Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Economische politierechter
Parketnummer : 05/890181-05
Datum zitting: 14 oktober 2005
Datum uitspraak: 28 oktober 2005
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsman: mr. J.W.M. Soentjens, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
verdachte op of omstreeks 01 januari 2005 te Huissen in de gemeente Lingewaard, (opzettelijk) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, consumentenvuurwerk, te weten een aantal "Nitrate Thunders" en/of een of meer mortierbommen, voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het "Vuurwerkbesluit" gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de "Wet milieugevaarlijke stoffen" gestelde regels, immers waren die "Nitrate Thunders" niet voorzien van de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik"
en/of had(den) die mortierbom(men) niet een zodanige constructie en/of was/waren die mortierbom(men) niet zodanig vervaardigd en/of verkeerde(n) deze niet in een zodanige staat en/of was dat vuurwerk, wat aard, samenstelling en overige eigenschappen van het materiaal betreft, niet zodanig en/of functioneerde(n) die mortierbom(men) niet zodanig, dat bij gebruik overeenkomstig de gebruiksaanwijzing van dat vuurwerk geen letsel of schade kon ontstaan, althans waren/was die mortierbom(men) niet voorzien van een (Nederlandse) gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en omstanders kon ontstaan.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 14 oktober 2005 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.W.M. Soentjens, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Het verweer dat de raadsman namens verdachte heeft gevoerd komt er - kort samengevat - op neer dat hij bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat niet (goed) is vastgesteld wat de chemische samenstelling was van het vuurwerk, zodat niet bewezen kan worden dat verdachte daadwerkelijk nitraten en mortierbommen voorhanden heeft gehad.
De economische politierechter acht bewezen dat verdachte, tezamen met Hartong, consumentenvuurwerk, te weten een aantal Nitrate Thunders en een mortierbom voorhanden heeft gehad, die niet voldeden aan de voorschriften van het Vuurwerkbesluit. De economische politierechter bezigt tot het bewijs de verklaring van verdachte ter terechtzitting, het proces-verbaal van politie van het verhoor van de verdachte d.d. 1 januari 2005, p. 50, het proces-verbaal opgemaakt door Castrop en Curiel d.d. 16 februari 2005, p. 19, de afstandsverklaring van verdachte d.d. 1 januari 2005, het proces-verbaal van inbeslaggenomen vuurwerk d.d. 14 februari 2005, p. 9, en het proces-verbaal van verhoor d.d. 3 januari 2005, p. 39.
De economische politierechter acht de samenstelling van de Nitrate Thunders en de mortierbom, anders dan de raadsman heeft bepleit, niet relevant in het licht van de tenlastelegging, voor zover die tenlastelegging de eisen neergelegd in het Vuurwerkbesluit betreft. De economische politierechter overweegt daartoe als volgt.
In de tenlastelegging wordt verdachte verweten dat hij “consumentenvuurwerk, te weten (...)” voorhanden heeft gehad. In art. 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit wordt het begrip “consumentenvuurwerk” gedefinieerd als vuurwerk dat bestemd is voor particulier gebruik. Uit art. 1.1.2 lid 1 van het Vuurwerkbesluit volgt dat als “vuurwerk bestemd voor particulier gebruik” wordt aangemerkt vuurwerk dat (a) tot ontbranding wordt gebracht door een particulier, (b) te koop wordt aangeboden of ter beschikking wordt gesteld aan, gekocht of besteld door een particulier, (c) aangetroffen wordt bij een particulier, (d) binnen het grondgebied van Nederland wordt gebracht of voorhanden wordt gehouden met het oogmerk het aan particulieren ter beschikking te stellen, of (e) is voorzien van de aanduiding “Geschikt voor particulier gebruik”. In casu is sprake van consumentenvuurwerk, onder meer omdat het is aangetroffen bij een particulier, te weten verdachte.
Consumentenvuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit moet aan een aantal eisen voldoen. De economische politierechter wijst in de eerste plaats op de eis die aan vuurwerk in het algemeen - waaronder begrepen consumentenvuurwerk - wordt gesteld in art. 1.2.1 van het Vuurwerkbesluit. Daarnaast gelden er bijzondere eisen voor consumentenvuurwerk, die zijn neergelegd in art. 2.1.1 jo art. 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit.
