ECLI:NL:RBARN:2005:AV0512

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
9 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
109640
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding van koopovereenkomst van motorjacht wegens gebreken aan het laminaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 9 november 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een particulier, en gedaagde, de besloten vennootschap Neptune Marine Shipbuilding B.V., over de ontbinding van een koopovereenkomst van een motorjacht. Eiser had op 17 oktober 2002 een koopovereenkomst gesloten voor de aankoop van een Neptunes 41 Sport, maar na constatering van gebreken aan het schip heeft hij op 8 oktober 2003 buitengerechtelijk de ontbinding ingeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de buitengerechtelijke ontbinding op goede gronden is geschied, omdat het schip niet voldeed aan de wettelijke eisen die voortvloeien uit de Wet op de Pleziervaartuigen. De Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) had vastgesteld dat het laminaat van het schip niet voldeed aan de goedgekeurde specificaties, wat een ernstige tekortkoming vormde in de nakoming van de koopovereenkomst door Neptune. De rechtbank oordeelde dat de ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd was en dat eiser recht had op restitutie van de koopsom van € 365.518,78. Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van Neptune in reconventie afgewezen, waaronder de vordering tot teruggave van een bankgarantie en de vordering tot betaling van het restant van de koopsom. De rechtbank heeft de kosten van de procedure in reconventie voor Neptune als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 109640 / HA ZA 04-244
Datum vonnis: 9 november 2005
Vonnis
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur mr. P.C. Plochg,
advocaat mr. H.W. ten Katen te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEPTUNE MARINE SHIPBUILDING B.V.,
gevestigd te Aalst,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. G. P. Jongeneel te Sliedrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en Neptune worden genoemd.
1. Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 22 juni 2005 wordt naar dat vonnis verwezen. Daarna zijn de volgende processtukken gewisseld:
* een akteverzoek van de zijde van Neptune;
* een akteverzoek van de zijde van [eiser].
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten in conventie en reconventie
2.1 Neptune heeft het kajuitmotorjacht type Carlton 41 Sport, bouwnummer 41023, (hierna: het schip) gebouwd. Dit schip is voorzien van een CE-B markering van het European Certification Bureau Nederland B.V., hierna ECB. Volgens dit certificaat voldoet het jacht aan de eisen die de Wet Pleziervaartuigen stelt aan het in de handel brengen en in gebruik nemen van dergelijke snel varende motorjachten.
2.2 Het schip is in april 2002 toegewezen en geleverd aan de Franse dealer van Neptune in Cannes, in het bijzonder met het oogmerk om de grote watersporttentoonstellingen te bezoeken en om het schip te gebruiken voor demonstratiedoeleinden ten behoeve van potentiële kopers.
2.3 [eiser] heeft tijdens een bezoek aan een beurs zijn interesse voor het schip kenbaar gemaakt. Op 6 augustus 2002 heeft [eiser] een aanbetaling op het schip gedaan ter grootte van € 50.000,-. Daarna heeft [eiser] enkele dagen gevaren met het schip. [eiser] heeft toen een aantal gebreken aan het schip geconstateerd en daarvan aan de Franse dealer mededeling gedaan.
2.4 Op 16 oktober 2002 heeft [eiser] aan Neptune een brief geschreven waarin hij aangeeft zich grote zorgen te maken over de aftersales. Tevens is hierbij gevoegd een klachtenlijst met daarop 38 klachten waarvan, volgens hem, 35 klachten reeds dateren van begin augustus 2002. Op 17 oktober 2002 is de koopovereenkomst door partijen getekend. De koopsom bedroeg € 375.518,78. [eiser] heeft deze koopsom minus € 10.000,- betaald aan Neptune. Volgens punt 4 van de koopovereenkomst zou [eiser] dat bedrag van € 10.000,- betalen bij oplevering van het schip uiterlijk 1 november 2002. Aan de koopakte werd gehecht de klachtenlijst met 38 klachten; daarover stond in de koopakte vermeld: “wij gaan er vanuit dat de puntenlijst zoals besproken met HMD Yachting sarl zijn opgelost, zie aangehechte lijst”
2.5 In januari 2003 hebben partijen een ontmoeting op een beurs in Duitsland en brengt [eiser] opnieuw de klachten ter sprake die hij heeft over het schip. Ter bevestiging hiervan stuurt [eiser] Neptune op 25 januari 2003 een e-mail. Daarin verzoekt [eiser] Neptune de resterende klachten te verhelpen ([eiser] sluit bij de lijst met 38 klachten waarvan hij een aantal heeft doorgestreept), de door hem gemaakte directe kosten ter grootte van € 2.600,- in mindering te brengen op de te vorderen € 10.000,- en een voorstel te doen om tot een oplossing te komen ter zake van de door [eiser] geleden en te lijden schade.
2.6 Bij brief van 18 februari 2003 heeft Neptune [eiser] gesommeerd de resterende € 10.000,- te betalen. [eiser] heeft niet betaald.
2.7 In de zomer van 2003 heeft [eiser] enige tijd met het schip gevaren in Frankrijk. [eiser] heeft toen (opnieuw) een aantal gebreken geconstateerd. [eiser] heeft deze vastgelegd in een klachtenlijst met als opschrift “Klachtenlijst 41 Sport 19-08-03”. Nadat in de zomer van 2003 nog een medewerker van Neptune in Frankrijk naar het schip is komen kijken, heeft [eiser] het schip naar Nederland naar de werf van Neptune laten vervoeren voor onderzoek respectievelijk herstel; daar werden scheuren in het laminaat in de romp van het schip geconstateerd.
