zaaknummer / rolnummer: 125662 / HA ZA 05-642
Vonnis van 14 december 2005
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GARAGEBEDRIJF OLDE RIKKERT B.V.,
gevestigd te Borne,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHADEHERSTELBEDRIJF BORNE S.H.B. B.V., h.o.d.n. OLDE RIKKERT LEASE B.V.
gevestigd te Borne,
eiseressen,
procureur mr. G. Altena,
advocaat mr. P.M.H. Meiborg-Bartholomeus te Almelo,
1. [gedaagde sub 1],
wonende te Ede,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
F. KAMMINGA BEHEER B.V.,
gevestigd te Ede,
gedaagden,
procureur mr. T.J. van Veen,
advocaat mr. J.W. van der Linde te Ede.
Partijen zullen hierna Garagebedrijf OR, Schadeherstelbedrijf, samen eisers, en [gedaagde sub 1], K. Beheer, samen gedaagden, genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 augustus 2005
- het proces-verbaal van comparitie van 18 oktober 2005
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Op 9 oktober 2002 hebben K. Beheer en Garagebedrijf OR een “mantelovereenkomst huur personen/bedrijfsauto”, hierna de Mantelovereenkomst, gesloten. In deze Mantelovereenkomst is opgenomen dat partijen voornemens zijn met elkaar huurovereenkomsten ter zake van personenauto’s en bedrijfsauto’s te sluiten en dat zij daarom uit een oogpunt van doelmatigheid hebben besloten om éénmalig de huurvoorwaarden vast te stellen die steeds op alle tussen hen te sluiten huurovereenkomsten van toepassing zullen zijn.
2.2 Eveneens op 9 oktober 2002 hebben Gevelonderhoud [gedaagde sub 1] B.V., hierna Gevelonderhoud, en Garagebedrijf OR een huurcontract gesloten met betrekking tot een Volvo 70, kenteken 52-GF-RF. In deze huurovereenkomst kwamen, voor zover hier van belang, de volgende bepalingen voor:
“3. Huurprijs
3.1 Deze huur wordt aangegaan voor de periode van 24 maanden. Gedurende deze looptijd is de huur onzegbaar. De gewenste afleveringsdatum is: 09-10-2002.
3.2 Als ingangsdatum voor de huurperiode geldt de datum van de feitelijke aflevering. Niet-afname door de huurder van de door hem bestelde auto per afleveringsdatum laat de verplichtingen van de huurder krachtens dit huurcontract onverlet.
5 Toepasselijkheid mantelovereenkomst
Op deze huurovereenkomst zijn van toepassing de bepalingen van de Mantelovereenkomst Huur personenauto, tussen partijen onder contractnummer: 668 d.d. 9 oktober 2002 gesloten. De bepalingen van die overeenkomst maken een onverbrekelijk deel uit van het onderhavige huurcontract.”
2.3 Op 11 juli 2003 heeft Gevelonderhoud met Olde Rikkert Lease B.V. een viertal huurovereenkomsten gesloten met betrekking tot Volkswagen Transporters. Ook in deze contracten waren opgenomen de bepalingen onder artikel 3 en 5 zoals hierboven bij 2.2 weergegeven, met dien verstande dat als gewenste afleverdatum was opgenomen 11 juli 2003.
2.4 Bij faxbrieven gedateerd 2 en 14 juli 20004 heeft Olde Rikkert Lease B.V. aan [gedaagde sub 1] B.V. ter attentie van F. [gedaagde sub 1] een betalingsherinnering gestuurd ter zake van openstaande lease fakturen ter grootte van € 5.967,18.
2.5 Bij brief van 16 juli 2004 laten [gedaagde sub 1] en J. [betrokkene] aan relaties, onder wie Garagebedrijf OR, weten dat [gedaagde sub 1] een aantal bedrijven, waaronder Gevelonderhoud, heeft verkocht aan [betrokkene]. In deze brief zijn de gegevens van [betrokkene] opgenomen.
