ECLI:NL:RBARN:2005:AV1646

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
133043
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot voortzetting executie van vonnis in kort geding tussen ex-partners over verdeling van een auto

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee ex-partners over de verdeling van een auto. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.E. Bosman, heeft een verbod gevorderd op de voortzetting van de executie van een eerder vonnis van de kantonrechter, waarin zij bij verstek was veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de gedaagde. De eiseres betwist dat het vonnis op de juiste wijze aan haar is betekend, waardoor zij niet op de hoogte was van de procedure. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J.F. Schouwenaar, stelt dat de eiseres bekend was met het vonnis en dat de verzetdagvaarding te laat is ingediend.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eiseres op 9 september 2005 telefonisch contact heeft gehad met het deurwaarderskantoor, maar dat er geen bewijs is dat zij op dat moment al bekend was met het vonnis. De rechter oordeelt dat de verzettermijn nog niet was gaan lopen op dat moment. Bovendien is er een faxbericht van het deurwaarderskantoor dat bevestigt dat de dagvaarding en het vonnis op het verkeerde adres zijn betekend. Hierdoor is het aannemelijk dat de bodemrechter het verstekvonnis zal vernietigen.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van de eiseres toegewezen en het gedaagde verboden om de executie van het vonnis voort te zetten totdat de bodemrechter in de verzetzaak uitspraak heeft gedaan. Tevens is er een dwangsom opgelegd aan de gedaagde voor het geval hij het verbod overtreedt. De kosten van het kort geding zijn voor rekening van de gedaagde. Dit vonnis is uitgesproken op 29 november 2005.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 133043 / KG ZA 05-661
Vonnis in kort geding van 29 november 2005
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur en advocaat mr. M.E. Bosman te Velp, gemeente Rheden,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.F. Schouwenaar te Velp, gemeente Rheden.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de advocaat van [eiseres].
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Partijen zijn ex-partners en hebben een geschil over de verdeling van een auto. [gedaagde] stelt dat deze auto gemeenschappelijk eigendom is geweest en betoogt dat hij derhalve recht heeft op de helft van de waarde van de auto. [eiseres] betwist deze vordering.
2.2. Inzake voornoemd geschil is [eiseres] bij vonnis van 21 maart 2005 van de kantonrechter te Arnhem bij verstek veroordeeld een bedrag van € 1.043,69, te vermeerderen met rente en kosten, aan [gedaagde] te voldoen. De inleidende dagvaarding, alsmede het vonnis zijn betekend aan het adres [adres], terwijl volgens de Gemeentelijke Basis Administratie [eiseres] sinds 19 juli 2003 staat ingeschreven op het adres [adres].
2.3. Op 8 september 2005 heeft [eiseres] van het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen vernomen dat er op 5 september 2005 executoriaal beslag is gelegd op haar WAO-uitkering door deurwaarderskantoor Waters, Ooms en Legel. [eiseres] heeft vervolgens op 9 september 2005 telefonisch contact opgenomen met het deurwaarderskantoor. Een medewerker heeft [eiseres] in dat gesprek medegedeeld dat zij haar bezwaren schriftelijk kenbaar moest maken.
2.4. Op 13 september 2005 is op het adres van [eiseres] aan de [adres] door de deurwaarder een brief achtergelaten waaruit blijkt dat [gedaagde] executoriaal beslag heeft laten leggen op de WAO-uitkering van [eiseres].
2.5. Op 10 oktober 2005 heeft [eiseres] na meerdere verzoeken daartoe het dossier van het deurwaarderskantoor ontvangen.
2.6. [eiseres] heeft op 11 oktober 2005 een verzetdagvaarding uitgebracht.
2.7. Voornoemd deurwaarderskantoor heeft [gedaagde] op 13 oktober 2005 medegedeeld dat al voor het uitbrengen van de dagvaarding duidelijk was dat [eiseres] niet meer op het adres te Arnhem woonde en dat verzuimd is dit in de dagvaarding aan te passen, waardoor de dagvaarding, alsmede het vonnis niet op het juiste adres zijn betekend.
Het geschil
[eiseres] vordert [gedaagde] op straffe van verbeurte van een dwangsom te verbieden de verdere executie van het vonnis van 21 maart 2005 voort te zetten.
