ECLI:NL:RBARN:2005:AV2031

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
117053
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wanprestatie bij levering van granieten vloer en ontbinding van overeenkomst

In deze zaak vorderde eiser, [eiser], terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding van gedaagden, waaronder de vennootschap onder firma NATUURSTEENBEDRIJF [gedaagde sub 1] V.O.F., wegens wanprestatie. Eiser had een granieten vloer besteld die in gezoete uitvoering geleverd diende te worden, maar in plaats daarvan ontving hij een glanzende vloer. Eiser ontbond de overeenkomst en stelde gedaagden aansprakelijk voor de geleden schade. De rechtbank oordeelde dat de vloer, na deskundigenonderzoek, voldeed aan de gangbare normen voor een gezoete vloer. De deskundige concludeerde dat de vloer recht, strak en vlak was en dat de smoezelige uitstraling kon worden verholpen door grondig reinigen. De rechtbank oordeelde dat de tekortkoming van gedaagde van te geringe aard was om ontbinding van de overeenkomst door eiser te rechtvaardigen. Eiser's vordering tot terugbetaling werd afgewezen, terwijl de rechtbank in reconventie oordeelde dat eiser onbevoegd was tot ontbinding van de overeenkomst. Gedaagde sub 1 kreeg gelijk in haar vordering tot verklaring voor recht dat eiser niet bevoegd was tot ontbinding, en de rechtbank droeg eiser op te bewijzen dat hij dubbele woonlasten had door de problemen met de vloer. De zaak werd aangehouden voor verdere bewijslevering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 117053 / HA ZA 04-1528
Vonnis van 28 december 2005
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur mr. W.H.B.K. Brunet de Rochebrune,
advocaat mr. G.W.J.M. van Mierlo te Nijmegen,
tegen
1. de vennootschap onder firma
NATUURSTEENBEDRIJF [gedaagde sub 1] V.O.F.,
gevestigd te [woonplaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur mr. W.J.G.M. van den Broek,
advocaat mr. ing. A. van Woerkom te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser], [[gedaagde sub 1], [gedaagde [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 januari 2005
- het proces-verbaal van comparitie van 18 februari 2005
- de akte uitlating na comparitie, tevens vermindering van eis in conventie van [eiser]
- de antwoordakte, tevens akte overlegging producties van [gedaagde sub 1]
- de antwoordakte van [eiser].
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
[eiser] heeft van [gedaagde sub 1] een granieten vloer gekocht. De vloer moest worden gelegd in de nieuwe koopwoning van [eiser].
Op 16 februari 2004 is de vloer door [gedaagde sub 1] afgeleverd. De geleverde tegels waren glanzend. [eiser] wilde echter gezoete (matte) tegels, hetgeen hij, naar hij stelt, al vóór de levering aan [gedaagde sub 1] kenbaar heeft gemaakt. [gedaagde sub 1] heeft de zending retour genomen met de bedoeling de tegels te schuren, zodat zij mat zouden worden, en vervolgens te leggen.
De volgende dag is de vloer opnieuw bij [eiser] afgeleverd. Slechts enkele tegels waren geschuurd. [gedaagde sub 1] heeft [eiser] meegedeeld dat de tegels na het leggen in het werk zouden worden gezoet. Na behandeling met siliconen en olie zouden de tegels er uitzien als gezoete tegels. [eiser] heeft hiermee ingestemd. De tegels zijn gelegd en de vloer is gezoet en gevlakt.
Bij factuur van 12 maart 2004 heeft [gedaagde sub 1] aan [eiser] een bedrag van € 14.050,- in rekening gebracht. Deze factuur had betrekking op een aanbetaling voor het vlakken en zoeten van de vloer en op het aanhelen van de vloer. Op de factuur staat vermeld dat de extra werkzaamheden (het leveren en plaatsen van vloerplinten, vensterbanken en onderdelen van een trap), begroot op € 3.830,-, apart worden verrekend.
Op 15 maart 2004 heeft [eiser] een aanbetaling gedaan van € 8.000,-.
