Parketnummers : 05/930058-05 en 05/720375-05
Data zitting : 10 juni 2005, 19 augustus 2005, 28 oktober 2005 en 3 januari 2006
Datum uitspraak : 17 januari 2006
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Arnhem – in het Huis van Bewaring “De Berg”, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16 te Arnhem.
Raadsman: mr. B.K.M. Fritz, advocaat te Haarlem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is onder parketnummer 05/930058-05 tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 01 maart 2005 te Nijmegen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk P.A. [slachtoffer1]
van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer1] voornoemd meermalen,
althans eenmaal(met kracht en) met gebalde vuist(en) tegen het gelaat/hoofd
heeft geslagen en/of een of meermalen (met kracht en) met geschoeide voet
tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 01 maart 2005 te Nijmegen,
aan een persoon genaamd P.A. [slachtoffer1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(meervoudige kaakfractuur), heeft toegebracht, door deze opzettelijk
meermalen, althans eenmaal, (met kracht en) met gebalde vuist(en) tegen het
gelaat/hoofd te slaan en/of een of meermalen (met kracht en) met geschoeide
voet tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen;
hij op of omstreeks 01 maart 2005 te Nijmegen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan P.A.[slachtoffer1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer1]
meermalen, althans eenmaal, (met kracht en) met gebalde vuist(en) tegen het
gelaat/hoofd heeft geslagen en/of meermalen (met kracht en) met geschoeide
voet tegen het hoofd en/of lichaam heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en verder onder parketnummer 05/720375-05 dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2004 tot
en met 18 juli 2005 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer
van [slachtoffer2], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte in bovengenoemde periode vele
malen voornoemde [slachtoffer2] op diverse manieren lastig gevallen door o.a.
-meerdere malen bij haar woning aan te bellen en/of
-meerdere malen brieven en/of pakjes per post aan haar te sturen en/of
-meerdere malen in haar woning naar binnen te kijken/gluren en/of
-telefonisch contact met haar te zoeken;
hij op of omstreeks 16 juli 2005 te Nijmegen S.M.[slactoffer3] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin
bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slactoffer3] dreigend de woorden
heeft toegevoegd :"Ik kom achter je aan en/of Ik maak jou en je hele familie
kapot en/of ik sla je familie in elkaar", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 3 januari 2006 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. B.K.M. Fritz, advocaat te Haarlem, die in de zaak met parketnummer 05/930058-05 waarneemt voor mr. B.J. Groot, eveneens advocaat te Haarlem.
Ter terechtzitting van 28 oktober 2005 zijn de zaken van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
? P.A. [slachtoffer1], ten aanzien van het onder parketnummer 05/930058-05 tenlastegelegde.
Ter terechtzitting is mevrouw [naam] verschenen als gemachtigde van de benadeelde partij.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/930058-05 primair tenlastegelegde en het onder parketnummer 05/720375-05 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasse-ringstoezicht en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij P.A. [slachtoffer1] tot een bedrag van € 1.354,80 wordt toegewezen en dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de bena-deelde partij niet-ontvanke-lijk zal worden verklaard in de vordering.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/930058-05 primair en het onder parketnummer 05/720375-05 feit 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Parketnummer 05/930058-05:
hij op 01 maart 2005 te Nijmegen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk P.A. [slachtoffer1]
van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer1] voornoemd meermalen,
met kracht en met gebalde vuist(en) tegen het gelaat
heeft geslagen en meermalen met kracht en met geschoeide voet
tegen het lichaam heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 05/720375-05:
hij in de periode van 1 april 2004 tot
en met 18 juli 2005 te Nijmegen wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer
van [slachtoffer2], met het oogmerk die [slachtoffer2] te dwingen iets te doen, immers heeft verdachte in bovengenoemde periode vele
malen voornoemde [slachtoffer2] op diverse manieren lastig gevallen door o.a.