2.6 Bij brief van 27 juli 2004 heeft Garagebedrijf OR aan de [gedaagde sub 1]groep, ter attentie van [gedaagde sub 1], een overzicht gestuurd van openstaande posten. [gedaagde sub 1] werd gemaand het openstaande bedrag van € 11.568,76 uiterlijk per 1 augustus 2004 te betalen. Toen betaling uitbleef heeft Garagebedrijf OR een incassobureau ingeschakeld dat op 20 augustus 2004 gedaagden gesommeerd heeft tot betaling van de hoofdsom plus rente en incassokosten. Toen gedaagden hadden laten weten dat zij geen lease overeenkomsten hadden gesloten met Garagebedrijf OR heeft het incassobureau bij brief van 24 augustus 2004 de lease overeenkomsten beëindigd en aangezegd dat aan K. Beheer en/of [gedaagde sub 1] een eindafrekening, onder verrekening van kosten en derving, zou worden gestuurd. Op of omstreeks 27 augustus 2004 heeft Garagebedrijf OR de auto’s, de Volvo en de vier VW Transporters, opgehaald.
2.7 Op 24 september 2004 is Gevelonderhoud failliet verklaard waarna de curator op 29 september 2004 aan Garagebedrijf OR heeft bericht dat, voor zover er lease contracten bestonden tussen haar en Gevelonderhoud, deze werden opgezegd.
2.8 Bij brief van 16 september 2004 heeft Garagebedrijf OR aan gedaagden een aanmaning gestuurd om de openstaande nota’s ter grootte van € 44.238,65 uiterlijk binnen vijf dagen te betalen. Gedaagden hebben niet betaald.
3 Het geschil
3.1 Eisers vorderen - samengevat – primair een verklaring voor recht dat [gedaagde sub 1] jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld als bestuurder van Gevelonderhoud en veroordeling van gedaagden tot betaling van € 1.895,95 met wettelijke rente aan Garagebedrijf OR en € 46.065,68, te vermeerderen met wettelijke rente, aan Schadeherstelbedrijf. Subsidiair vordert Garagebedrijf OR K. Beheer te veroordelen tot betaling aan haar van € 1.895.95, te vermeerderen met de wettelijk rente en vordert Schadeherstelbedrijf de veroordeling van K. Beheer tot betaling van € 43.072,39, te vermeerderen met de wettelijk rente. Tevens wordt een kostenveroordeling gevorderd.
3.2 Eisers leggen daaraan, kort samengevat, ten grondslag dat [gedaagde sub 1] gehouden is de schade tengevolge van de wanprestatie van Gevelonderhoud te vergoeden omdat hij als bestuurder daarvoor persoonlijk aansprakelijk is. Subsidiair heeft K. Beheer als contractspartij te gelden bij de huur/lease overeenkomst omdat de Mantelovereenkomst is aangegaan met K. Beheer en deze Mantelovereenkomst de basis is voor de rechtsverhouding van partijen.
3.3 Gedaagden voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1 Gedaagden wijzen erop dat Garagebedrijf OR ten tijde van de dagvaarding op 4 april 2005 niet meer bestond onder deze naam aangezien uit het Handelsregister blijkt dat met ingang van 29 maart 2005 de naam is gewijzigd in Holri Beheer B.V. Voor zover gedaagden hiermee willen aangeven dat Garagebedrijf OR daarom geen partij kan zijn in deze procedure en om die reden haar vordering moet worden afgewezen passeert de rechtbank dit verweer. Gebleken is immers dat alleen de naam van de vennootschap is veranderd en de identiteit is blijven bestaan. Het dagvaarden op naam van Garagebedrijf OR berust op een kennelijke vergissing die voor gedaagden kenbaar is. Gedaagden zijn niet in hun verdediging geschaad als voor Garagebedrijf OR gelezen wordt Holri Beheer B.V..