Nadat de vloer was gezoet en gevlakt heeft [gedaagde sub 1] de vloer geïmpregneerd. Het resultaat was echter niet naar tevredenheid van [eiser]. [gedaagde sub 1] heeft erkend dat de vloer niet overal even goed was geïmpregneerd, maar heeft daarbij aangegeven dat dit kon worden verholpen en heeft aangeboden voor dit herstel zorg te dragen.
In verband met de problemen met de vloer is [eiser] na overleg met zijn verhuurder twee maanden langer in zijn huurwoning blijven wonen dan aanvankelijk de bedoeling was en heeft hij aansluitend een andere, tijdelijke woonruimte betrokken.
Bij brief van 29 april 2004 heeft [eiser] [gedaagde sub 1] aansprakelijk gesteld voor alle door [eiser] geleden en nog te lijden schade en [gedaagde sub 1] gesommeerd om binnen zeven dagen de door [eiser] bestelde vloer op te leveren conform de gemaakte afspraken. Na afloop van deze termijn heeft [gedaagde sub 1], zonder dat zij intussen herstelwerkzaamheden had uitgevoerd, [eiser] verzocht haar meer tijd (volgens [eiser]: een week; volgens [gedaagde sub 1]: veertien dagen) te gunnen om de gehele vloer af te werken en te herstellen. [eiser] heeft hiermee ingestemd.
Op 18 mei 2004 kwam [gedaagde sub 1] bij [eiser] om met de herstelwerkzaamheden te beginnen, maar zij kon het huis niet in doordat de sloten op de deuren waren vervangen.
Op 21 mei 2004 heeft [betrokkene 1] van Marmer-natuursteen-onderhoudsbedrijf Van der Valk op verzoek van [eiser] een expertiserapport uitgebracht met betrekking tot de toestand van de vloer. In dit rapport staat onder meer vermeld:
“I
a) vloerplinten ontbreken
b) tegels op een traptrede ontbreken
c) veel onregelmatigheden in de voegen (breedte verschillen)
d) voegen zijn zonder plaatselijke uitzonderingen wit geworden van het schuren
e) in de vloer zit een plek van plus/min. 1,5 m² met een glansverschil t.o.v. het overige deel van de vloer. Deze plek is ontstaan door het aanbrengen van een impregneermonster en is zichtbaar gebleven.
f) de vloer ziet er vies, vlekkerig en bont uit.
Advies voor een gedeeltelijk herstel:
II
a) vloerplinten aanbrengen op de gehele benedenverdieping
b) ontbrekende tegels leggen op de traptrede
c) breedte verschillen in de voegen is niet op te lossen
d) alle voegen met een slijpschijf uitslijpen zonder de tegels te beschadigen
e) hopen dat deze na de eindafwerking niet meer zichtbaar is
f) de vloer goed schoonmaken, opnieuw impregneren en goed uitborstelen, totdat de gehele vloer een egale strakke matglans heeft.
(...)
Herstelbehandeling IIf beidt geen enkele garantie voor het behalen van het gewenste resultaat.
Wij moeten helaas afwijzend reageren op uw verzoek om een offerte uit te brengen voor het herstellen van de granieten vloer.
Het lijkt ons onmogelijk, het eindresultaat te bereiken dat u wenst, daar de voegen nooit zo mooi uitgeslepen kunnen worden zonder beschadigingen te veroorzaken aan de tegels.
Zo is het ook niet mogelijk om bij de muren de voegen uit te slijpen zonder beschadigingen.”
Op 4 juni 2004 heeft [eiser] [gedaagde sub 1] een kopie gestuurd van het expertiserapport en hem voor de derde en laatste keer in de gelegenheid gesteld om de vloer te herstellen. De herstelwerkzaamheden zijn niet uitgevoerd.
Op 23 juni 2004 heeft [eiser] de overeenkomst met betrekking tot levering en plaatsing van de vloer ontbonden.
Tot zekerheid van zijn vordering heeft [eiser] conservatoir derdenbeslag laten leggen op vermogensbestanddelen van [gedaagde sub 1].
