ECLI:NL:RBARN:2005:AU5592

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
30 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
130728
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beheersovereenkomst en boetes bij woondomein

In deze zaak hebben eisers, bewoners van een woondomein, een geschil met de gedaagde stichting over de uitvoering van een beheersovereenkomst. De eisers hebben de gedaagde aangesproken op het niet tijdig voldoen van vergoedingen, waarop de gedaagde boetes heeft opgelegd. De rechtbank Arnhem heeft op 30 september 2005 uitspraak gedaan in kort geding. De eisers vorderden onder andere dat de gedaagde de executie van de boetes zou staken en dat reeds gelegde derdenbeslagen opgeheven zouden worden. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde geen recht had op de opgelegde boetes, omdat de beheersovereenkomst niet voldeed aan de materiële eisen voor een executoriale titel. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gedaagde onrechtmatig handelde door tot executie over te gaan, en dat de door haar gelegde derdenbeslagen ook onrechtmatig waren. De gedaagde werd veroordeeld om de executie te staken en de derdenbeslagen op te heffen. In reconventie vorderde de gedaagde betaling van openstaande facturen en boetes, maar de rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet kon aantonen dat de vorderingen terecht waren. De proceskosten werden gecompenseerd, en de gedaagde werd in de kosten van het kort geding verwezen.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 130728 / KG ZA 05-530
Datum vonnis: 30 september 2005
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
1a. [eiseres],
wonende te [woonplaats],
1b. [eiser],
wonende te [woonplaats],
2a. [eiser],
wonende te 's-Gravenhage,
2b. [eiser],
wonende te 's-Gravenhage,
3. [eiser],
wonende te [woonplaats],
4a. [eiser],
wonende te [woonplaats],
4b. [eiser],
wonende te [woonplaats],
5a. [eiser],
wonende te [woonplaats],
5b. [eiser],
wonende te [woonplaats],
6a. [eiser],
wonende te [woonplaats],
6b. [eiser],
wonende te [woonplaats],
7a. [eiser],
wonende te [woonplaats],
7b. [eiser],
wonende te [woonplaats],
8. [eiser],
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie bij dagvaarding van 1 september 2005,
verweerders in reconventie,
advocaat en procureur mr. K.J.T. Boersma te Tiel,
tegen
de stichting
[gedaagde],
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaat mr. R.H. van Dijke te Apeldoorn.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en de [[gedaagde].
Het verloop van de procedure
[eiser] hebben de [[gedaagde] ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. [eiser] hebben ter zitting hun eis gewijzigd - waartegen de [gedaagde] zich niet heeft verzet - in die zin, dat aan het in het petitum onder 1 gevorderde een subsidiaire eis is toegevoegd (zoals opgenomen in de pleitnota van de advocaat van [eiser]). De [gedaagde] heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen en heeft tevens een eis in reconventie ingesteld, zoals neergelegd in de conclusie van eis in reconventie. [eiser] hebben geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen in reconventie. De advocaat van [eiser] en de advocaat van de [gedaagde] hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities. Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten in conventie en reconventie
1. Plan [betrokkene] is een initiatief van de familie [betrokkene] tot ontwikkeling van een woondomein in een landelijke omgeving te [woonplaats]. Het betreft een particulier woonterrein waarop voor gemeenschappelijke kosten diverse voorzieningen gemeenschappelijk zijn, zoals onder meer de infrastructuur (straatverlichting) en het onderhoud daarvan en het onderhoud van de voortuinen van de bewoners van het plan, evenals het maaien van de bermen en het knippen van de hagen.
2. [eiser] bezitten allen een woning op voornoemd woondomein. Zij hebben daarvoor, ieder voor zich dan wel gezamenlijk met zijn of haar echtgeno(o)t(e), een bouwkavel gekocht van de vennootschap [betrokkene] Project Onroerende Zaken BV en/of de heer [betrokkene].
3. Teneinde alles volgens het Plan [betrokkene] te laten verlopen, zijn [eiser] eveneens een (bij notariële akte opgemaakte) beheersovereenkomst aangegaan met de [gedaagde]. De [gedaagde] dient het Plan [betrokkene] te onderhouden en te behouden in de originele staat.
4. In de hiervoor bedoelde beheersovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende bepaald.
“3. (...)