2.8 [eiser] heeft op of omstreeks 8 oktober 2003 buitengerechtelijk de ontbinding van de koopovereenkomst ingeroepen en het schip in handen gesteld van Neptune. Na overleg tussen partijen is op 7 en 26 november 2003 het jacht geïnspecteerd door twee deskundigen, één van Kersten Experts B.V. (hierna: Kersten), aangesteld door [eiser], en één van Arntz/van Helden B.V. (hierna: Arntz/Van Helden), aangesteld door Neptune.
2.9 Kersten heeft op 1 december 2003 aan [eiser] een voorlopig rapport van expertise uitgebracht. Daarin wordt de klachtenlijst van [eiser] gedateerd 19-08-2003 puntsgewijs besproken en wordt daarover opgemerkt dat vele van de door [eiser] geuite klachten terecht zijn. Op 26 januari 2004 wordt door Kersten een “definitief rapport van expertise” uitgebracht. Daarin is opgenomen het verslag van een door Intershipdesign uitgevoerd laminaatonderzoek. Intershipdesign meldt dat er door Neptune op het originele laminaat aanpassingen zijn gepleegd. Zo zou de harssoort een andere zijn en is de roving 600 vervangen door twee lagen UD/CSM combinatie. Kersten verbindt aan dit laminaatonderzoek de conclusie dat het laminaat niet voldoet aan de te stellen eisen. Op 8 februari 2004 heeft Intershipdesign naar aanleiding van opmerkingen van de zijde van Neptune een aanvullend onderzoeksverslag opgesteld. Daarin vermeldt Intershipdesign onder meer dat er visueel geen UD is aangetroffen in het laminaat.
2.10 Arntz/Van Helden heeft op 20 februari 2004 schriftelijk verslag uitgebracht aan Neptune. In dit expertiserapport komt Arntz/Van Helden ten aanzien van de klachtlijst van 19-08-03 tot de conclusie dat vele van de beweerde klachten nader onderzocht dienen te worden, dat de vastgestelde klachten relatief eenvoudig verholpen kunnen worden en dat een groot deel van de vastgestelde klachten veroorzaakt kunnen zijn door onvoldoende onderhoud of onoordeelkundig gebruik van het schip. De schade aan het laminaat zou veroorzaakt zijn tijdens het transport op een dieplader van Frankrijk naar Nederland. Tevens vermeldt het rapport dat naar het laminaat door een deskundige (Intershipdesign) nader onderzoek zou worden gedaan.
2.11 Naar aanleiding van het laminaatonderzoek door Intershipdesign heeft Neptune TNO opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar het laminaat. TNO heeft op 12 februari 2004 verslag uitgebracht aan Neptune. De ingeschakelde deskundigen hebben over en weer gereageerd op de rapportages en verschillen van mening over (de ernst van) de geconstateerde gebreken en met name over de kwaliteit van het laminaat van het schip.
2.12 Op 5 december 2004 heeft de Inspectie Verkeer en Waterstaat, hierna IVW, een orgaan van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat belast met het toezicht op de naleving van de Wet Pleziervaartuigen, een rapport uitgebracht over het schip getiteld “CE markering Neptunus 41 Sport, onderzoek naar aanleiding van klacht betreffende de CE markering van een Neptunus 41 Sport Jacht”. De betreffende klacht was ingediend door [eiser]. IVW geeft aan dat het rapport ten doel heeft twee vragen te beantwoorden, te weten:
A Is het typekeur voor de Neptunes 41 Sport, zoals afgegeven door het ECB terecht geweest?
B Voldoet het laminaat van de betreffende Neptunes 41 Sport van [eiser] aan de specificaties zoals goedgekeurd door het ECB en is het schip terecht voorzien van een verklaring van overeenstemming?
Het antwoord van IVW op vraag A is dat het ECB geen onterechte typekeur heeft verleend. In antwoord op vraag B luidt de conclusie van IVW dat het opgebouwde laminaat van de betreffende Neptunes 41 Sport zoals onderzocht, niet overeenkomt met het laminaatschema dat is opgesteld door de werf en goedgekeurd door het ECB op basis van ISO/DIS 12215-5.
2.13 Op 3 december 2004 heeft het ECB, naar aanleiding van een verzoek daartoe van Neptune, een onderzoeksrapport opgesteld betreffende een herbeoordeling van de bodemconstructie van de Neptunus 41 Sport. Nadat Neptune een laminaatversterking heeft aangebracht aan het schip heeft zij ECB verzocht opnieuw een onderzoek in te stellen naar de bodemconstructie van het schip. Het ECB heeft op 25 maart 2005 een "definitief onderzoeksrapport " opgesteld. In de Inleiding daarvan wordt het volgende vermeld:
Dit rapport behandelt de beoordeling van het reparatievoorstel (d.d. 31-01-2005) en de reparatie conform dit voorstel van Neptune op conformiteit met de essentiële eis 3.1 (Integriteit en constructie) uit Richtlijn 94/96 EC. Het product zoals gebouwd kwam niet overeen met de gecertificeerde specificaties. Middels deze reparatie wil Neptune het product aan de essentiële eis laten voldoen. Ter verificatie van de conformiteit met de essentiële eis heeft ECB de voorgestelde reparatieberekeningen getoetst en de reparatie tijdens twee inspecties beoordeeld.