Bij verzoekschrift van 16 juli 2004 heeft [gedaagde sub 1] de rechtbank verzocht een voorlopig deskundigenonderzoek te gelasten. Op 26 augustus 2004 heeft de rechtbank het deskundigenonderzoek gelast. Als deskundige is benoemd de heer [betrokkene 2] van [betrokkene 2]. Op 1 december 2004 heeft deze een deskundigenrapport uitgebracht. Dit rapport bevat onder meer de volgende passages:
“Visueel onderzoek wijst uit dat de vloer een smoezelig uiterlijk vertoont door de aangebrachte coating/impregneer en het daarin en daarop aanwezige bouwstof e.d.
De vloer oogt recht, strak en vlak. Op enkele plaatsen is de vloer nog niet geheel afgewerkt, zoals het plintwerk dat in meerwerk uitgevoerd zou worden.
(...) Onderzoek met de waterpas geeft aan dat de vloer voldoende vlak en waterpas is aangebracht. Omdat de vloer in het werk is geschuurd zit er geen hoogteverschil in de onderlinge tegels. (...) De gangbare normen voor het verschil in voegbreedte is +/- 2,5 mm (...) zodat nergens deze norm wordt overschreden. Omdat de uitersten slechts incidenten zijn kun je stellen dat de voegbreedte voldoet aan deze normen.
Omdat de voegen vervuild zijn met bouwstof en omdat er wat schuurslijpsel is achtergebleven worden de voegen plaatselijk geaccentueerd. Na grondig schoonmaken zal de voegbreedte minder opvallen.
Door de aangebrachte coating/impregneer is het bewerkingsniveau van de tegels over de gehele vloer niet exact vast te stellen.
Tussen partijen is uiteindelijk een gezoet niveau, volgens een monster, overeengekomen. Toch kunnen enkele monsters nooit een exact beeld geven van de gehele partij, natuursteen is nu eenmaal een natuurprodukt.
Voor zover ik vast heb kunnen stellen, zeker op de plaatsen waar ik de vloer met een reinigingsmiddel grondig heb schoongemaakt voldoet deze vloer uitstekend aan een gangbaar gezoet niveau, korrel 400. Gebruikt men b.v. korrel 200/300 dan zullen er schuurslagen zichtbaar zijn, gebruikt men korrel 500/600 dan zal er glans op de vloer verschijnen.
(...) Aan de eisen die je aan deze vloer mag stellen van goed vakmanschap voldoet deze vloer zeker aan de in redelijkheid te stellen eisen met tegels van een bijzonder mooie donkere kwaliteit doch eerst nadat de vloer goed is gereinigd.
(...) De gememoreerde opmerkingen (...) zoals de smoezelige uitstraling door de coating/impregneer (al dan niet in opdracht en/of instemming van [eiser]), door bouwstof/vuil (o.a. veroorzaakt na het leggen door derden) en door achtergebleven schuurslijpsel in de voegen zijn op te lossen door grondig reinigen, de voegen te controleren en eventueel te herstellen en de vloer na te behandelen met een kunststof pad, (en dan eventueel weer grondig reinigen). Hierna kan het normale onderhoud met een natuurzeep aanvangen.
(...) De kosten van deze maatregelen, 2 mandagen inclusief reiskosten, bedragen ca. € 640,00 excl. BTW.”
Het geschil in conventie en reconventie en het verweer
in conventie
[eiser] vordert, na vermindering van eis, dat [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk worden veroordeeld om aan hem te betalen:
a. de hoofdsom ter hoogte van € 24.856,-;
b. de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding, te weten 29 juli 2004 tot aan de dag van de algehele voldoening;
c. de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 1.167,50;
althans tot vergoeding van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
d. de kosten van dit geding, de kosten van de beslaglegging daaronder begrepen.
Aan zijn vordering legt [eiser], kort samengevat, ten grondslag dat [gedaagde sub 1] wanprestatie heeft gepleegd door de granieten vloer niet in de bestelde gezoete uitvoering, maar in glanzende uitvoering te leveren. Het zoeten van de vloer nadat de tegels waren gelegd en het impregneren hebben tot een desastreus resultaat geleid. [eiser] heeft de overeenkomst ontbonden en maakt aanspraak op terugbetaling van de koopsom en op vergoeding van de geleden schade.