-meerdere malen bij haar woning aan te bellen en
-meerdere malen brieven of pakjes per post aan haar te sturen en
-meerdere malen in haar woning naar binnen te kijken/gluren en
-telefonisch contact met haar te zoeken;
hij op 16 juli 2005 te Nijmegen S.M. [slactoffer3] heeft bedreigd
met zware mishandeling, hierin
bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slactoffer3] dreigend de woorden
heeft toegevoegd :" ik sla je familie in elkaar", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
Nadere overweging met betrekking tot het bewijs van het onder parketnummer 05/930058-05 primair tenlastegelgde.
Verdachte heeft het tenlastegelegde feit ontkend. Hij heeft tegenover de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij op 1 maart 2005 ’s ochtends naar de vuilstortplaats is gereden en niet op het Universiteitsterrein te Nijmegen is geweest.
In het dossier bevindt zich een aangifte van de heer [slachtoffer1] (pagina 18 e.v. van het dossier). [slachtoffer1] verklaart dat hij op 1 maart 2005 omstreeks 09.00 uur op de Erasmuslaan te Nijmegen is geschopt en geslagen door een persoon die hij herkende als [verdachte]. Op pagina 22 van het dossier bevindt zich een verklaring van [slachtoffer1] waarin hij als volledige naam van de vermoedelijke dader noemt: [verdachte].
Daarnaast heeft de getuige F.W.L. [naam] verklaard (pagina 29 e.v. van het dossier) dat hij op 1 maart 2005 te 09.00 uur op de Erasmuslaan te Nijmegen zag dat een persoon, die hij later herkende als Paul [slachtoffer1], werd mishandeld door een man. [naam] verklaarde dat hij de man 4 à 5 keer met volle kracht tegen het lichaam van [slachtoffer1] zag trappen. Ook nadat [naam] had geroepen dat de man daar mee op moest houden, schopte hij nog een aantal keer met volle kracht tegen het lichaam van [slachtoffer1]. [naam] heeft bij een fotoconfrontatie (pagina 38 e.v. van het dossier) verdachte aangewezen als de vermoedelijke dader.
De getuige F.J.J. [naam] heeft verklaard dat hij op 1 maart 2005 omstreeks 09.00 uur op de Erasmuslaan te Nijmegen een jongen zag inschoppen op een man die op het trottoir lag. De jongen schopte in de richting van de buikstreek en het gezicht.
De rechtbank is van oordeel dat uit de afgelegde verklaringen blijkt dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer1] heeft mishandeld en dat verdachte onder meer meerdere malen met volle kracht op het slachtoffer heeft ingeschopt terwijl het slachtoffer op de grond lag. Verdachte heeft daarbij niet op specifieke delen van het lichaam van het slachtoffer gericht. Het was dus evenzo goed mogelijk geweest dat verdachte het hoofd van het slachtoffer had geraakt.
Voorts is volgens de rechtbank van belang dat verdachte niet uit zichzelf ophield met schoppen, maar pas nadat omstanders hem meerdere malen daartoe hadden gemaand.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op bovengenoemde aangifte, de getuigenverklaringen van [naam] en [naam] en de genoemde fotoconfrontatie de door verdachte afgelegde verklaring als ongeloofwaardig moet worden beschouwd. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Nadere overweging met betrekking tot het bewijs van het onder parketnummer 05/720375-05 feit 2 tenlastegelegde.
Verdachte heeft het tenlastegelegde feit ontkend.
Op basis van de aangifte door S.M. [slactoffer3] (pagina 13 e.v. van het dossier) , waarin hij verklaart op 16 juli 2005 telefonisch te zijn bedreigd door [verdachte], en de door [naam] afgelegde verklaring, waarin deze verklaart dat hij een deel van het telefoongesprek dat [slachtoffer3] op 16 juli 2005 voerde heeft meebeluisterd en heeft gehoord dat [slachtoffer3] werd bedreigd (pagina 16 e.v. van het dossier), acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank acht voorts van belang dat verdachte, naar hij heeft bekend, de dag daarvoor, op 15 juli 2005, vanuit het Huis van Bewaring had gebeld met [slachtoffer2].