De conclusie van het ECB is dat na de reparatie de sterkte van het vaartuig voldoende is om aan de essentiële eis 3.1 Integriteit en constructie) uit Richtlijn 94/26/EC, ontwerpcategorie B, te voldoen.
2.14 Na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft [eiser] op 9 februari 2004 voor een bedrag van € 700.000,- conservatoir beslag gelegd met sequestratie op motorjacht Neptunes 58 Hardtop en andere roerende zaken zoals aanwezig op de werf van Neptune in Aalst.
3. Het geschil in conventie en in reconventie
3.1 [eiser] vordert in conventie, verkort weergegeven, na wijziging van eis, dat de rechtbannk, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
- de tussen partijen op 17 oktober 2002 gesloten overeenkomst ontbindt en Neptune veroordeelt aan [eiser] te betalen de koopprijs die hij heeft voldaan, te weten € 365.518,78, dit laatste onder de voorwaarde dat [eiser] ten gunste van Neptune afstand doet van zijn eigendomsrecht op het schip;
- Neptune veroordeelt aan [eiser] te betalen € 193.891,53 ter vergoeding van de door [eiser] geleden schade waarin zijn begrepen de door [eiser] gemaakte kosten gemoeid met expertise en rechtsbijstand;
- Neptune veroordeelt aan [eiser] te betalen de forfaitaire kosten ad 15 % van de vordering;
- dit alles te vermeerderen met de contractuele rente ad 1 % per maand vanaf de datum van het sluiten van de koopovereenkomst, althans de datum van de buitengerechtelijke ontbinding, althans vanaf 1 februari 2004, met veroordeling van Neptune in de kosten van deze procedure, de kosten van beslaglegging daarbij inbegrepen.
3.2 [eiser] heeft daartoe gesteld dat Neptune haar leveringsverplichting niet naar behoren is nagekomen nu het schip een groot aantal gebreken vertoont die Neptune, voor zover dat mogelijk was, geweigerd heeft te herstellen althans niet afdoende heeft hersteld terwijl daarnaast sprake is van twee gebreken, te weten de vaarsnelheid en het laminaat, die niet hersteld kunnen worden. Met name het gebrek aan het laminaat dat niet voldeed aan de wettelijke eisen, rechtvaardigt de ontbinding van de overeenkomst omdat het schip daardoor niet veilig is.
3.3 Neptune heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [eiser] in de kosten. In reconventie vordert Neptune, samengevat, de veroordeling van [eiser] tot teruggave van de bankgarantie aan Neptune op straffe van een dwangsom en tot vergoeding van de schade die Neptune lijdt als gevolg van de afgedwongen bankgarantie en de veroordeling van [eiser] tot betaling van het restant van de koopsom, te weten
€ 10.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2002. Tevens vordert Neptune voorwaardelijk, voor het geval de overeenkomst terecht buitengerechtelijk is ontbonden, [eiser] te veroordelen om aan Neptune een gebruiksvergoeding te betalen voor het gebruik van het schip in de periode 1 augustus 2002 tot 1 december 2003 ter grootte van € 135.518,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2003, dit alles met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
3.4 Neptune heeft ter onderbouwing van haar reconventionele vordering gesteld dat zij al haar verplichtingen uit de koopovereenkomst is nagekomen en daarom recht heeft betaling van de volledige koopsom door [eiser]. Tevens is Neptune van oordeel dat [eiser] door het verzoeken van rechterlijke toestemming tot sequestratie van een motorjacht met een waarde van € 1.000.000,- jegens Neptune een onrechtmatige daad heeft gepleegd.
3.5 [eiser] heeft in reconventie gemotiveerd verweer gevoerd.
4 De beoordeling van het geschil
In conventie
4.1 Alhoewel de rechtbank op de comparitie van partijen van 10 september 2004 de zaak naar de rol van 13 oktober 2004 heeft verwezen voor opgave namen van deskundigen en aan de deskundige te stellen vragen, acht de rechtbank een deskundigenbericht, gezien de ontwikkelingen die zich nadien hebben voorgedaan, niet meer opportuun. Immers inmiddels zijn de omstandigheden in die zin gewijzigd dat IVW het schip van [eiser] heeft onderzocht en daarover een rapport heeft uitgebracht. Beide partijen hebben inmiddels schriftelijk gereageerd op de inhoud van dat rapport.
4.2 De meest vergaande stelling van [eiser] is dat zijn vorderingen moeten worden toegewezen nu is komen vast te staan dat het laminaat van het schip niet voldoet aan de wettelijke eisen, hetgeen de (buitengerechtelijke) ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigt. De rechtbank zal deze stelling als eerste behandelen.
4.3 [eiser] voert daartoe, samengevat, het volgende aan. Op grond van de Europese Richtlijn 94/ F25/ EG en de Wet op de Pleziervaartuigen mag een schip als de onderhavige Neptunes 41 Sport slechts in het verkeer worden gebracht indien het is voorzien van een CE-markering. Teneinde een CE-markering voor een schip te verkrijgen, dienen tekeningen te worden beoordeeld en goedgekeurd door een certificerende instantie. In Nederland is het ECB aangewezen als keuringsinstantie als voorzien in de Wet op de Pleziervaartuigen. ECB heeft de tekeningen van Neptune voor het onderhavige type schip gecontroleerd en daarvoor een CE-markering afgegeven. Als de werf, in dit geval Neptune, het schip vervolgens bouwt volgens de goedgekeurde tekeningen, mag zij het schip voorzien van een verklaring van overeenstemming en op het schip een CE-markering aanbrengen. Neptune heeft het schip dat [eiser] heeft gekocht, voorzien van een CE-markering.