1. De [gedaagde] zal ten behoeve van de eigenaar en de overige eigenaars van het Plan [betrokkene] te [woonplaats], zorg dragen voor:
a. het (doen) aanleggen en onderhouden van:
1. toegangsweg, toegangspoort, straatwerk, greppels en straatverlichting;
2. groenvoorziening op de mandelige zaak;
3. groenvoorziening en perceelsafscheiding op de privé gedeelten;
4. brievenbussen;
5. buitenverlichting;
Alle overige voorzieningen en afscheidingen door de eigenaar op zijn privé gedeelte aan te leggen behoeven de goedkeuring van de stichting;
b. het onderhouden van die contacten die nodig zijn voor de aanleg en onderhoud van een ongestoorde ontvangst van water, gas, electra, radio/televisiesignalen;
c. het beschikbaar zijn van de zodanige afvalcontainers voor het (eventueel gescheiden) inzamelen van huisvuil als nodig of wenselijk zal blijkens alsmede het doen ledigen ervan;
d. het opstellen van een terreinreglement en de bewaking van de naleving ervan.
2. Eigenaar is verplicht aan de stichting een jaarlijkse vergoeding te betalen uiterlijk op één januari van ieder jaar, waarvan de hoogte jaarlijks uiterlijk op één januari van ieder jaar, waarvan de hoogte jaarlijks uiterlijk op één november daaraan voorafgaand bekend zal worden gemaakt. Bij niet tijdige voldoening verbeurt de eigenaar een boete van vijfentwintig procent (25%) van de voor dat jaar geldende vergoedingssom. Daarnaast is vanaf de dag van het verzuim de wettelijke rente verschuldigd.
3. (...)
4. De eigenaar verklaart zich te zullen houden aan de regels van deze beheersovereenkomst en deze regels - al dan niet in gewijzigde vorm - te zullen naleven op straffe van een dadelijk opeisbare en niet voor rechterlijke matiging vatbare boete van vijfduizend gulden
(f 5.000,00) te verbeuren aan de voormelde stichting.”
5. Op 20 mei 2005 heeft de [gedaagde] facturen aan [eiser] doen toekomen voor doorberekening kosten onderhoud Plan [betrokkene] over de jaren 2002, 2003 en 2004. Tevens is op genoemde datum een voorschotnota voor 2005 aan [eiser] verzonden.
6. [eiser] hebben van de facturen over de jaren 2002, 2003 en 2004 30% voldaan, terwijl de voorschotnota voor 2005 voor 50% door hen is voldaan.
7. De [gedaagde] heeft aanspraak gemaakt op de in artikel 3.2 en artikel 3.4 van de beheersovereenkomst opgenomen boetes wegens het niet tijdig voldoen van de in artikel 3.2 opgenomen vergoeding. Met betrekking tot [eisers] en [eiser] (eisers sub 7a, 7b en 8) is er volgens de [gedaagde] tevens sprake van overtreding van artikel 3.1 van de beheersovereenkomst, als gevolg waarvan zij op grond van artikel 3.4. van de beheersovereenkomst nog een boete zijn verschuldigd.
8. Ter inning van voormelde boetes is op 17 augustus 2005 in opdracht van de [gedaagde] een op 28 juli 2005 voor eerste grosse uitgegeven notariële akte van de beheersovereenkomst aan [eiser] betekend en is de executie hiervan aangezegd.
9. De [gedaagde] heeft vervolgens op 25 augustus 2005 executoriaal derdenbeslag doen leggen ten laste van [eiser]
Het geschil
in conventie
1. [eiser] vorderen:
a. primair dat de [gedaagde] op straffe van een dwangsom wordt geboden de executie te staken en gestaakt te houden van de op 17 augustus 2005 aan [eiser] betekende grossen van de beheersovereenkomst, tot het moment dat bij onherroepelijk en in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak is geoordeeld over de verschuldigdheid van de zijdens de [gedaagde] gevorderde boetes;
b. subsidiair dat de executie van voormelde betekende grossen wordt geschorst, tot het moment dat bij onherroepelijk en in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak is geoordeeld over de verschuldigdheid van de zijdens de [gedaagde] gevorderde boetes;
c. voorts dat de [gedaagde] op straffe van een dwangsom wordt veroordeeld de reeds uit hoofde van de op 17 augustus 2005 aan [eiser] betekende grossen van de beheersovereenkomst gelegde executoriale (derden)beslagen binnen drie dagen na betekening van dit vonnis op te heffen.