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/930058-05 primair:
Ten aanzien van parketnummer 05/720358-05 feit 1:
Ten aanzien van parketnummer 05/720358-05 feit 2:
Bedreiging met zware mishandeling.
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
J.R. Haas, psychiater, en A.T. Spangenberg, psycholoog, beiden verbon-den aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht (Psychiatrische Observatiekliniek van het Gevangeniswezen) hebben op 22 november 2005 omtrent verdachte een rapport uitgebracht. In dit rapport wordt geconcludeerd dat bij verdachte hetzij sprake is van een gebrekkige ontwikkeling dan wel een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. In het rapport wordt tevens geconcludeerd dat deze gebrekkige ontwikkeling dan wel ziekelijke stoornis in ieder geval van invloed is geweest op het thans (onder parketnummer 05/930058-05) tenlastegelegde feit, zodat hoogstwaarschijnlijk niet kan worden geconcludeerd tot volledige toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank verenigt zich met die conclusie en maakt die tot de hare.
Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is.
Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- een pro justitia rapport opgesteld door dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater, en drs. J. Harkink, GZ-psycholoog, respectievelijk gedateerd 6 mei 2005 en 12 mei 2005, betreffende verdachte;
- het rapport van het Pieter Baan Centrum voornoemd, gedateerd 22 november 2005;
- de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 1 december 2005.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging doodslag waarbij hij op klaarlichte dag op de openbare weg een persoon heftig heeft geslagen en geschopt. Het slachtoffer, werkzaam bij de Radboud Universiteit Nijmegen, heeft hierbij onder meer een dubbele kaakfractuur opgelopen. De gebeurtenis heeft ook in emotionele zin zijn sporen bij het slachtoffer achtergelaten. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan stalking van een 15-jarig buurmeisje en aan bedreiging van haar vriend. Gebleken is dat het slachtoffer van de stalking nog lange tijd zeer angstig is geweest.
Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatiere-gister blijkt voorts dat verdachte reeds eerder ter zake van geweldsdelicten is veroor-deeld.
Verdachte heeft niet mee willen werken aan enig gedragkundig onderzoek. Op basis van het het door het Pieter Baan Centrum over verdachte uitgebrachte rapport is de rechtbank van oordeel dat verdachte in ieder geval niet als volledig toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een gevangenisstraf.
De rechtbank ziet aanleiding om een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen om verdachte er in de toekomst van te weerhouden om nieuwe strafbare feiten te plegen.
Gelet op de persoon van verdachte, ziet de rechtbank geen grond voor oplegging van verplicht reclasseringstoezicht.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de
gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde-ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De rechtbank zal de civiele vordering van P.A. [slachtoffer1] tot een bedrag van € 1.379,57 aan materiële schade toewij-zen. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ( € 600,-) ter zake vergoeding van (toekomstige) materiële schade omdat dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De rechtbank acht tevens voldoende bewezen dat P.A. [slachtoffer1] door hetgeen hem is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat hij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. Zij is van oordeel dat een bedrag van € 1.200,- aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag zal toewijzen aan het slachtoffer.
Voor de toewijsbare delen van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoe-dingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplich-ting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebe-drag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
De rechtbank zal tevens de door de benadeelde partij gevorderde kosten voor rechtsbijstand van € 207,- toewijzen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 45, 57, 285, 285b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerleg-ging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proef-tijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van parketnummer 05/930058-05.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij J.A. [slachtoffer1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan P.A. [slachtoffer1], wonende te [adres] te betalen € 2.579,57 (zegge tweeduizendvijfhonderdnegenenzeventig euro en zevenenvijftig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op € 207,- en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad € 2.579,57, subsidiair 51 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer P.A. [slachtoffer1], wonende te [adres], te betalen € 2.579,57 (zegge tweeduizendvijfhonderdnegenenzeventig euro en zevenenvijftig eurocent), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 51 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer , de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. J.P. Bordes, voorzitter,
mr. J.H.M. Westenbroek, rechter,
mr. E.G. Smedema, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. V. van der Kuil, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 januari 2006.