4.4 Omdat [eiser] de constructie van zijn schip niet vertrouwde, heeft hij een klacht ingediend bij IVW, belast met het toezicht op de naleving van de Wet op de Pleziervaartuigen en dus van overheidswege de toezichthoudende organisatie die belast is met het controleren van de CE-type goedkeuringen en de afgifte van verklaringen van overeenstemming. IVW heeft de klacht van [eiser] in behandeling genomen en zijn schip onderzocht en daarover een rapport opgesteld, zoals hierboven onder 2.12 vermeld. IVW heeft vastgesteld dat het laminaat van het schip niet voldoet aan de door de werf opgestelde en door ECB goedgekeurde laminaatschema’s. Het laminaat voldoet niet aan de daaraan door ECB gestelde eisen ten aanzien van dikte en percentage glas. Neptune heeft ten onrechte de verklaring van overeenstemming gehecht aan dit schip, aldus [eiser].
4.5 Dit heeft volgens [eiser] tot gevolg dat het schip dat [eiser] had gekocht van Neptune geen CE-markering mag dragen en dat Neptune niet heeft voldaan aan de Wet op de Pleziervaartuigen. Doordat het schip niet voldoet aan de wettelijke eisen levert het een gevaar op voor de veiligheid en gezondheid van personen, goederen of het milieu. Ingevolge artikel 17 van de Wet op de Pleziervaartuigen had Neptune dit schip niet zo in de handel mogen brengen en mogen verkopen aan [eiser]. Door dit schip aan [eiser] te leveren, schiet Neptune zodanig tekort dat een ontbinding van de koopovereenkomst gerechtvaardigd is en Neptune aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en te lijden schade.
4.6 Neptune heeft als verweer, kort samengevat, aangevoerd dat partijen omstreeks 4 november 2003 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten inhoudend dat de gebreken aan het jacht zouden worden vastgesteld door middel van een gezamenlijke expertise door Kersten en Arntz/Van Helden. Volgens Neptune is deze vaststellingsovereenkomst nog niet (geheel) is nagekomen nu de deskundigen geen gezamenlijk rapport hebben uitgebracht, en Neptune vraagt alsnog nakoming. Dat nog geen gezamenlijk rapport is uitgebracht, is het gevolg van de houding van [eiser] die eerst nader onderzoek wenste naar de aan het laminaat van het schip geconstateerde schade.
4.7 Nadat Neptune aanvankelijk ontkend had dat het schip door haar ten onrechte was voorzien van een CE-markering, heeft Neptune naar aanleiding van het rapport van IVW het door IVW geconstateerde (kleine) gebrek aan het laminaat omstreeks februari/maart 2005 hersteld. Met deze reparatie heeft Neptune het schip in overeenstemming gebracht met de CE-B typekeuring. Het ECB heeft aan die reparatie haar goedkeuring gehecht zoals blijkt uit het Definitief Onderzoeksrapport van het ECB van 25 maart 2005, genoemd onder 2.12. Dit betekent dat de door partijen aangewezen deskundigen hun onderzoek naar de klachten van [eiser] kunnen voltooien en tot een gezamenlijk oordeel kunnen komen, dit alles in het kader van de vaststellingsovereenkomst van november 2003. Noch de aanvankelijke tekortkoming aan het laminaat noch de andere door [eiser] geuite klachten rechtvaardigen een ontbinding van de overeenkomst, aldus Neptune.
4.8 De rechtbank oordeelt hierover als volgt. De vraag is of het schip aan de overeenkomst beantwoordt (art. 7:17 lid 1 BW). Lid 2 van dat artikel werkt dit aldus uit - voor zover voor deze zaak van belang - dat het schip niet aan de overeenkomst beantwoordt indien het niet de eigenschappen bezit die [eiser] als koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten, en dat hij mocht verwachten dat het schip de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen.
4.9 Ingevolge artikel 3 van de Wet op de Pleziervaartuigen dient een schip, om te voorkomen dat het gevaar oplevert voor de veiligheid en gezondheid van personen, goederen of het milieu, te zijn voorzien van de voorgeschreven CE-markering. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in de Wet op de Pleziervaartuigen is IVW belast.
4.10 [eiser] heeft een schip gekocht dat is voorzien van het CE B keurmerk. [eiser] mocht derhalve verwachten dat het schip CE B-waardig was. Uit het rapport van IVW van 5 december 2004 blijkt dat Neptune ten onrechte het CE B keurmerk heeft aangebracht op het schip van [eiser]. Immers IVW concludeert (pagina 10 van het rapport) “het laminaat ven de betreffende Neptunes 41 Sport voldoet niet aan het door de werf opgestelde en door ECB goedgekeurde laminaatschema. De verklaring van overeenstemming is daarom door de werf onterecht afgegeven”.