[gedaagde sub 1] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
[gedaagde sub 1] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat [eiser] niet bevoegd was over te gaan tot (buitengerechtelijke) ontbinding van de overeenkomsten, alsmede dat de ingeroepen ontbinding is te kwalificeren als een opzegging in onvoltooide staat in de zin van artikel 7:764 BW;
2. [eiser] veroordeelt tot betaling aan [gedaagde sub 1] van:
a. de hoofdsom ter hoogte van € 14.419,19;
b. de wettelijke rente over € 5.350,- vanaf 29 maart 2004 tot aan de dag van de algehele voldoening;
c. de wettelijke rente over € 9.069,19 vanaf 5 januari 2005 tot aan de dag van de algehele voldoening;
d. de kosten van dit geding.
[gedaagde sub 1] legt aan haar vordering, kort samengevat, ten grondslag dat [eiser] in schuldeisersverzuim verkeert en daardoor ingevolge artikel 6:266 BW onbevoegd is tot ontbinding van de overeenkomsten. Bovendien is [eiser] volgens [gedaagde sub 1] onbevoegd tot ontbinding van de overeenkomsten nu sprake is van een tekortkoming van geringe betekenis in de zin van artikel 6:265 BW en [gedaagde sub 1] herstel heeft aangeboden. Aangezien sprake is van een opzegging in onvoltooide staat in de zin van artikel 7:764 BW dient [eiser] de voor het werk geldende prijs te betalen, verminderd met de besparingen die voor de aannemer uit de opzegging voortvloeien tegen de aflevering van het reeds voltooide werk. Ten slotte maakt [gedaagde sub 1] aanspraak op vergoeding van gederfde winst vanwege de bijkomende werkzaamheden die niet konden worden gerealiseerd als gevolg van het handelen van [eiser], alsmede op vergoeding van de (bijkomende) kosten in verband met het voorlopig deskundigenonderzoek.
[eiser] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling in conventie en reconventie
in conventie en reconventie
In het tussenvonnis van 19 januari 2005 is bepaald dat [eiser], indien hij op de eis in reconventie wil antwoorden, deze conclusie ter comparitie dient te nemen en dat op een later tijdstip de conclusie van antwoord in reconventie niet meer kan worden genomen. Tevens is in het tussenvonnis bepaald dat [eiser] de conclusie van antwoord in reconventie uiterlijk twee weken voor aanvang van de comparitie aan de rechtbank en de wederpartij dient te hebben toegezonden.
De comparitie is gehouden op 18 februari 2005. [eiser] heeft niet uiterlijk twee weken voor die datum een conclusie van antwoord in reconventie aan de rechtbank toegezonden. Zijn advocaat heeft kort voor de zitting telefonisch meegedeeld dat hij in verband met ziekte niet aanwezig kan zijn. Hij heeft daarbij niet om uitstel verzocht. [eiser] zelf is zonder bericht niet ter comparitie verschenen.
In het proces-verbaal van comparitie staat vermeld dat de zaak naar de rol wordt verwezen voor akte aan de zijde van [eiser]. Daarbij is bepaald dat in deze akte uitsluitend een reactie op het proces-verbaal van comparitie mag worden gegeven en dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is dat alsnog een antwoord in reconventie wordt genomen.