Aan de verdachte is het niet voldoen van het consumentenvuurwerk aan de eisen van art. 1.2.1 jo 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit tenlastegelegd. Aan de verdachte is niet tenlastegelegd dat het consumentenvuurwerk niet voldeed aan de eis neergelegd in art. 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit. Daarom komt de economische politierechter niet toe aan de discussie over de samenstelling van het consumentenvuurwerk dat verdachte voorhanden heeft gehad.
Het betoog van de raadsman snijdt wel hout, waar de tenlastelegging spreekt over de “ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de “Wet milieugevaarlijke stoffen” gestelde regels”. Deze nader gestelde regels zijn terug te vinden in de “Regeling nadere eisen vuurwerk 2004” (hierna: “de Regeling”). Deze regeling is gebaseerd op zowel art. 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, als op de artt. 1.1.1 lid 1, 2.1.1 en 3.1.2 van het Vuurwerkbesluit. In bijlagen II en III bij deze regeling zijn eisen opgenomen met betrekking tot stoffen die niet mogen voorkomen in consumentenvuurwerk (bijlage II) en eisen met betrekking tot de lading per categorie consumentenvuurwerk (bijlage III). De economische politierechter meent met de raadsman dat niet kan worden getoetst dan wel behoorlijk is getoetst of aan de in Bijlage III bij de Regeling onder A1 weergegeven eis is voldaan (vuurwerk van de betreffende categorie mag uitsluitend zwart buskruit tot een gewicht van ten hoogste 2,5 gram bevatten; het betreft alleen de rotjes, ofwel de Nitrate Thunders). De economische politierechter acht derhalve niet bewezen dat voor wat betreft de Nitrate Thunders niet is voldaan aan die eisen. Datzelfde geldt voor de mortierbom: over de chemische samenstelling daarvan is niets vastgesteld. De deskundigenverklaring van de Keuringsdienst van Waren zwijgt op dit punt.
Aangezien de Regeling ook is gebaseerd op het Vuurwerkbesluit, onder andere op het reeds genoemde art. 2.1.1 daarvan, is het de vraag of het gedeelte van de tenlastelegging dat betrekking heeft op de eisen van het Vuurwerkbesluit, het lot moet delen van het gedeelte dat betrekking heeft op de eisen van de Regeling. De economische politierechter beantwoordt deze vraag negatief, omdat de (andere) eisen van het Vuurwerkbesluit waaraan het consumentenvuurwerk niet voldeed nader zijn gespecificeerd in de tenlastelegging. De economische politierechter acht bewezen dat het consumentenvuurwerk dat verdachte voorhanden heeft gehad, tezamen met Hartong, niet voldeed aan de eisen als bedoeld in art. 2.1.3, lid 1, onder a jo art. 2.1.3, lid 1, onder e van het Vuurwerkbesluit. De economische politierechter bezigt daartoe tot bewijs het proces-verbaal van inbeslaggenomen vuurwerk d.d. 14 februari 2005, p. 9, en het proces-verbaal van politie van het verhoor van de verdachte d.d. 1 januari 2005, p. 51.
De economische politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
verdachte op 01 januari 2005 te Huissen in de gemeente Lingewaard, (opzettelijk) tezamen en in vereniging met een ander, consumentenvuurwerk, te weten een aantal "Nitrate Thunders" en een mortierbom, voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het "Vuurwerkbesluit" gestelde eisen, immers waren die "Nitrate Thunders" niet voorzien van de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik" , althans was die mortierbom niet voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en omstanders kon ontstaan.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van het misdrijf: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, juncto artikel 1.2.2 aanhef en onder a van het Vuurwerkbesluit, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaarheid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de economische politierechter rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; en
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 23 maart 2005.
De economische politierechter overweegt in het bijzonder het navolgende.
Gelet op het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een overtreding van het gestelde in Vuurwerkbesluit in samenhang met de Wet milieugevaarlijke stoffen en de Wet op de economische delicten en gelet op het feit dat de economische politierechter de kans op recidive van de verdachte klein acht, zal de economische politierechter de officier van justitie weliswaar volgen in haar eis, maar zal hij de taakstraf geheel voorwaardelijk opleggen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, de artikelen 1.2.2 en 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit en artikel 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
8. De beslissing
De economische politierechter, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende veertig (40) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf geheel niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten. De economische politierechter stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerleg-ging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proef-tijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op twintig (20) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. M. Jurgens, rechter, als economische politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. V.L. van den Berg, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze economische politierechter op 28 oktober 2005.