4.11 De rechtbank maakt de inhoud van dit rapport tot de hare en komt tot de gevolgtrekking dat [eiser] niet geleverd heeft gekregen wat hij op grond van zijn overeenkomst met Neptune mocht verwachten. De rechtbank acht dit een dermate ernstige tekortkoming dat deze de ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigt. Immers niet is voldaan aan eisen die bij wet worden gesteld aan het schip in verband met de veiligheid van personen en goederen. De Wet op de Pleziervaartuigen spreekt in artikel 17 van essentiële eisen. Ook het CEB heeft in haar “Definitief Onderzoek rapport van 25 maart 2005” geconcludeerd dat het schip van [eiser] door Neptune niet in overeenstemming met de overeengekomen specificaties is geproduceerd en dat conformiteit met de essentiële eisen niet is aangetoond. Dit betekent dat een bespreking van de andere door [eiser] aangevoerde en door Neptune deels betwiste gebreken achterwege kan blijven.
4.12 Door Neptune is nog gesteld dat partijen naar aanleiding van het inroepen van de buitengerechtelijke ontbinding door [eiser] op 8 oktober 2003 op of omstreeks 4 november 2003 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. Deze overeenkomst zou inhouden dat in een gezamenlijke expertise door Kersten namens [eiser] enerzijds en Arntz/Van Helden namens Neptune anderzijds de gebreken van het onderhavige schip zouden worden vastgesteld. Neptune beroept zich ter staving van deze stelling op correspondentie tussen de raadslieden van partijen die zij echter niet overlegt. Gezien de gemotiveerde ontkenning door [eiser] en het feit dat ook uit de rapportages van de deskundigen niets daarvan blijkt, heeft Neptune deze stelling onvoldoende onderbouwd om tot bewijs daarvan te worden toegelaten. Bovendien en ten overvloede acht de rechtbank een dergelijke vaststelling van de gebreken zinloos nu inmiddels met het IVW rapport genoegzaam is komen vast te staan dat het schip een ernstig gebrek vertoonde. De rechtbank verwerpt dit verweer van Neptune.
4.13 Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de buitengerechtelijke ontbinding door [eiser] van de koopovereenkomst op 8 oktober 2003 op goede gronden is geschied. Uit de ontbinding vloeit voor beide partijen de verplichting voort over en weer de reeds ontvangen prestaties ongedaan te maken. Dit heeft tot gevolg dat [eiser] in beginsel recht heeft op restitutie van de door hem betaalde koopsom, te weten € 365.518,78. Neptune heeft recht op restitutie van het schip in dezelfde staat als waarin zij het schip geleverd heeft.
4.14 De stelling van Neptune dat zij in maart 2005 het schip heeft gerepareerd en dat het schip nu wel voldoet aan de wettelijke eisen, kan Neptune niet baten. [eiser] heeft op 7 oktober 2003 de koopovereenkomst van partijen ontbonden en, naar thans is vastgesteld, terecht. Een reparatie van gebreken in maart 2005 kan daar geen verandering in brengen. De rechtbank wijst in dit verband op artikel 6:269 BW waarin is bepaald dat een aanbod tot nakoming, gedaan nadat de ontbinding is gevorderd, geen werking heeft indien de ontbinding wordt uitgesproken. Datzelfde heeft te gelden voor een nakomingshandeling.
4.15 Naast de ontbinding van de overeenkomst heeft [eiser] aanvullende schadevergoeding gevorderd. Volgens [eiser] bestaat zijn schade onder meer uit kosten die [eiser] heeft gemaakt om gebreken aan het schip te laten repareren, kosten die [eiser] heeft gemaakt omdat Neptune de buitengerechtelijke ontbinding heeft betwist en kosten van de huur van een vervangend schip. Neptune heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen deze vordering. De rechtbank komt hieronder, bij de bespreking van de verschillende schadeposten, terug op de stellingen van partijen.
4.16 Vooropgesteld wordt dat [eiser] recht heeft op vergoeding van de schade die het gevolg is van de toerekenbare tekortkoming van Neptune. Niet alle kosten, die [eiser] gedurende de periode dat hij het schip in zijn bezit had heeft gemaakt, zijn aan te merken als schade. Kosten die gemaakt zijn in het kader van het gebruik van het schip en het daarmee samenhangende onderhoud van het schip zijn niet aan te merken als schade. Noodzakelijk is dat de schade is veroorzaakt door gebreken aan het schip ter zake waarvan Neptune in verzuim was.
4.17 [eiser] heeft bij akte, tevens wijziging van eis, van 2 maart 2005 de hoogte van de door hem geleden schade nader toegelicht. [eiser] heeft daarbij nagelaten de samenhang aan te geven tussen de door hem gestelde gebreken aan het schip, waarvan blijkt uit de klachtenlijsten en de rapportages van de door partijen ingeschakelde deskundigen, en de verschillende kostenposten. Het had wel op de weg van [eiser] gelegen dat te doen.
4.18 Van een aantal posten die [eiser] bij de bovengenoemde akte opvoert onder overweging 25, genummerd 1 tot en met 24, ontbreken de onderliggende facturen. Het gaat hier om de posten genoemd onder de nummers 3, 7, 9, 11, 13, 14, 15 en16. Nu iedere onderbouwing ontbreekt, komen deze schadeposten niet voor vergoeding in aanmerking.
4.19 Post 1 wordt omschreven als “De Raat Sleutel van de kluis
€ 36,-“. De bijgevoegde factuur van de firma De Raat Brandkasten bevat, voor zover leesbaar, de volgende omschrijving: “dubbel baardsleutel tbv guard mgoe sleutelnummer 10.546 en portokosten, € 36,-“. Gezien de bijlage bij post 17 van dezelfde lijst concludeert de rechtbank dat [eiser] van de betreffende sleutel een duplicaat (dubbel) heeft laten maken en opsturen. Dit is geen schade als gevolg van een tekortkoming door Neptune. De rechtbank zal dit deel van de vordering afwijzen.
