Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 126825 / HA ZA 05-846
Datum vonnis: 26 oktober 2005
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
G-STAR INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. D.P. Mommaal te 's-Hertogenbosch,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
eiser in het verzet,
procureur mr. L.T.G. van Engelen.
Partijen zullen hierna G-Star en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 juni 2005
- het proces-verbaal van comparitie van 30 september 2005. Ter voorbereiding op de comparitie van partijen heeft de advocaat van G-Star bij brief van 15 september 2005 een aantal producties toegestuurd.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
[gedaagde] had een kledingwinkel. Hij is in 2003 failliet verklaard. Zijn onderneming is door middel van een doorstart uit het faillissement verkocht aan Armand’s Retail B.V.. Ten tijde van de transacties, waarom het hier gaat, was de BV nog niet opgericht en nam de onderneming aan het rechtsverkeer deel als Armand’s Retail B.V. i.o.. De onderneming wordt hierna Armand’s Retail genoemd. [gedaagde] is als werknemer in dienst van deze onderneming voor 22 uur per week en tegen een salaris van thans € 901,50 bruto per maand.
G-Star is een leverancier van kleding, met name van het merk G-Star.
[gedaagde] heeft namens Armand’s Retail op enig moment een order met nummer 226793 geplaatst, waarvan op 23 december 2003 nog een bedrag openstond van € 10.868,74. G-Star heeft Armand’s Retail in een brief van die dag gesommeerd het bedrag per omgaande te betalen.
[gedaagde] heeft op 27 november 2003 namens Armand’s Retail vier orders voor kleding geplaatst met de nummers 1492723 (€ 26.220,30), 1492740 (€ 7.022,20), 1492751 (€ 4.186,-) en 1492752 (€ 2.600,-). Het betrof een “block order” voor het seizoen “2004/2”. De kleding diende te worden afgenomen in de periode van 15 juli 2004 tot 14 januari 2005. Op deze orders zijn de algemene voorwaarden van G-Star van toepassing. De art. 5.2 en 5.3 daarvan luiden als volgt:
“5.2 Verkoper is gerechtigd iedere Overeenkomst te ontbinden of op te schorten indien Koper in verzuim is terzake de nakoming van zijn betalingsverplichtingen of enige andere materiële verplichting uit hoofde van enige Overeenkomst met Verkoper.
5.3 Indien Verkoper de Overeenkomst ontbindt op grond van een toerekenbaar tekort komen in de nakoming van enig betalingsverplichting of andere materiële verplichting is Koper naast de verplichting mee te werken aan ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestaties een schadevergoeding verschuldigd ter hoogte van 50% van de orderwaarde van de goederen, onverminderd het recht van Verkoper om volledige schadevergoeding te vorderen.”
G-Star heeft Armand’s Retail bij brief van 16 april 2004 gesommeerd het openstaande bedrag van ordernummer 226793 van op dat moment € 8.284,96 binnen tien dagen te betalen.
G-Star heeft bij brief van 28 april 2004 aan Armand’s Retail in verband met de betalingsachterstand met betrekking tot ordernummer 226793 van op dat moment € 7.284,96, de overeenkomsten met ordernummers 1492723, 1492740, 1492751 en 1492752 van 28 november 2003 voor het seizoen 2004/2 ontbonden en onder meer aanspraak gemaakt op de contractuele boete van € 20.358,75.
Armand’s Retail heeft in een aantal termijnen de schuld met betrekking tot ordernummer 226793 betaald. De laatste termijnen zijn op 3 mei 2004 betaald.
Het geschil
G-Star heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van € 20.014,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 april 2004, buitengerechtelijke incassokosten van € 1.704,15 en de kosten van het geding.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van G-Star toegewezen, met dien verstande dat de buitengerechtelijke incassokosten zijn gematigd tot € 1.158,- en is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van G-Star tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 1.130,93.
[gedaagde] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van G-Star alsnog worden afgewezen.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
Het verzet wordt geacht tijdig en op de juiste wijze te zijn ingesteld, nu het tegendeel gesteld noch gebleken is, zodat [gedaagde] in zijn verzet kan worden ontvangen.
[gedaagde] heeft de bestellingen met ordernummers 1492723, 1492740, 1492751 en 1492752 van 28 november 2003 voor het seizoen 2004/2 verricht in naam van Armand’s Retail B.V. i.o.. [gedaagde] is op grond van art. 2:203 lid 2 BW hoofdelijk verbonden, totdat de vennootschap de rechtshandelingen heeft bekrachtigd. Van bekrachtiging door Armand’s Retail B.V. na haar oprichting is niet gebleken. Dit betekent dat [gedaagde] hoofdelijk verbonden is voor de verplichtingen uit de bedoelde overeenkomsten.
Omdat Armand’s Retail in verzuim was in de nakoming van de overeenkomst met ordernummer 226793, was G-Star op grond van art. 5.2 van de algemene voorwaarden gerechtigd de - nog door geen van beide partijen uitgevoerde - overeenkomsten met ordernummers 1492723, 1492740, 1492751 en 1492752 van 28 november 2003 voor het seizoen 2004/2 te ontbinden. [gedaagde] heeft die bevoegdheid niet betwist.
