ECLI:NL:RBARN:2005:AU3837

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
12 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
127717
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen van een straat- en contactverbod in verband met seksueel misbruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 12 juli 2005 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.W. Langereis, een straat- en contactverbod heeft gevorderd tegen gedaagde, die wordt beschuldigd van seksueel misbruik van haar minderjarige dochter, [betrokkene]. Eiseres heeft gedaagde op 22 juni 2005 gedagvaard, waarna de zaak ter zitting is behandeld. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. D.J.L. Wijnveldt, heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde voorzieningen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 27 april 2005 aangifte heeft gedaan van seksueel misbruik door gedaagde. Gedaagde heeft de ontuchtige handelingen erkend. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een brief van Bureau Jeugdzorg Gelderland, waarin wordt aangegeven dat [betrokkene] hulp nodig heeft na de gebeurtenissen. De rechtbank oordeelt dat het spoedeisend belang van eiseres voortvloeit uit de ernstige beschuldigingen tegen gedaagde en de impact daarvan op [betrokkene].

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende aannemelijk is dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens [betrokkene] en dat het gevorderde contactverbod gerechtvaardigd is. Het straatverbod is ook toegewezen, omdat het belang van [betrokkene] bij een ongestoord leven zwaarder weegt dan het recht van gedaagde om zich vrij te bewegen. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van dwangsommen bij overtreding van de verboden. De rechtbank heeft de proceskosten aan gedaagde opgelegd, die in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer:127717 / KG ZA 05-351
Datum vonnis: 12 juli 2005
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiseres]
wonende te [woonplaats],
eiseres bij dagvaarding van 22 juni 2005,
advocaat en procureur mr. C.W. Langereis,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats], thans verblijvende te [woonplaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. D.J.L. Wijnveldt te Arnhem.
Het verloop van de procedure
Eiseres heeft [gedaagde] ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. [gedaagde] heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De advocaat van eiseres en de advocaat van [gedaagde] hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities.
Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1. Op 27 april 2005 heeft eiseres bij de politie aangifte gedaan van seksueel misbruik van haar minderjarige dochter [betrokkene] door [gedaagde].
2. [Gedaagde] is naar aanleiding van het voorgaande in voorlopige hechtenis genomen.
3. [Gedaagde] heeft erkend dat hij ontuchtige handelingen met [betrokkene] heeft gepleegd.
4. Bij brief van 10 juni 2005 heeft mevrouw [werkneemster] van Bureau Jeugdzorg Gelderland, voor zover van belang, het volgende aan de advocaat van eiseres bericht.
“[betrokkene] (...) is op 27 mei j.l. aangemeld bij Bureau Jeugdzorg, in verband met de gevolgen van seksueel misbruik en overige gedragsproblemen van [betrokkene]. Na een eerste gesprek is [betrokkene] met spoed verwezen naar de Gelderse Roos, een instelling voor jeugdGeestelijke Gezondheidszorg, voor verder onderzoek en hulpverlening. (...)
Voor [betrokkene], alsmede voor de andere gezinsleden, is het van belang dat er zo mogelijk rust kan komen in het gezin, zodat ze kunnen herstellen van wat er is gebeurd.”
5. Bij beschikking van de raadkamer van deze rechtbank van 6 juli 2005 is de voorlopige hechtenis van [gedaagde] met ingang van 7 juli 2005 onder voorwaarden geschorst. Een van de voorwaarden luidt als volgt.
“Verdachte zal verblijven bij zijn dochter in [woonplaats].”
Het geschil
1. Eiseres vordert dat [gedaagde] op straffe van een dwangsom wordt verboden zich gedurende twee jaren te bevinden en te begeven in [woonplaats], althans [woonplaats]-Noord, althans het deel van [woonplaats] dat wordt omgeven door de straten zoals aangegeven op het aan de dagvaarding gehechte kaartje, alsmede dat [gedaagde] op straffe van een dwangsom wordt verboden gedurende drie jaren op enige wijze contact op te nemen met [betrokkene].
2. Eiseres legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde], door [betrokkene] seksueel te misbruiken, onrechtmatig heeft gehandeld jegens [betrokkene]. Hierdoor heeft zij schade geleden. [gedaagde] heeft volgens eiseres inbreuk gemaakt op het grondrecht van [betrokkene] om een ongestoord en ongeïntimideerd vrij leven te leiden. Daarom is het opleggen van een straat- en contactverbod aan [gedaagde] gerechtvaardigd.
3. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van eiseres.
2. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] [betrokkene] seksueel heeft misbruikt. Daarmee staat vooralsnog vast dat [gedaagde] in ernstige mate onrechtmatig jegens [betrokkene] heeft gehandeld. Het is reeds daarom begrijpelijk en gerechtvaardigd dat eiseres wil dat [betrokkene] geen contact meer kan krijgen met [gedaagde]. Het gevorderde contactverbod zal daarom in voege zoals hierna aan te geven worden toegewezen. Dat [gedaagde] ter zitting heeft aangegeven geen enkele behoefte te hebben eiseres en/of [betrokkene] te ontmoeten, kan niet tot een andersluidend oordeel leiden. Ter zitting heeft [gedaagde] immers ook verklaard dat hij bijzonder gegriefd is door de handelwijze van [betrokkene], zodat thans niet met zekerheid kan worden uitgesloten dat hij geen contact zal opnemen met [betrokkene] en/of eiseres.
3. Wat betreft het gevorderde straatverbod wordt het volgende overwogen. Vast staat dat dit verbod inbreuk maakt op het in verdragen en wetten vastgelegde (grond)recht van [gedaagde] om zich vrijelijk te bewegen. Voor toewijzing van een dergelijke maatregel moet in hoge mate aannemelijk zijn dat er feiten en omstandigheden zijn die zo’n inbreuk op zijn rechten kunnen rechtvaardigen. De omstandigheid dat vooralsnog voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] [betrokkene] - een blijkens de stukken zorgbehoevend en dus kwetsbaar meisje - seksueel heeft misbruikt, rechtvaardigt dat [betrokkene] thans zoveel mogelijk gevrijwaard wordt van de aanwezigheid van [gedaagde] in haar directe woonomgeving. Dat de (gedrags)problemen van [betrokkene] mede veroorzaakt kunnen zijn door gebeurtenissen die zich in het verleden hebben afgespeeld, wil niet zeggen dat [betrokkene] (en ook eiseres) thans, na de recente gebeurtenissen, niet gebaat is bij zoveel mogelijk rust. Voorshands geoordeeld is de voorzieningenrechter daarom van oordeel dat het belang van [betrokkene] bij een ongestoord privé-leven zwaarder moet wegen dan het belang van [gedaagde] om zich vrijelijk te bewegen. Dit betekent dat aan [gedaagde] een straatverbod zal worden opgelegd in voege zoals hierna aan te geven. Daarbij is het onvermijdelijk dat [gedaagde] voorlopig niet kan terugkeren naar zijn eigen woning aan de Agnietenstraat 109 te [woonplaats] omdat deze zich zeer dicht bij de woning van eiseres en [betrokkene] bevindt.
4. Aan het hierna op te leggen straat- en contactverbod zullen dwangsommen worden verbonden, die echter aan een maximum zullen worden gebonden als hierna te melden. Bovendien zullen de dwangsommen worden gematigd, nu [gedaagde] onweersproken heeft gesteld dat hij alleen van een AOW-uitkering (aangevuld met een kleine pensioenuitkering) moet rondkomen.
5. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de kosten van dit kort geding worden verwezen.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
1. verbiedt [gedaagde] om gedurende één (1) jaar na betekening van dit vonnis zich te bevinden en te begeven in het gebied dat ingesloten wordt door (gedeelten van) [adres] te [woonplaats], één en ander zoals gearceerd is weergegeven op het aan dit vonnis gehechte kaartje (het straatverbod);
2. verbiedt [gedaagde] gedurende één jaar vanaf het tijdstip van betekening van dit vonnis op enige wijze contact op te nemen met [betrokkene] (het contactverbod);
3. veroordeelt [gedaagde] om, ingeval hij na betekening van dit vonnis bovenstaand straatverbod en/of contactverbod overtreedt, aan [betrokkene], althans aan eiseres als wettelijk vertegenwoordigster, een dwangsom te betalen van € 100,- per keer dat hij dit straat- en/of contactverbod overtreedt, tot een maximum van € 10.000,-;
4. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres tot aan deze uitspraak bepaald op € 1.145,60, waarvan te betalen aan de griffier van deze rechtbank (op bankrekening nr. 19.23.25.752 ten name van MvJ Arrondissement Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem onder vermelding van zaak- en rolnummer) € 1.084,60, te weten:
- € 816,- wegens salaris procureur;
- € 85,60 wegens in debet gestelde exploitkosten;
- € 183,- wegens in debet gesteld griffierecht,
en het restant van € 61,- aan de procureur van eiseres wegens het eigen aandeel in het griffierecht;
5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6. weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren op 12 juli 2005.
de griffier de rechter