4.20 Post 2 wordt omschreven als “Romeo Marine mastiek e.d. om lucht gaten dicht te stoppen, €100,-“. Ten bewijze wordt overgelegd een onleesbare factuur met nr 23 van Romeo Marine, gedateerd 20 mei 2003. De rechtbank kan hieruit niet afleiden wat in rekening wordt gebracht laat staan dat duidelijk is dat dit een gevolg is van de wanprestatie van Neptune. De rechtbank zal dit deel van de vordering afwijzen.
4.21 Post 4 van de lijst wordt omschreven als “Arie de Boom Hellingen, € 461,00”. Ten bewijze wordt overgelegd een Bon de grutage/Facture gedateerd 22 november 2002 van Port de la Rague, ter grootte van € 461.40 op naam van Carlton Yacht Service. Niet duidelijk is hoe deze factuur zich verhoudt tot de omschrijving Arie de Boom Hellingen. Evenmin is duidelijk welke werkzaamheden zijn verricht en of deze zijn verricht voor [eiser]. Dit betekent dat [eiser] niet heeft aangetoond dat het hier betreft door hem geleden schade tengevolge van de toerekenbare tekortkoming van Neptune zodat dit deel van zijn vordering wordt afgewezen.
4.22 Post 5 van de lijst wordt omschreven als “Van de Wetering vervoer FR-NL-FR, € 9.520,-“. Op de overgelegde factuur, gedateerd 27-08-2003 afkomstig van Van de Wetering Internationaal Transport, staat vermeld dat het betreft week 32 vervoer Neptune 41 heen en retour Amsterdam-Cannes. Terugrit week 31. 2003. Heenrit 2004. Niet duidelijk is wanneer en waarom dit vervoer heeft plaats gevonden en wat bedoeld wordt met de melding heenrit 2004. [eiser] zal in de gelegenheid worden gesteld zich hierover bij akte uit te laten.
4.23 Post 6 van de lijst wordt omschreven als “Helling Cannes,
€ 194,-“. De ter zake overgelegde factuur van Port de Cannes dateert van 7 augustus 2003. Gezien deze datum is het aannemelijk dat deze factuur te maken heeft met het hierboven bij 4.22 genoemde vervoer van het schip van Cannes naar Amsterdam begin augustus 2003. Voor zover [eiser] aantoont dat vervoer van Cannes naar Amsterdam en terug het gevolg was van de door Neptune gepleegde toerenbare tekortkoming komt deze post voor vergoeding in aanmerking. [eiser] zal in de gelegenheid gesteld worden zich hierover bij akte uit te laten.
4.24 Post 8 van de lijst wordt omschreven als “Helling Naarden, € 162,50”. De overgelegde factuur van Jachthaven Naarden dateert van 14 november 2003 en heeft als omschrijving “kraan per meter”. De nota dateert van na het inroepen van de ontbinding. Zonder nadere toelichting is niet duidelijk welke werkzaamheden hier aan [eiser] in rekening worden gebracht. [eiser] zal in de gelegenheid worden gesteld zich hierover bij akte uit te laten.
4.25 Post 10 van de lijst wordt omschreven als “Rapid Marien V-Snaren en 100 uren beurt, € 1.709,-“. Overgelegd wordt een drietal facturen van Rapid Marine, Mecaniques de Cannes van 28 mei en 7 juli 2003. Uit de omschrijving leidt de rechtbank af dat het hier gaat om een reguliere onderhoudsbeurt waarbij ook enkele onderdelen zijn vervangen. Dit betekent dat [eiser] niet heeft aangetoond dat deze kosten zijn gemaakt ten gevolge van de toerekenbare tekortkoming van Neptune. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering afwijzen.
4.26 Post 12 van de lijst wordt omschreven als “Bevestiging loopplank Neptune France (HMD), € 1.200,-“. Overgelegd wordt een nota gedateerd 18-06-2003 van HMD Yachting uit Cannes, met als omschrijving “works in order to consolidate the gangway”. Gezien de omschrijving op de nota en de discussie tussen partijen over de loopplank staat naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate vast dat deze post het gevolg is van een toerekenbare tekortkoming door Neptune. De rechtbank zal het bedrag van deze post toewijzen.
4.27 Post 17 van de lijst wordt omschreven als “Cockpit cover/reparaties/diverse werkzaamheden, € 4.250,-“. Ten bewijze worden overgelegd e-mails afkomstig van [betrokkene 1] van HDM Yachting in Cannes waarin deze verklaart dat hij op 26 mei € 1.250,- en op 18 juni 2003 € 1.000,- heeft ontvangen van [eiser]. Nog afgezien van het feit dat het hier om een betaling gaat van € 2.500,- en niet ter grootte van het factuurbedrag van € 4.250,- zoals in post 17 aangegeven, wordt op geen enkele wijze duidelijk waarvoor HDM Yachting deze bedragen heeft ontvangen. Er worden geen facturen overgelegd. [eiser] heeft dus niet aangetoond dat het bedrag van € 4.250,- schade betreft veroorzaakt door de toerekenbare tekortkoming van Neptune. De rechtbank zal dit deel van de vordering afwijzen.