2. [eiser] leggen aan hun vordering ten grondslag dat op basis van verschillende gronden duidelijk is dat zij de door de [gedaagde] gevorderde boetes niet zijn verschuldigd. Zo stellen [eiser] onder meer dat:
- de grosse van de op 17 augustus 2005 aan [eiser] betekende notariële akte geen executoriale titel oplevert;
- zij niet tekort zijn geschoten in de nakoming van de beheersovereenkomst;
- de door de [gedaagde] verzonden facturen inhoudelijk onjuist zijn;
- de bestuurders van de [gedaagde] het door henzelf opgezette stelsel van inspraak, controle en toezicht niet naleven;
- de door de [gedaagde] genomen besluiten vernietigbaar zijn wegens een tegenstrijdig belang dan wel strijd met de statuten;
- hen een opschortingsrecht toekomt aangezien de [gedaagde] weigert de dienstverlening te verrichten waartoe zij op grond van de beheersovereenkomst verplicht is.
Door desondanks toch tot executie over te (willen) gaan handelt de [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] Ook de door de [gedaagde] gelegde derdenbeslagen zijn daarmee onrechtmatig.
in reconventie
3. De [gedaagde] vordert dat [eiser] op grond van de verbeurde boetes en de nog openstaande factuurbedragen worden veroordeeld om aan haar te betalen, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente en incassokosten:
- in geval van [eisers]: een bedrag van € 4.434,03;
- in geval van [eisers]: een bedrag van € 4.349,31;
- in geval van [eiser]: een bedrag van € 6.702,93;
- in geval van [eisers]: een bedrag van € 4.434,03;
- in geval van [eisers]: een bedrag van € 4.434,03;
- in geval van [eisers]: een bedrag van € 4.235,43;
- in geval van [eisers]: een bedrag van
€ 6.670,45;
- in geval van [eiser]: een bedrag van € 4.977,38.
4. De [gedaagde] legt aan haar vordering ten grondslag dat Burgers c.s toerekenbaar tekort schieten in de nakoming van de tussen hen en de [gedaagde] gesloten beheersovereenkomsten. De [gedaagde] heeft [eiser] facturen gestuurd voor de door haar gemaakte kosten. [eiser] weigeren echter deze facturen (in zijn geheel) te voldoen. De verschuldigdheid van de boetes, die zij als gevolg van deze weigering verbeuren, volgt rechtstreeks uit de notariële akten, terwijl de verschuldigdheid van de jaarvergoeding rechtstreeks volgt uit de beheersovereenkomsten. Ten aanzien van [eiser] en [eisers] geldt bovendien dat zij een extra bepaling uit de beheersovereenkomst hebben overtreden als gevolg waarvan zij een hogere boete verschuldigd zijn.
in conventie en in reconventie
5. De [gedaagde] en [eiser] voeren op de vorderingen van de ander gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
in conventie
1. Voorop wordt gesteld dat het bezwaar van de [gedaagde], dat [eiser] een dag voor de zitting nog een grote hoeveelheid producties aan de [gedaagde] hebben toegezonden, hetgeen volgens de [gedaagde] in strijd is met de goede procesorde, niet kan leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] Het is immers inherent aan een kort geding dat stukken en/of producties vaak pas op het laatste moment (voor de zitting) in het geding worden gebracht. Bovendien is op geen enkele wijze gebleken dat de [gedaagde] door de handelwijze van [eiser] in haar verdediging is geschaad.
2. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van [eiser]
3. [eiser] stellen dat zij op basis van een aantal gronden de door de [gedaagde] gevorderde boetes niet zijn verschuldigd. Kernvraag die in het onderhavige geschil (in conventie) derhalve dient te worden beantwoord is, of de [gedaagde] terecht aanspraak maakt op de boetes zoals deze zijn opgenomen in de tussen partijen gesloten beheersovereenkomsten. Daartoe is het volgende van belang.