In strijd met hetgeen in het proces-verbaal is bepaald, heeft [eiser] na de comparitie feitelijk niet een (beperkte) akte genomen, maar een conclusie waarin hij het geschil in volle omvang bespreekt. De rechtbank verwerpt de stelling van [eiser], dat de kwestie in volle omvang ter comparitie aan de orde is geweest en dat hij naar aanleiding daarvan ook de mogelijkheid heeft gekregen zijn visie op de zaak in volle omvang naar voren te brengen. Immers, ter comparitie is het geschil niet in volle omvang aan de orde geweest, maar is – bij afwezigheid van [eiser] en zijn advocaat – uitsluitend de verklaring van [gedaagde sub 1] opgenomen. De stelling van [eiser], dat het er om gaat de feiten boven tafel te krijgen op basis waarvan de rechtbank tot een oordeel dient te komen, wordt eveneens verworpen. De waarheidsvinding is immers aan regels gebonden, waaraan ook [eiser] zich dient te houden. De omstandigheid dat, naar [eiser] stelt, [gedaagde sub 1] door de gang van zaken niet in zijn verdediging is geschaad, is in dit verband niet relevant. Gezien het voorgaande zal de rechtbank dan ook voorbijgaan aan hetgeen [eiser] in zijn conclusie heeft gesteld voor zover dat niet kan worden beschouwd als een reactie op hetgeen ter comparitie aan de orde is geweest. Dit geldt evenzeer voor de antwoordakten die partijen nadien nog hebben genomen, voor zover deze akten zich niet beperken tot hetgeen ter comparitie is verklaard.
in conventie
Uit het rapport van de door de rechtbank benoemde deskundige blijkt dat de vloer, voor zover de deskundige heeft kunnen vaststellen, uitstekend voldoet aan een gangbaar gezoet niveau, korrel 400. Daarnaast staat in het rapport vermeld dat de vloer recht, strak en vlak oogt, dat onderzoek met de waterpas aangeeft dat de vloer voldoende vlak en waterpas is aangebracht en dat er geen hoogteverschil in de onderlinge tegels zit. Er bestaat geen aanleiding om aan deze constateringen van de deskundige te twijfelen. Daarom houdt de rechtbank het ervoor dat [gedaagde sub 1] de vloer naar behoren heeft gezoet en gevlakt. De deskundige heeft voorts in zijn rapport verklaard dat de smoezelige uitstraling van de vloer is op te lossen door de vloer grondig te reinigen, de voegen te controleren en eventueel te herstellen en de vloer na te behandelen met een kunststof pad en dan eventueel weer goed te reinigen, waarna het normale onderhoud met een natuurzeep kan aanvangen. De deskundige heeft voorgerekend dat de kosten van deze maatregelen ongeveer € 640,- exclusief btw bedragen. Deze verklaring van de deskundige is als zodanig niet door partijen betwist, zodat deze vaststaat.
Nu, gezien het voorgaande, voor een bedrag van ongeveer € 640,- maatregelen hadden kunnen worden genomen om de vloer te laten voldoen aan de daaraan in redelijkheid te stellen eisen, is de rechtbank van oordeel dat de tekortkoming van [gedaagde sub 1] van te geringe aard is om ontbinding van de overeenkomst door [eiser] te rechtvaardigen. Dit brengt met zich dat de betalingsverplichting van [eiser] in stand blijft en dat zijn vordering tot terugbetaling van de door hem aan [gedaagde sub 1] betaalde € 8.000,- moet worden afgewezen.
Voor zover [eiser] zich op het standpunt stelt dat hij als gevolg van de problemen met de vloer dubbele woonlasten heeft gehad en hij deze kosten wil verhalen op [gedaagde sub 1], overweegt de rechtbank als volgt.
[eiser] voert ten eerste aan dat hij zijn huurovereenkomst met twee maanden heeft kunnen verlengen tot 1 juni 2004. De huurprijs bedroeg € 1.428,- per maand, zodat het aanhouden van zijn huurwoning [eiser] € 2.856,- heeft gekost. [gedaagde sub 1] heeft dit niet betwist. De vordering is in zoverre dan ook toewijsbaar.