4.2 Met betrekking tot Schadeherstelbedrijf h.o.d.n. Olde Rikkert Lease B.V. merken gedaagden op dat de huurcontracten met betrekking tot de VW Transporters zijn gesloten met Olde Rikkert Lease B.V. maar dat de besloten vennootschap blijkens het Handelsregister pas is opgericht op 29 maart 2005 terwijl de overeenkomsten dateren van 11 juli 2003. Met Schadebedrijf hebben gedaagden geen overeenkomsten gesloten en ook wordt blijkens het Handelsregister de handelsnaam Olde Rikkert Lease B.V. niet gebruikt door Schadeherstelbedrijf. Op de comparitie is van de kant van eisers naar voren gebracht dat de overeenkomsten werden gesloten met Garagebedrijf OR maar dat Garagebedrijf OR voor de lease poot een aparte vennootschap wilde oprichten met de naam Olde Rikkert Lease B.V., hetgeen in 2005 ook is gebeurd. Tevens heeft Schadeherstelbedrijf aangevoerd dat het nummer van inschrijving bij de KvK dat Olde Rikkert Lease B.V. vanaf juli 2003 vermeldde op facturen overeenkomt met het nummer van inschrijving van Schadeherstelbedrijf en dat Schadeherstelbedrijf heeft gehandeld onder de naam Olde Rikkert Lease B.V. zodat Schadeherstelbedrijf als partij bij de lease-overeenkomsten van juli 2003 heeft te gelden.
4.3 De rechtbank overweegt daarover als volgt. Vaststaat dat in de huur/lease overeenkomsten met betrekking tot de vier VW Transporters, gesloten op 11 juli 2003, als verhuurder wordt genoemd Olde Rikkert Lease B.V. terwijl Olde Rikkert Lease B.V. toen nog niet was opgericht. Eisers die stellen dat één van hen partij was bij die overeenkomst zullen, conform de hoofdregel van artikel 150 Rv, feiten en omstandigheden moeten bewijzen waaruit kan volgen dat één van hen beschouwd moet worden als verhuurder bij de huurovereenkomsten van 11 juli 2003. Daarvoor is van belang wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Eisers zullen daartoe een bewijsopdracht krijgen. Daarbij merkt de rechtbank reeds nu op dat indien dit zou leiden tot een eiswijziging de extra kosten die dat mogelijk voor gedaagden meebrengt voor rekening van eisers moeten komen.
4.4 Gezien het bovenstaande komt de rechtbank thans niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering van Schadeherstelbedrijf met betrekking tot de huurovereenkomsten van 11 juli 2003 aangaande de VW Transporters. De rechtbank houdt op dit punt iedere beslissing aan.
4.5 Resteert de beslissing over de vordering van Garagebedrijf OR uit hoofde van de huurovereenkomst met betrekking tot de Volvo, in hoofdsom groot € 1.166,38, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten en rente. Primair heeft Garagebedrijf OR daarvoor [gedaagde sub 1] aansprakelijk gesteld als bestuurder van K.Beheer.
4.6 Garagebedrijf OR heeft daartoe gesteld dat nu uit de bij de KvK gedeponeerde balans per 31 december 2002 blijkt dat Gevelonderhoud ultimo 2002 een negatief eigen vermogen had en Gevelonderhoud in 2002 sterk verliesgevend heeft gedraaid [gedaagde sub 1] er rekening mee had moeten houden dat de vennootschap langlopende contracten, zoals dit leasecontract voor 24 maanden, niet zou kunnen blijven betalen. Bij het sluiten van de lease-overeenkomst met betrekking tot de Volvo wist [gedaagde sub 1] of moest hij redelijkerwijs weten dat Gevelonderhoud [gedaagde sub 1] niet naar behoren aan haar verplichtingen uit deze overeenkomst zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de schade die daardoor zou worden veroorzaakt. Tevens kan [gedaagde sub 1] volgens Garagebedrijf OR verweten worden dat hij de aandelen in Gevelonderhoud circa twee maanden vóór het faillissement heeft vervreemd waardoor hij willens en wetens de ondergang van Gevelonderhoud op de koop toe heeft genomen. Garagebedrijf OR legt ter ondersteuning van deze stelling over een faillissementsverslag van 4 november 2004 betreffende een andere voormalige vennootschap van [gedaagde sub 1], Schilderwerken [gedaagde sub 1] B.V..