3.2. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat het executoriale beslag en de op grond daarvan gedane inhoudingen op haar WAO-uitkering onrechtmatig zijn. De dagvaarding en het verstekvonnis zijn niet op het juiste adres betekend, zodat [eiseres] niet op de hoogte was van de procedure. Pas op 10 oktober 2005 heeft [eiseres] de stukken van de deurwaarder ontvangen, waarna zij op 11 oktober 2005 - en dus tijdig - de verzetdagvaarding heeft uitgebracht. De executie van voormeld vonnis dient dan ook te worden gestaakt totdat de bodemrechter een uitspraak heeft gedaan.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
Voorop wordt gesteld dat het niet aan de voorzieningenrechter is om aan een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis zijn kracht tot tenuitvoerlegging bij voorraad te ontnemen. Daarvoor kan alleen reden zijn als die tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren. Van zulk misbruik is sprake indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk berust op een evidente juridische of feitelijke misslag van de rechter die het vonnis wees of indien er sprake is van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten die klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat nu [eiseres] op 9 september 2005 telefonisch contact heeft gehad met het deurwaarderskantoor over het beslag, zij bekend is geraakt met het vonnis van 21 maart 2005. Op 9 september 2005 is de verzettermijn gaan lopen, zodat de verzetdagvaarding van 11 oktober 2005 te laat is uitgebracht. De vordering dient volgens [gedaagde] dan ook te worden afgewezen.
Ingevolge 143 Rv geldt een verzettermijn van vier weken vanaf de datum van betekening van het vonnis of vanaf de datum waarop de veroordeelde een daad heeft gepleegd waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de tenuitvoerlegging daarvan hem bekend is. Vereist is derhalve niet alleen dat de veroordeelde bekend is met het vonnis of met de aangevangen tenuitvoerlegging, maar ook dat hij van deze bekendheid blijk heeft gegeven. Dat is pas het geval als een daad naar buiten is verricht en de hiervoor bedoelde bekendheid daaruit ondubbelzinnig volgt (vergelijk Hoge Raad 23 september 2005, LJN AT4071).
Uit het faxbericht van het deurwaarderskantoor van 13 oktober 2005 blijkt dat tijdens het telefonisch onderhoud op 9 september 2005 afgesproken is dat [eiseres] haar bezwaren schriftelijk kenbaar zou maken. Niet gesteld of gebleken is dat [eiseres] met de medewerker van het deurwaarderskantoor heeft gesproken over het vonnis, meer in het bijzonder over de vordering, de hoogte van het bedrag waartoe [eiseres] is veroordeeld of het gerecht dat [eiseres] heeft veroordeeld. Voorshands kan dan ook niet worden geoordeeld dat [eiseres] op 9 september 2005 al bekend was met het vonnis. Om die reden kan de opmerking van [eiseres] tijdens het telefoongesprek dat zij wilde overleggen met haar advocaat – nog daargelaten of een dergelijke opmerking kan worden gekwalificeerd als een naar buiten verrichte daad – ook niet als een daad van bekendheid worden aangemerkt. Voorshands geoordeeld is de verzettermijn op 9 september 2005 nog niet gaan lopen.
De vraag of de brief van de deurwaarder van 13 september 2005 beschouwd moet worden als een aangevangen tenuitvoerlegging in de zin van artikel 143 lid 3 Rv kan onbesproken blijven. Mocht immers al worden uitgegaan van de datum 13 september 2005 dan is het verzet binnen vier weken en dus tijdig ingesteld.
Nu voorlopig geoordeeld de verzetdagvaarding tijdig is uitgebracht en de deurwaarder in zijn fax van 13 oktober 2005 heeft aangegeven dat de dagvaarding en het vonnis in de verstekzaak op het verkeerde adres zijn betekend, acht de voorzieningenrechter het niet onaannemelijk dat de bodemrechter het verstekvonnis zal vernietigen omdat het mede gebaseerd is op een onjuist gebleken betekening van de dagvaarding. Er bestaat derhalve aanleiding om de verdere executie te verbieden totdat de bodemrechter in de verzetzaak uitspraak heeft gedaan in het aan deze vordering ten grondslag liggende geschil.
De vordering zal derhalve worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en aan een maximum zal worden gebonden. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de kosten van dit kort geding worden verwezen.
De beslissing
De voorzieningenrechter
verbiedt [gedaagde] één week na betekening van dit vonnis de verdere executie van het vonnis van 21 maart 2005 tussen partijen gewezen, voort te zetten totdat de bodemrechter in de verzetzaak uitspraak heeft gedaan;
veroordeelt [gedaagde] om ingeval hij (na betekening van dit vonnis) bovenstaand verbod overtreedt, aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 1.000,- per keer dat [gedaagde] door een handeling en/of inhouding er blijk van geeft de executie van voormeld vonnis voort te willen zetten, echter met een maximum van € 10.000,-;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van deze procedure, aan de zijde van [eiseres] tot aan deze uitspraak bepaald op € 1.145,60, waarvan te betalen aan de griffier van deze rechtbank (op bankrekening nr. 19.23.25.752 ten name van MvJ Arrondissement Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem onder vermelding van zaak- en rolnummer) € 1.084,60, te weten:
- € 816,- wegens salaris procureur van [eiseres];
- € 85,60 wegens in debet gestelde exploitkosten;
- € 183,- wegens in debet gesteld griffierecht,
en het restant van € 61,- aan de procureur van [eiseres] wegens het eigen aandeel in het griffierecht;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
weigert het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst op 29 november 2005.
de griffier de rechter