ECLI:NL:RBARN:2006:3841

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 juni 2006
Publicatiedatum
7 november 2019
Zaaknummer
88478/HA ZA 02-961
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens kosten van mantelzorg en huishoudelijke hulp

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.A. van Huussen, een vordering ingesteld tegen de stichting Rijnstate, vertegenwoordigd door mr. E.J. Wervelman. De vordering betreft schadevergoeding voor kosten van mantelzorg en huishoudelijke hulp over een lange periode. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 22 februari 2006, waarna een deskundigenbericht is uitgebracht door mr. W. Lups van het NRL. Dit deskundigenbericht heeft de omvang van de vordering van eiseres vastgesteld, waarbij de kosten van mantelzorg en huishoudelijke hulp zijn berekend over de periodes van respectievelijk 1 september 2001 tot 28 november 2028 en 1 maart 1999 tot 28 november 2028. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bezwaren zijn ingediend tegen het deskundigenbericht, waardoor de bevindingen van de deskundige zijn overgenomen.

De rechtbank heeft vervolgens de toewijsbare schadevergoeding berekend, waarbij de resterende schade per 1 januari 2006 is vastgesteld op € 136.401,95, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft Rijnstate veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan eiseres, met rente vanaf 1 januari 2006 tot aan de dag van volledige betaling. Daarnaast is Rijnstate als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 13.709,56. Het vonnis is uitgesproken door mr. J.T.G. Roovers op 21 juni 2006 en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 88478 / HA ZA 02-961
Vonnis van 21 juni 2006
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende [adres eiseres] , eiseres,
procureur mr. C.G.T. van Ouwerkerk, advocaat mr. R.A. van Huussen te Veenendaal,
tegen
de stichting
STICHTING ZIEKENHUIS RIJNSTATE,
gevestigd te Arnhem, gedaagde,
procureur mr. H. van Ravenhorst, advocaat mr. E.J. Wervelman te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Rijnstate genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 februari 2006
- het deskundigenbericht.
Hoewel de gelegenheid daartoe is geboden, hebben de partijen geen conclusie na deskundigenbericht genomen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Op grond van voornoemd tussenvonnis heeft de heer mr. W. Lups, verbonden aan het NRL, een deskundigenbericht uitgebracht inzake de omvang van [eiseres] ' vordering wegens kosten van mantelzorg over de periode van 1 september 2001 tot 28 november 2028 en de omvang van haar vordering wegens kosten van huishoudelijke hulp over de periode van 1 maart 1999 tot 28 november 2028. Tevens heeft hij desverzocht de wettelijke rente over de diverse schadeposten berekend, rekening houdend met de voorschotbetalingen door Rijnstate, ter bepaling van de omvang van [eiseres] ' resterende vordering per 1 januari 2006.
2.2.
De partijen hebben geen bezwaren aangevoerd tegen het deskundigenbericht. Daarom en omdat ook ambtshalve niet is gebleken van bezwaren daartegen worden de overwegingen en berekeningen van de deskundige door de rechtbank overgenomen en tot de hare gemaakt.
2.3.
Dit leidt ertoe dat het in het vorige tussenvonnis in rov. 2.6 opgenomen overzicht van de toewijsbare schadevergoeding er nu als volgt uitziet, waarbij de vetgedrukte bedragen aan het deskundigenbericht zijn ontleend:
+62.353,46
€ 287.633, wettelijke rente subtotaal48
-151.231,53verstrekte voorschotten

136.401,95resterende schade per 1 januari 2006.
2.4.
Op grond van al het voorgaande zal Rijnstate worden veroordeeld aan [eiseres] te betalen een bedrag van€ 136.401,95, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2006 tot aan de dag der voldoening. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
2.5.
Rijnstate zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, die van de deskundigenberichten daaronder begrepen. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
  • dagvaarding EUR 77,56
  • vast recht 3.632,00
  • salaris procureur
2.6.
De rechter, ten overstaan van wie de comparitie van partijen op 23 januari 2003 is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen in verband met benoeming elders.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Rijnstate om aan [eiseres] te betalen een bedrag van EUR 136.401,95 (éénhonderdzesendertig duizendvierhonderdéén euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 1 januari 2006 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt Rijnstate in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 13.709,56,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.G. Roovers en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2006.