4.28 Post 18 van de lijst wordt omschreven als “Rio France reparatie+onderhoud, € 5.973,00”. Overgelegd worden een aantal e-mail berichten tussen [eiser] en HMD Yachting te Cannes. De e-mail van 8 april 2003 bevat een prijsopgave van een aantal werkzaamheden voor een totaal van € 2.850,-. In de e-mail van 10 april 2003 van [eiser] aan HMD schrijft [eiser] dat hij het bedrag niet zal overmaken omdat hij binnenkort naar Frankrijk komt en het dan contant zal overhandigen. De ander e-mail gaat over de toezending van foto’s van het schip. Uit deze stukken kan niet worden afgeleid dat [eiser] aan Rio France € 5.973,00 heeft betaald voor reparatie en onderhoud laat staan dat hieruit volgt dat [eiser] deze kosten heeft gemaakt ten gevolge van de wanprestatie van Neptune. De rechtbank wijst dit deel van de vordering van [eiser] af.
4.29 Post 19 van de lijst wordt omschreven als Verzekering 2002-2003-2001-2005, € 6.725,20”. Overgelegd wordt een drietal facturen van Kuiper Verzekering betreffende de te betalen premie voor het verzekeren van het schip. De factuur van 21-10-2002 betreffende de periode 28-10-2002 tot 01-04-2003 heeft als factuurbedrag € 1.117,81 en als te betalen bedrag € 980,29. De factuur van 01-04-2003 betreffende de periode 01-04-2003 tot 01-04-2004 vermeldt als te betalen bedrag € 2.872,39. De factuur van 01-04-2004 betreffende de periode van 01-04-2004 tot 01-04-2005 bevat de omschrijving: Factuurbedrag ( bedrag nota € 2.872,52 betaald € 0,00) € 2.872,52. De rechtbank stelt voorop dat voor zover [eiser] verzekeringspremie heeft betaald voor het schip voor de periode na 8 oktober 2003, dat bedrag is aan te merken als schade. Echter uit de overgelegde stukken is niet duidelijk wat [eiser] heeft betaald te dier zake. De rechtbank stelt [eiser] in de gelegenheid aan te tonen wat hij aan verzekeringspremie voor het schip heeft voldaan (na aftrek van eventueel ontvangen restitutie), over de periode na 8 oktober 2003.
4.30 Post 20 van de lijst wordt omschreven als “Diversen (inclusief de kosten van sequestratie), € 18.164,06”. Overgelegd wordt een aantal facturen van de advocaat van [eiser] en FDR & Associe’s.
De posten 21 en 22 betreffen eveneens advocaatkosten.
Post 23 wordt omschreven als “Kersten Experts, € 5.360,60”. Overgelegd wordt een drietal facturen van Kersten waarin deze kosten in rekening brengt voor het door haar opgestelde expertiseonderzoek, voor de ingeschakelde laminaatdeskundige en in verband met de aanwezigheid op de zitting van de rechtbank op 10 september 2004.
Post 24 van de lijst wordt omschreven als “Intershipdesign (expert), € 2.813,50”. Overgelegd wordt een aantal nota’s van Intershipdesign waarin de verrichte werkzaamheden worden omschreven.
Gezien de aard van deze kosten zijn dit proceskosten dan wel buitengerechtelijke incassokosten als bedoeld in artikel 11 lid 4 van de HISWA voorwaarden, dat in r.ov. 4.33 zal worden besproken. Deze kosten komen, naast de proceskosten en de buitengerechtelijke incassokosten als bedoeld in r.ov. 4.33, niet separaat voor toewijzing in aanmerking. Deze rechtbank zal deze onderdelen van de schadevordering afwijzen.
4.31 Post 25 van de lijst wordt omschreven als “Gederfde winst niet gerealiseerde verkoop, € 35.000,-“. [eiser] stelt dienaangaande dat hij het schip in de zomer van 2003 had verkocht maar dat hij deze koopovereenkomst heeft moeten ontbinden toen bleek dat het schip gebreken vertoonde. Nu [eiser] voor deze stelling geen enkele onderbouwing heeft gegeven wijst de rechtbank dit deel van de vordering reeds om die reden af. Daarbij laat de rechtbank in het midden of dit deel van de vordering zich verdraagt met het in r.ov. 4.32 te bespreken onderdeel van de vordering.
4.32 Post 26 bevat de omschrijving “Huur alternatief schip (2004),
€ 25.500,-“ en post 27 bevat de zelfde omschrijving maar dan voor 2005. [eiser] voert hiervoor aan dat de huursom van een vervangend schip in 2004 contant is voldaan en dat geen factuur is ontvangen. Wel legt [eiser] over een print uit zijn internet-bankoverzicht waaruit blijkt dat hij op 8 juni 2004 € 29.500,- heeft opgenomen. Hij stelt het grootste deel daarvan voor de huur van het vervangende schip te hebben aangewend. Tevens stelt [eiser] dat de huurkosten van een vervangend schip, vergelijkbaar met het schip dat [eiser] van Neptune kocht, € 1.500,- per dag bedragen. Ter beperking van de schade heeft [eiser] in de zomer van 2004 slechts 15 dagen een schip gehuurd, dit terwijl hij gewoonlijk 10 weken gaat varen in de zomer. Voor 2005 wordt een zelfde bedrag gevorderd. Met die print acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat [eiser] een vervangend schip heeft gehuurd en voor het overige heeft [eiser] ook niets overgelegd waaruit die huur kan worden afgeleid. Vanwege dat gebrek aan onderbouwing zal dit onderdeel van de vordering worden afgewezen.