G-Star is verder op grond van art. 5.3 van de algemene voorwaarden in beginsel gerechtigd van [gedaagde] 50% van de orderwaarde als gefixeerde schadevergoeding te vorderen. Art. 5.3 is een boetebeding als bedoeld in art. 6:91 BW. [gedaagde] heeft ter comparitie een beroep op matiging van de boete gedaan. Hij voert daartoe aan dat de aanmaningen niet naar hem, maar naar zijn broer [betrokkene] zijn gestuurd, dat hij slechts werknemer van Armand’s Retail B.V. is met een bescheiden bruto maandsalaris van € 901,50, dat de schuld van ordernummer 226793 slechts enkele dagen na het verstrijken van uiteindelijk nog gegunde termijn van tien dagen na 16 april 2004 volledig is betaald en dat G-Star in werkelijkheid geen schade heeft geleden door de ontbinding van de overeenkomst van 23 november 2003. Het ging immers om kleding, die pas vanaf juli 2004 zou worden uitgeleverd, ongeveer drie maanden na ontbinding van de overeenkomsten. G-Star is populaire merkkleding, dus de geannuleerde bestellingen zijn volgens [gedaagde] uiteindelijk door andere winkels afgenomen. Verder heeft Armand’s Retail altijd graag de kleding willen afnemen.
De rechter kan op grond van art. 6:94 lid 1 BW de boete matigen, indien de billijkheid dat klaarblijkelijk eist, met dien verstande dat hij de schuldeiser ter zake van de tekortkoming niet minder kan toekennen dan de schadevergoeding op grond van de wet. Wat de schade van G-Star betreft heeft M.O. Rijnders, account manager van G-Star ter comparitie verklaard dat van de door [gedaagde] bestelde kleding “10-15% intern is opgelost” en dat hij van de rest niet weet wat er is gebeurd. Rijnders heeft betwist dat het voor G-Star gemakkelijk zou zijn de kleding alsnog te verkopen, omdat de meeste winkels hun bestellingen ruim voor het seizoen doen. Het gaat om modegevoelige artikelen, zodat die na een zeker moment niet meer verkoopbaar zijn.
De werkelijke schade van G-Star is enerzijds dus onzeker. De rechtbank acht het aannemelijk dat G-Star in de tweede helft van 2004 de geannuleerde kleding alsnog heeft kunnen verkopen aan andere afnemers. Anderzijds was Armand’s Retail reeds lang, in ieder geval vanaf eind december 2003, in verzuim ten aanzien van ordernummer 226793. Toen Armand’s Retail de schuld op 3 mei 2004 afloste, had zij dus een betalingsachterstand van tenminste vier maanden opgelopen. Het behoort tot het goed werkgeverschap van werkgever Armand’s Retail om haar werknemer [gedaagde] te vrijwaren voor schade als deze wordt belast met schulden van de onderneming. Deze omstandigheid, tezamen met de omstandigheden dat [gedaagde] een bescheiden loon heeft en dat de sommaties hem niet hebben bereikt, vormt daarom op zich zelf geen grond voor matiging. Wel blijkt uit het dossier dat Armand’s Retail grote moeite had haar schuld aan G-Star te voldoen. Dat [gedaagde] daarom een zeker insolventierisico loopt bij zijn verhaalsvordering op Armand’s Retail, weegt de rechtbank in het beroep op matiging mee. Het feit dat Armand’s Retail de ontbinding heeft betreurd en de kleding graag had willen afnemen, is geen grond voor matiging. G-Star had nu eenmaal het recht deze overeenkomsten te ontbinden.
De in 4.6 genoemde omstandigheden op de hand wegend matigt de rechtbank de schadevergoedingsvordering tot € 5.000,-. Dat is een aanzienlijke matiging van het gevorderde bedrag. Voor de rechtbank weegt zwaar dat de werkelijke schade voor G-Star vermoedelijk gering is en dat [gedaagde] enig insolventierisico loopt. De gevorderde wettelijke rente zal als onbetwist worden toegewezen. Om dezelfde redenen als ten aanzien van de hoofdsom, aangevuld met de omstandigheid dat de sommaties niet aan [gedaagde] zijn gericht, matigt de rechtbank de vordering tot vergoeding van de contractueel bedongen buitengerechtelijke incassokosten tot 15% van het toegewezen bedrag, te weten € 750,-. Dit betekent dat het verzet van [gedaagde] gegrond is en dat het vonnis van 30 maart 2005 zal worden vernietigd. Omdat beide partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zal de rechtbank bepalen dat ieder de eigen proceskosten draagt.
De beslissing
De rechtbank
verklaart het verzet gegrond,
vernietigt het vonnis van deze rechtbank, op 30 maart 2005 onder zaak-/rolnummer 124076 / HA ZA 05-369 gewezen, en opnieuw rechtdoende,
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan G-Star van een bedrag van € 5.750,- (zegge: vijfduizend zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.000,- vanaf 28 april 2004,
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draag,
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2005.