4.7 [gedaagde sub 1] heeft de stellingen van Garagebedrijf OR gemotiveerd bestreden. Daartoe heeft [gedaagde sub 1] aangevoerd dat het feit dat een bedrijf een negatief eigen vermogen heeft niet betekent dat zij niet aan haar verplichtingen kan voldoen. Tevens heeft [gedaagde sub 1] aangevoerd dat toen hij Gevelonderhoud verkocht aan [betrokkene] hij niet wist dat [betrokkene] het bedrijf niet zou voortzetten. Als hij dat wel had geweten zou hij geen geld in het bedrijf hebben laten zitten, zoals hij gedaan heeft. Bovendien is [gedaagde sub 1] van oordeel dat alle verplichtingen ter zake van de Volvo zijn voldaan.
4.8 Voor de persoonlijke aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] als bestuurder van Gevelonderhoud is nodig dat [gedaagde sub 1] wist of behoorde te weten op het moment van het sluiten van de lease-overeenkomst, te weten in oktober 2002, dat Gevelonderhoud haar verplichtingen uit die overeenkomst niet kon nakomen. Tegenover de stellingen van Garagebedrijf OR staat de gemotiveerde ontkenning door [gedaagde sub 1]. Daar komt nog bij dat uit de openstaande nota’s blijkt dat de betalingsverplichtingen uit deze lease-overeenkomst tot en met mei/juni 2004 zijn nagekomen. Gezien het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat Garagebedrijf OR ter zake van de persoonlijke aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] te weinig heeft gesteld om tot bewijs van haar stellingen te worden toegelaten. De rechtbank zal dit deel van de vordering van Garagebedrijf OR afwijzen.
4.9 Subsidiair heeft Garagebedrijf OR van K. Beheer betaling gevorderd van € 1.166,38 ter zake van de lease van de Volvo. Garagebedrijf OR heeft daartoe aangevoerd dat toen [gedaagde sub 1] het leasecontract met betrekking tot de Volvo op naam van Gevelonderhoud wilde stellen, omdat degene die gebruik zou maken van de Volvo in dienst was van Gevelonderhoud, op verzoek van Garagebedrijf O.R. ook K. Beheer erbij betrokken is om zekerheid te krijgen voor de betaling omdat Gevelonderhoud een jonge vennootschap was. Nu in de lease-overeenkomst wordt verwezen naar de Mantelovereenkomst maakt de Mantelovereenkomst deel uit van de lease-overeenkomst en is K. Beheer, volgens Garagebedrijf OR, ook gebonden aan het leasecontract. Op de comparitie heeft K. Beheer erkend dat zij met betrekking tot de Volvo partij geworden is bij de lease-overeenkomst en om die reden betalingsverplichtingen heeft. Dit betekent dat K. Beheer in beginsel gehouden is de verplichtingen uit deze overeenkomst na te komen.
4.10 Garagebedrijf OR vordert betaling door K. Beheer van een bedrag in hoofdsom groot € 1.166,38 terwijl de volgende nota’s als onbetaald worden overgelegd:
Nota van 01-06-2004, nummer 200406172, eigen risico € 250,-
Nota van 01-07-2004, nummer 200407026, leasetermijn juli, € 1.086,23
Nota van 26-07-2004, nummer 200407062, leasetermijn augustus, € 1.086,23
Nota van 04-09-2004, nummer 200409034, leasetermijn september € 1.078,-
tot en met 9 oktober € 323,46.
Al deze bedragen zijn exclusief BTW.
Niet duidelijk is op welke van deze facturen de vordering van Garagebedrijf OR is gebaseerd en hoe zij het gevorderde bedrag berekend heeft.
4.11 Met betrekking tot de hoogte van het door Garagebedrijf OR gevorderde bedrag heeft K. Beheer aangevoerd dat alle nota’s zijn betaald en dat, nu Garagebedrijf OR de Volvo eind augustus 2004 heeft opgehaald, zij geen recht heeft op de leasetermijnen vanaf september 2004. Immers in het leasecontract staat bij 3.1 dat de overeenkomst onzegbaar is. Volgens K. Beheer is dat een verschrijving voor opzegbaar. Garagebedrijf OR daarentegen stelt dat voor onzegbaar gelezen moet worden onopzegbaar hetgeen volgens haar blijkt uit de aard van de overeenkomst en de verdere tekst van het contract.