Verder stelt [eiser] dat hij vanuit zijn huurwoning is verhuisd naar een appartement, waarvoor hij een maandelijkse vergoeding was verschuldigd van € 1.000,-. Voor de periode juni 2004 tot augustus 2005 komt dit neer op € 14.000,-. [gedaagde sub 1] voert het verweer dat de gestelde kosten voor het verblijf in het appartement te hoog zijn, omdat het appartement eigendom is van het bedrijf waarvan [eiser] directeur en enig aandeelhouder is. Gelet op de betwisting door [gedaagde sub 1] zal [eiser] in de gelegenheid worden gesteld nader te onderbouwen dat het verblijf in het appartement hem € 1.000,- per maand heeft gekost. Daarnaast zal [eiser] worden opgedragen te bewijzen dat hij tot augustus 2005 in het appartement heeft moeten verblijven. De rechtbank acht in dit verband van belang dat de door de rechtbank benoemde deskundige al op 22 september 2004 de vloer heeft onderzocht, dat (slechts) tot begin december 2004 niets aan de woning kon worden gedaan omdat partijen in afwachting waren van het deskundigenbericht en dat volgens het deskundigenbericht (slechts) twee mandagen nodig zijn om de vloer te laten voldoen aan de daaraan in redelijkheid te stellen eisen.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
in reconventie
Gelet op hetgeen in conventie is overwogen, was [eiser] onbevoegd om tot ontbinding van de overeenkomst over te gaan. Voor zover [gedaagde sub 1] een verklaring voor recht vordert dat [eiser] onbevoegd was tot ontbinding, is deze vordering dan ook toewijsbaar. Omdat [eiser] ondubbelzinnig te kennen heeft gegeven dat hij geen vertrouwen meer heeft in herstel van de vloer door [gedaagde sub 1], moet de (onbevoegd ingeroepen) ontbinding worden gekwalificeerd als een opzegging in onvoltooide staat als bedoeld in artikel 7:764 BW. De vordering van [gedaagde sub 1] tot een verklaring voor recht met die strekking moet daarom eveneens worden toegewezen.
Voorts vordert [gedaagde sub 1] veroordeling van [eiser] tot betaling van – kort samengevat – de voor het werk geldende prijs tot aan het moment van het reinigen en impregneren, de (bijkomende) kosten samenhangend met het voorlopige deskundigenonderzoek, alsmede de gederfde winst op de niet uitgevoerde bijkomende werkzaamheden zoals plinten, vensterbank en trap. Voor het antwoord op de vraag of deze vordering toewijsbaar is, is van belang of [eiser] gezoete of gepolijste tegels heeft besteld. Indien komt vast te staan dat [eiser], zoals hij stelt, gezoete tegels heeft besteld, is het immers niet redelijk om hem de kosten van het schuren en zoeten van de geleverde, gepolijste tegels in rekening te brengen.
Nu [gedaagde sub 1] betaling vordert van [eiser] en [eiser] de verschuldigdheid daarvan gemotiveerd betwist, zal [gedaagde sub 1] worden opgedragen te bewijzen dat [eiser] de geleverde, gepolijste tegels heeft besteld.
Indien [gedaagde sub 1] slaagt in het leveren van dit bewijs, is haar vordering toewijsbaar als gevorderd. Aan de betwisting door [eiser] van de (hoogte van de) schadeposten van [gedaagde sub 1] zal dan worden voorbijgegaan. Zoals immers in overweging 4.4. is overwogen, zullen de na de comparitie genomen akten buiten beschouwing worden gelaten voor zover deze betrekking hebben op onderdelen van het geschil die niet ter comparitie aan de orde zijn geweest.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
De beslissing
De rechtbank
in conventie
draagt [eiser] op te bewijzen dat het verblijf in het appartement € 1.000,- kostte en dat hij tot augustus 2005 in het appartement heeft moeten verblijven,
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 11 januari 2006 voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bepaalt dat [eiser], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
bepaalt dat [eiser], indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op dinsdagen in de maanden februari tot en met april 2006 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. O. Nijhuis in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
draagt [gedaagde sub 1] op te bewijzen dat [eiser] de geleverde, gepolijste tegels heeft besteld,
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 11 januari 2006 voor uitlating door [gedaagde sub 1] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bepaalt dat [gedaagde sub 1], indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
bepaalt dat [gedaagde sub 1], indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op dinsdagen in de maanden februari tot en met april 2006 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. O. Nijhuis in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2005.
de griffier de rechter
coll: JC