4.33 Voorts vordert [eiser] de betaling van 15 % van de vordering ter zake van forfaitaire kosten ter verkrijging buiten rechte. [eiser] beroept zich hierbij op artikel 11 sub 4 van de overeengekomen HISWA voorwaarden. De rechtbank overweegt daarover als volgt. Nu beide partijen uitgaan van de toepasselijkheid van de HISWA voorwaarden, staat de toepasselijkheid daarvan vast. Artikel 11 lid 4 van de HISWA voorwaarden luidt, voor zover hier van belang: “Deze buitengerechtelijke incassokosten bedragen 15 % van het verschuldigde bedrag met een minimum van f 250,-, te vermeerderen met de werkelijk gemaakte verschotten tenzij de wederpartij bewijst dat met een lager minimum had kunnen worden volstaan”. Beide partijen lezen dit artikel aldus dat de in gebreke zijnde partij ter zake van buitengerechtelijk kosten een vergoeding verschuldigd is van 15 % van de vordering. Er kan aanleiding bestaan tot matiging indien en voor zover dit forfaitaire bedrag niet meer in verhouding blijkt te staan tot de daadwerkelijk gemaakte buitengerechtelijke kosten. De rechtbank zal daarover bij eindvonnis een uitspraak doen.
4.34 [eiser] vordert, althans zo leest de rechtbank zijn wijziging van eis, tevens de betaling van de contractuele rente ad 1 % per maand vanaf de datum van het sluiten van de koopovereenkomst, althans de datum van de buitengerechtelijke ontbinding, althans vanaf 1 februari 2004, berekend over het gehele bedrag dat hij te vorderen heeft van Neptune, dus zowel over de te restitueren koopsom als over de verschuldigde schadevergoeding. [eiser] beroept zich daarbij op artikel 11 lid 3 van de HISWA voorwaarden. Ook Neptune gaat er blijkens het gestelde in haar eis in reconventie vanuit dat die contractuele rente niet alleen verschuldigd is over de hoofdsom maar ook over de geleden schade. Dit betekent dat [eiser] in beginsel recht heeft op een rentevergoeding van 1 % per maand over het door Neptune te restitueren deel van de koopsom vanaf 7 oktober 2003. Per schadepost zal moeten worden bepaald op welk moment [eiser] de betreffende schade heeft geleden vanaf welke datum de contractuele rente gaat lopen.
In reconventie
4.35 Neptune vordert de teruggave door [eiser] van de bankgarantie op straffe van een dwangsom. Neptune voert daartoe aan dat [eiser] jegens Neptune een onrechtmatige daad heeft gepleegd door het uitlokken van de rechterlijke toestemming voor de sequestratie op grond van onjuiste informatie. De rechtbank wijst dit deel van de vordering af. Nu is komen vast te staan dat [eiser] recht heeft op restitutie van de koopsom en een vergoeding van de geleden schade kan niet gezegd worden dat [eiser] op onjuiste gronden de sequestratie heeft verzocht.
4.36 Tevens vordert Neptune de betaling door [eiser] van het restant van de koopsom ter grootte van € 10.000,- vermeerderd met de contractuele rente. Gezien de beslissing in conventie inhoudende dat de koopovereenkomst tussen partijen ontbonden is, heeft Neptune geen recht op betaling van het restant van de koopsom. De rechtbank wijst dit deel van de vordering van Neptune af.
4.37 Ook de vordering van Neptune om [eiser] te veroordelen tot vergoeding van de door Neptune geleden en te lijden schade ten gevolge van de door [eiser] afgedwongen bankgarantie wijst de rechtbank af onder verwijzing naar hetgeen zij heeft overwogen in r.ov. 4.35.
4.38 Voorwaardelijk, namelijk voor het geval de koopovereenkomst van partijen terecht buitengerechtelijk is ontbonden, vordert Neptune de veroordeling van [eiser] om aan haar een gebruiksvergoeding te betalen voor het gebruik van het schip gedurende de periode augustus 2002 tot 1 december 2003. De rechtbank zal over deze voorwaardelijke vordering beslissen nu de voorwaarde is vervuld. Neptune vordert in dat verband een bedrag van € 135.518,78, vermeerderd met de wettelijk rente, zijnde de waardevermindering die het schip door toedoen van [eiser] in deze periode heeft ondergaan. [eiser] heeft als verweer aangevoerd dat hij het schip in augustus 2002 alleen heeft gebruikt voor een proefvaart en in de zomer 2003 niet heeft kunnen genieten van het schip omdat hij steeds van de ene naar de andere reparateur heeft moeten varen vanwege geconstateerde gebreken aan het schip. Het schip vertoonde volgens [eiser] vanaf het begin een groot aantal gebreken. Neptune heeft haar vordering op geen enkele wijze onderbouwd hetgeen wel op haar weg had gelegen. Dit betekent dat zij onvoldoende heeft gesteld om tot bewijs van haar stelling te worden toegelaten. De rechtbank wijst dit deel van de vordering van Neptune dan ook af.
4.39 Nu de rechtbank de vorderingen van Neptune in reconventie zal afwijzen, zal de rechtbank Neptune, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de kosten van de procedure in reconventie.
in conventie en in reconventie
4.40 De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
4 De beslissing
De rechtbank
In conventie:
verwijst de zaak naar de vierde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een akte door [eiser] zoals bedoeld onder 4.22, 4.23, 4.24 en 4.29;
In conventie en in reconventie:
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. O. Nijhuis, G. Perrick en
T.E. Deurvorst en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2005.
de griffier de voorzitter