4.12 De rechtbank oordeelt daarover als volgt. Duidelijk is dat onzegbaar een typefout is en dat niet terstond duidelijk is wat er had moeten staan. Dit betekent dat deze bepaling moet worden uitgelegd. Daarbij komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij deze uitleg dient de rechter rekening te houden met alle bijzondere omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de aard van de overeenkomst, de andere bepalingen van het contract en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de verschillende interpretaties zouden leiden. Met betrekking tot de overige bepalingen van de overeenkomst wijst de rechtbank met name op artikel 3 lid 1 dat begint met de bepaling dat de huur wordt aangegaan voor een periode van 24 maanden. Daarnaast bepaalt artikel 3 lid 2 dat bij niet-afname van de auto door de huurder dit de verplichtingen uit dit contract voor de huurder onverlet laat. De betalingsverplichting van de huurder blijft in dat geval dus bestaan. In het licht van deze contractsbepalingen en het feit dat het, gezien de aanzienlijke investering die de verhuurder heeft moeten doen, onaannemelijk zou zijn dat de huurder de huurovereenkomst op ieder moment zou kunnen opzeggen, is de rechtbank van oordeel dat onzegbaar gelezen moet worden als onopzegbaar. Dit betekent dat Garagebedrijf OR in beginsel recht heeft op betaling van de huurprijs tot en met 9 oktober 2004, zijnde 24 maanden na het beschikbaar komen van de Volvo.
4.13 De rechtbank is van oordeel dat, toen bleek dat K. Beheer weigerde de openstaande facturen te voldoen, Garagebedrijf OR gerechtigd was de overeenkomst bij brief van 24 augustus 2004 te beëindigen en de Volvo op 27 augustus 2004 op te halen. Daarnaast heeft K. Beheer gesteld dat Garagebedrijf OR de Volvo (vrijwel) meteen door heeft verhuurd zodat Garagebedrijf OR om die reden geen schade lijdt en dus ook geen recht heeft op vergoeding daarvan.
4.14 Gezien de gemotiveerde betwisting door K. Beheer is het aan Garagebedrijf OR om feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit de omvang van haar vordering blijkt.
4.15 K. Beheer heeft weliswaar de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten bestreden maar vaststaat dat Garagebedrijf O.R. een incassobureau heeft ingeschakeld en daardoor diverse sommaties zijn verstuurd en correspondentie met K. Beheer is gevoerd zodat de verschuldigdheid daarvan in beginsel vaststaat. De rechtbank zal deze kosten dan ook toewijzen berekend volgens het Voorwerk II rapport.
4.16 Ter zake van de gevorderde wettelijke rente heeft K. Beheer geen verweer gevoerd zodat de verschuldigdheid daarvan vaststaat, te rekenen vanaf de vervaltermijnen tot aan de dag der voldoening.
4.17 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5 De beslissing
De rechtbank
5.1 draagt eisers op te bewijzen dat met Olde Rikkert Lease B.V. in de huurcontracten met betrekking tot de VW Transporters één van de volgende bedrijven/rechtspersonen bedoeld wordt: Garagebedrijf OR of Schadeherstelbedrijf,
5.2 draagt Garagebedrijf OR op te bewijzen dat K. Beheer ter zake van de lease-overeenkomst met betrekking tot de Volvo aan haar ter zake van openstaande facturen verschuldigd is een bedrag van € 1.166,38 of enig ander bedrag in het licht van hetgeen de rechtbank in 4.10 en 4.13 heeft overwogen,
5.3 bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 28 december 2005 voor uitlating door eisers of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.4 bepaalt dat eisers indien zij geen bewijs door getuigen willen leveren maar wel bewijsstukken willen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
5.5 bepaalt dat eisers, indien zij getuigen willen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op woensdagen in de maanden januari tot en met maart 2006 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van de getuigenverhoren zullen worden bepaald,
5.6 bepaalt dat de getuigenverhoren zullen plaatsvinden op de terechtzitting van mr. G. Perrick in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.7 bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.8 houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2005.