesteld. De vaststelling van zulk een protocol heeft tot op heden niet plaatsgevonden.
2.12. Begin januari 2006 heeft [eiser], zonder dat het bestuur daarmee heeft ingestemd, wederom enkele postings geplaatst op het internetforum Gladio. Het plaatsen van deze postings, in strijd met de afspraken van 13 december 2005, is voor het bestuur van Zuid Centraal aanleiding geweest op haar vergadering van 12 januari 2006 het vertrouwen in [eiser] op te zeggen en uit te spreken dat [eiser] van de kandidatenlijst dient te worden verwijderd.
2.13. Nadat [eiser] op 13 januari 2006 desgevraagd heeft aangegeven zijn kandidatuur niet vrijwillig te zullen intrekken, is op 14 januari 2006 door het bestuur een algemene vergadering uitgeschreven, te houden op 18 januari 2006. In de hiertoe aan de leden verzonden uitnodiging wordt als agendapunt genoemd het “wijzigen van de kieslijst van Zuid Centraal voor de gemeenteraadsverkiezingen 2006”.
2.14. Op de algemene vergadering van 18 januari 2006 heeft het bestuur de aanwezige leden medegedeeld dat is besloten [eiser] van de kandidatenlijst te verwijderen en hem met onmiddellijke ingang te ontzetten uit zijn lidmaatschap. Bij brief van 19 januari 2006 heeft het bestuur deze besluiten aan [eiser] bevestigd.
[eiser] vordert thans dat Zuid Centraal wordt veroordeeld om de kandidatenlijst voor de gemeenteraadsverkiezingen van 7 maart 2006 overeenkomstig het besluit van de AV van 17 november 2006 bij het gemeentebestuur van Arnhem in te dienen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 en onder veroordeling van Zuid Centraal in de kosten van deze procedure. Daarbij heeft [eiser] er ter zitting op gewezen dat toewijzing van het gevorderde impliciet meebrengt dat aan het besluit van het bestuur tot ontzetting van [eiser] uit zijn lidmaatschap een onmiddellijke werking is komen te ontvallen, zodat een afzonderlijke vordering op dit punt achterwege kan blijven.
3.2. [eiser] legt aan zijn vordering in de eerste plaats ten grondslag dat het besluit om hem van de vastgestelde kandidatenlijst te verwijderen in strijd is met het bepaalde in de statuten en het HHR. Meer in het bijzonder heeft [eiser] in dit verband doen aanvoeren dat de bevoegdheid tot aanpassing van een reeds vastgestelde kieslijst – de verwijdering van een kandidaat van deze lijst daaronder begrepen – in de wet noch in de statuten aan het bestuur is toegekend, zodat ingevolge het bepaalde in artikel 15, eerste lid van de statuten niet het bestuur doch de AV bevoegd is om tot zulk een aanpassing te besluiten. Het bestuursbesluit is gelet hierop onbevoegd genomen, hetgeen – zo stelt althans [eiser]- op grond van het bepaalde in artikel 2:14 en 2:15 BW leidt tot nietigheid dan wel vernietigbaarheid van dit besluit.
Zo het bestuur evenwel ingevolge artikel 17, vijfde lid van het HHR in beginsel bevoegd zou zijn tot aanpassing van een vastgestelde kandidatenlijst, dan dient naar de mening van [eiser] te worden geoordeeld dat deze bevoegdheid uitsluitend ziet op aanvullingen op de lijst, terwijl van deze bevoegdheid voorts alleen dan gebruik kan worden gemaakt indien actuele ontwikkelingen daartoe nopen en de aanvullingen door de Adviesgroep kieslijst zijn voorgesteld. Nu aan geen van deze voorwaarden is voldaan, is het besluit – zo stelt [eiser] – ook om die reden nietig dan wel vernietigbaar.
Maar zelfs indien zou moeten worden geoordeeld dat het bestuur desondanks bevoegd was [eiser] van de kieslijst te verwijderen, dan nog kan dit besluit – zo stelt [eiser] – de toets der kritiek niet doorstaan. Hiertoe heeft [eiser] doen aanvoeren dat zijn functioneren tot en met AV van 17 november 2005 geen aanleiding heeft gegeven hem niet te kandideren voor de gemeenteraadsverkiezingen en dat het niet aangaat om thans, na een naar de mening van [eiser] betrekkelijk onschuldig incident, een besluit te nemen met zulke verregaande consequenties. Daarbij heeft [eiser] er op gewezen dat het tijdstip waarop de definitieve kandidatenlijsten bij de gemeente dienen te worden aangeleverd aanstaande is, zodat de kans dat hij bij handhaving van de besluiten wederom als raadslid zal worden gekozen bijzonder gering kan worden genoemd. Mede gelet hierop is deze wijze van handelen naar de mening van [eiser] in strijd te achten met de redelijkheid en billijkheid die betrokkenen bij de vereniging jegens elkaar in acht dienen te nemen (artikel 2:8 BW).