4. De boetes waar de [gedaagde] aanspraak op maakt bestaan uit twee delen. Allereerst is men op grond van artikel 3 lid 2 van de beheersovereenkomst een boete van 25% van de voor dat jaar geldende vergoedingssom verschuldigd indien met niet tijdig de jaarlijkse vergoeding heeft voldaan. Daarnaast is men op grond van artikel 3 lid 4 van de beheersovereenkomst een boete van FL. 5.000,- dan wel € 2.500,- verschuldigd indien men zich niet houdt aan enige regel zoals vastgelegd in de beheersovereenkomst.
5. Over het eerste deel van de aan de jaarlijkse vergoedingssom gekoppelde boete wordt als volgt geoordeeld. De hoogte van deze vergoedingssom dient ieder jaar door de [gedaagde] te worden vastgesteld en door middel van een factuur aan een ieder die een kavel op het woondomein heeft gekocht te worden toegezonden. Een van de grote geschilpunten tussen [eiser] en de [gedaagde] is de hoogte van deze factuurbedragen. Naar de mening van [eiser] heeft de [gedaagde] te hoge en niet gemaakte kosten opgevoerd, is er geen rekening gehouden met het tijdstip waarop de beheersovereenkomsten zijn aangegaan, is er geen rekening gehouden met afwijkende afspraken en wordt er ten onrechte BTW in rekening gebracht. Nu over de hoogte van de factuurbedragen zoveel onduidelijkheden bestaan, welke onduidelijkheden alleen in een bodemprocedure (eventueel) zouden kunnen worden weggenomen, staan die bedragen thans allerminst vast. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan ten aanzien van het eerste deel van de gevorderde boetes daarom niet met voldoende zekerheid worden aangenomen dat [eiser] die bedragen zijn verschuldigd.
6. Daarenboven is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de beheersovereenkomst weliswaar formeel een executoriale titel oplevert nu die overeenkomst is vervat in een notariële akte, doch met betrekking tot artikel 3 lid 2 - en dus het eerste deel van de boetes - niet voldoet aan de daaraan te stellen materiële eisen. Immers, van de beheersovereenkomst kan in zoverre niet worden gezegd dat zij “de weg aangeeft langs welke op voor de schuldenaar bindende wijze de grootte van het verschuldigde bedrag kan worden vastgesteld” (zie Hoge Raad 26-06-1992, NJ 1993, 449). De beheersovereenkomst geeft niet (bindend) aan de wijze waarop de jaarlijks verschuldigde vergoeding wordt vastgesteld terwijl dit vooralsnog ook niet zonder meer duidelijk is dan wel na eenvoudige en overtuigende bewijsvoering kan worden aangetoond (vergelijk Rechtbank Rotterdam, 31 januari 2002, KG 2002, 77). Dit betekent voorshands dat de grossen van de op 17 augustus 2005 aan [eiser] betekende notariële akte op dit punt geen executoriale titel opleveren.
7. Voor het tweede deel van de boete geldt het volgende. Nog daargelaten of er in de beheersovereenkomst een zelfstandige grondslag valt aan te wijzen voor het verschuldigd zijn van een vast boetebedrag indien men niet tijdig de jaarlijkse vergoeding betaalt, nu daarvoor immers ook een specifieke en mogelijk exclusieve bepaling in de beheersovereenkomst is opgenomen (artikel 3 lid 2), is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter, als hij tot het oordeel zou komen dat [eiser] op grond van artikel 3 lid 4 boetes aan de [gedaagde] zijn verschuldigd, deze boetes - in feite dus een soort dubbeltelling - zal terugbrengen tot nihil. Daarmee komt voorshands geoordeeld ook aan het tweede deel van de gevorderde boetes de grondslag tot executie te vervallen.
8. Ten aanzien van [eiser] en [eisers] geldt bovendien nog het volgende. Volgens de [gedaagde] hebben zij beiden artikel 3 lid 1 van de beheersovereenkomst overtreden als gevolg waarvan op grond van artikel 3 lid 4 van die overeenkomst een extra boete is verbeurd. De [gedaagde] stelt daartoe dat [eiser] zonder toestemming van de [gedaagde] verlichtingsarmaturen, potten met bloemen en planten en vuilniscontainers heeft geplaatst, terwijl [eisers] zonder toestemming van de [gedaagde] de haag tweemaal zelf heeft gesnoeid. Zowel [eiser] als [eisers] hebben ter zitting het door de [gedaagde] gestelde gemotiveerd - en met stukken onderbouwd - betwist. Nu partijen op deze punten dusdanig van mening verschillen, is dit alleen (eventueel) te achterhalen door middel van het horen van getuigen en/of het overleggen van nadere stukken. Daarvoor leent een behandeling in kort geding zich echter niet, zodat ook op dit punt niet met voldoende zekerheid kan worden aangenomen dat de gevorderde bedragen verschuldigd zijn.
9. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter leidt hetgeen hiervoor onder 5 tot en met 8 is overwogen reeds tot de conclusie dat de [gedaagde] geen grond heeft om tot executie van de op 17 augustus 2005 voor eerste grosse uitgegeven notariële akte van de beheersovereenkomsten over te gaan. Het onder 1a van het geschil gevorderde zal daarom in voege zoals hierna aan te geven worden toegewezen. De overige door [eiser] aangevoerde gronden kunnen daarmee onbesproken blijven.
10. Nu de [gedaagde] geen grond heeft om tot executie over te gaan, zijn daarmee de door haar gelegde derdenbeslagen ook onrechtmatig. Deze zullen derhalve worden opgeheven. Er is aanleiding de in dat kader gevorderde dwangsommen ambtshalve te matigen.
11. Als de in conventie in het ongelijk gestelde partij zal de [gedaagde] in de kosten van dit kort geding worden verwezen.
in reconventie
12. De [gedaagde] vordert in reconventie dat [eiser] worden veroordeeld om - kort gezegd - de nog openstaande factuurbedragen en de verbeurde boetes aan haar te betalen. Gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, is voor toewijzing van de (vermeende) verbeurde boetes geen plaats. Resteert de vraag of [eiser] de nog openstaande facturen dienen te betalen aan de [gedaagde]. Daartoe is het volgende van belang.
13. Voor toewijzing van een geldvordering binnen het kader van een kort geding moet in ieder geval de voorwaarde zijn vervuld dat het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn. Dit is het geval als de vordering niet wordt bestreden of indien met voldoende mate van zekerheid is te verwachten dat de bodemrechter met verwerping van de gevoerde verweren de vordering zal toewijzen. Voorts moet uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist zijn en mag het risico van onmogelijkheid van terugbetaling - bij afweging van de belangen van partijen - niet aan toewijzing in de weg staan.
14. Op grond van artikel 3 lid 2 van de beheersovereenkomst is de [gedaagde] gehouden de hoogte van de door [eiser] te betalen jaarlijkse vergoeding ieder jaar uiterlijk op één november daaraan voorafgaand bekend te maken. Nu vaststaat dat de [gedaagde] eerst op 20 mei 2005 facturen aan [eiser] heeft doen toekomen voor doorberekening kosten onderhoud Plan [betrokkene] over de jaren 2002, 2003 en 2004, en daarmee voorshands in strijd heeft gehandeld met voornoemde bepaling, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet met voldoende mate van zekerheid te verwachten dat de bodemrechter de vordering op dat punt zal toewijzen.
15. Ter zitting hebben [eiser] echter wel erkend dat er (in opdracht van de [gedaagde]) in 2005 werkzaamheden in het kader van het in stand houden van de infrastructuur en het onderhoud aan de tuinen ed. zijn verricht en dat zij ook gehouden zijn daarvoor te betalen. De voorzieningenrechter is daarom voorshands van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid is te verwachten dat de bodemrechter het bedrag, zoals op de voorschotnota voor 2005 genoemd, zal toewijzen, zodat dit bedrag thans ook kan worden toegewezen. Nu [eiser] reeds 50% van de voorschotnota voor 2005 hebben voldaan, zal het toe te wijzen bedrag worden bepaald op € 494,22 (zijnde € 988,45 van de voorschotnota voor 2005 minus
€ 494,23 van het reeds door [eiser] betaalde deel). Daarbij wordt nog opgemerkt dat van een spoedeisend belang aan de zijde van de [gedaagde] voorshands voldoende is gebleken, terwijl het (eventueel) aanwezige restitutierisico voldoende is afgedekt door de toezegging ter zitting van de heer [betro[betrokkene] dat hij eventueel ook in privé kan worden aangesproken indien later mocht blijken dat de [gedaagde] ten onrechte een bedrag zoals genoemd in de voorschotnota voor 2005 aan [eiser] in rekening heeft gebracht.
16. Aangezien partijen in reconventie over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van dit geding tussen hen worden gecompenseerd.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
in conventie
1. gebiedt de [gedaagde] de executie te staken en gestaakt te houden van de op 17 augustus 2005 aan [eiser] betekende grossen van de beheersovereenkomst tot het moment dat bij onherroepelijk en bij kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak is geoordeeld over de verschuldigdheid van de zijdens de [gedaagde] op grond van voornoemde grossen gevorderde boetes;
2. veroordeelt de [gedaagde] om, ingeval zij na betekening van dit vonnis bovenstaand gebod sub 1 niet nakomt, aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 1.000,- per dag, een deel van een dag daaronder begrepen, echter met een maximum van € 20.000,-;
3. veroordeelt de [gedaagde] de reeds uit hoofde van de op 17 augustus 2005 aan [eiser] betekende grossen van de beheersovereenkomst gelegde executoriale derdenbeslagen binnen zeven (7) dagen na betekening van dit vonnis op te heffen;
4. veroordeelt de [gedaagde] om, ingeval zij na betekening van dit vonnis in gebreke mocht blijven aan bovenstaande veroordeling sub 3 te voldoen, aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 1.000,- per dag, een deel van een dag daaronder begrepen, echter met een maximum van € 20.000,-;
5. veroordeelt de [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] bepaald op € 816,- voor salaris en op € 329,60 voor verschotten;
6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7. weigert het anders of meer gevorderde;
in reconventie
ten aanzien van [eisers]:
8. veroordeelt [eisers] hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de één betaalt, ook de ander daardoor zal zijn bevrijd, om binnen zeven (7) dagen na betekening van dit vonnis aan de [gedaagde] bij wege van voorschot te betalen een bedrag van € 494,22 (zegge vierhonderdvierennegentig euro en tweeëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
ten aanzien van [eisers]:
9. veroordeelt [eisers] hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de één betaalt, ook de ander daardoor zal zijn bevrijd, om binnen zeven (7) dagen na betekening van dit vonnis aan de [gedaagde] bij wege van voorschot te betalen een bedrag van € 494,22 (zegge vierhonderdvierennegentig euro en tweeëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
ten aanzien van [eiser]:
10. veroordeelt [eiser] om binnen zeven (7) dagen na betekening van dit vonnis aan de [gedaagde] bij wege van voorschot te betalen een bedrag van € 494,22 (zegge vierhonderdvierennegentig euro en tweeëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
ten aanzien van [eisers]:
11. veroordeelt [eisers] hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de één betaalt, ook de ander daardoor zal zijn bevrijd, om binnen zeven (7) dagen na betekening van dit vonnis aan de [gedaagde] bij wege van voorschot te betalen een bedrag van € 494,22 (zegge vierhonderdvierennegentig euro en tweeëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
ten aanzien van [eisers]:
12. veroordeelt [eisers] hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de één betaalt, ook de ander daardoor zal zijn bevrijd, om binnen zeven (7) dagen na betekening van dit vonnis aan de [gedaagde] bij wege van voorschot te betalen een bedrag van € 494,22 (zegge vierhonderdvierennegentig euro en tweeëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
ten aanzien van [eisers]:
13. veroordeelt [eisers] hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de één betaalt, ook de ander daardoor zal zijn bevrijd, om binnen zeven (7) dagen na betekening van dit vonnis aan de [gedaagde] bij wege van voorschot te betalen een bedrag van € 494,22 (zegge vierhonderdvierennegentig euro en tweeëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
ten aanzien van [eisers]:
14. veroordeelt [eisers] hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de één betaalt, ook de ander daardoor zal zijn bevrijd, om binnen zeven (7) dagen na betekening van dit vonnis aan de [gedaagde] bij wege van voorschot te betalen een bedrag van € 494,22 (zegge vierhonderdvierennegentig euro en tweeëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
ten aanzien van [eiser]:
15. veroordeelt [eiser] om binnen zeven (7) dagen na betekening van dit vonnis aan de [gedaagde] bij wege van voorschot te betalen een bedrag van € 494,22 (zegge vierhonderdvierennegentig euro en tweeëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
16. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
17. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
18. weigert het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.G. Roovers en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren op 30 september 2005.
de griffier de voorzieningenrechter