3.3. Zuid Centraal heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang van [eiser] vloeit voort uit zijn stellingen.
4.2. De voorziening wordt geweigerd op grond van een afweging van de belangen van [eiser] enerzijds en Zuid Centraal anderzijds. Doordat [eiser] de afspraken over deelname aan discussies op internet had geschonden, was een acute vertrouwensbreuk tussen hem en het bestuur en de meerderheid van de fractie ontstaan. Deze acute vertrouwensbreuk bleek niet te repareren door overleg. Het bestuur stond voor het dilemma om enerzijds verder te gaan op de ingeslagen weg ondanks de vertrouwensbreuk, met [eiser] op een verkiesbare plaats, of anderzijds om [eiser] van de kieslijst te schrappen. Van de ruzie tussen [eiser] en de partij wordt uitgebreid verslag gedaan onder meer in de krant en op internet. Deze berichtgeving bezorgde Zuid Centraal negatieve publiciteit, waarvan zeer aannemelijk is dat die een ongunstige uitwerking zou hebben op het verkiezingsresultaat. Campagne voeren voor de gemeenteraadsverkiezingen met een kandidaat op een verkiesbare plaats die zich in de partij heeft geïsoleerd, is een somber perspectief waarvan zeer aannemelijk is dat het de partij zal schaden in de verkiezingsstrijd.
4.3. Het bestuur heeft ervoor gekozen de besluitvorming in gang te zetten om [eiser] van de kieslijst te schrappen. Het heeft op korte termijn een AV bijeengeroepen om de AV te laten beslissen over het bestuursvoorstel [eiser] van de kieslijst te schrappen. De AV is op 18 januari 2006 gehouden, waarbij een gebruikelijk aantal leden aanwezig was. De AV heeft geen besluit genomen over het voorstel, omdat ter vergadering werd aangevoerd dat de AV daartoe niet bevoegd was gezien de te korte bijeenroepingstermijn. Zuid Centraal heeft onbetwist gesteld dat de meerderheid van de aanwezige leden voorstander was van schrapping van [eiser] van de kieslijst. Zou de AV ondanks de te korte oproepingstermijn het besluit hebben genomen tot schrapping van [eiser] van de kieslijst, dan zou dat een besluit zijn geweest dat bevestigd had kunnen worden door een wel correct bijeengeroepen AV (art. 2:15 lid 5 BW).
4.4. In deze acute situatie kon het bestuur op 18 januari 2006 in redelijkheid de voorziening treffen om [eiser] van de kieslijst te schrappen. Het belang van Zuid Centraal om niet als een intern verdeelde partij aan de gemeenteraadsverkiezingen deel te nemen weegt zwaarder dan het belang van [eiser] om als lid van Zuid Centraal, een partij waarin hij in een geïsoleerde positie was komen te verkeren, kandidaat voor de gemeenteraad te zijn. Of het bestuur daarmee op adequate wijze is vooruitgelopen op besluitvorming binnen Zuid Centraal, zal moeten blijken als een correct bijeengeroepen AV zal beslissen of [eiser] al of niet terecht van de kieslijst is geschrapt.
4.5. Voor zover [eiser] tot slot in zijn petitum impliciet heeft willen vorderen dat het besluit van het bestuur om zijn lidmaatschap met onmiddellijke ingang te beëindigen ongedaan wordt gemaakt, merkt de voorzieningenrechter op dat ook deze vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 4.4 is opgemerkt, kan niet worden gezegd dat het bestuur door gebruikmaking van haar in dit verband toekomende bevoegdheden heeft gehandeld met redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:8 BW.
4.6. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. In dit verband merkt de voorzieningenrechter op dat, in tegenstelling tot hetgeen is weergeven in het op 20 januari 2006 vrijgegeven dictum, de hoogte van de verschotten niet € 328,87 bedraagt, doch € 244,00, nu van de zijde van Zuid Centraal (vanzelfsprekend) geen kosten zijn gemaakt ter zake van het uitbrengen van een dagvaarding. Nu het gaat om een kennelijke fout zal deze omissie hierbij ambtshalve worden gecorrigeerd.
5.1 wijst de vorderingen af;
5.2 veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Zuid Centraal tot op heden begroot op € 816,00 voor salaris procureur en € 244,00 voor verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A. van Hoof op 20 januari 2006, terwijl de overwegingen waarop voormelde beslissing steunt, afzonderlijk zijn geminuteerd op 27 januari 2006.