ECLI:NL:RBARN:2005:AU3202
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Rechtbank Arnhem in insolventieprocedure wegens centrum van voornaamste belangen in het buitenland
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 31 januari 2005 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker, die gevlucht was naar België vanwege bedreigingen door zijn broers en ex-partner, had op 12 augustus 2004 een verzoekschrift ingediend. Tijdens de zittingen op 25 oktober 2004 en 21 januari 2005 werd de situatie van verzoeker als onduidelijk en instabiel beoordeeld, wat leidde tot aanhouding van de behandeling.
Uit een later ontvangen uittreksel van het gemeentelijke bevolkingsregister bleek dat verzoeker sinds 18 oktober 2004 feitelijk woonachtig was in België, waar zijn zoon naar school ging. Het huurcontract van zijn voormalige woning in Nederland eindigde formeel op 1 februari 2005. De rechtbank oordeelde dat het centrum van de voornaamste belangen van verzoeker in België lag, aangezien dit de plaats was waar hij woonde en zijn belangen beheerde.
De rechtbank concludeerde dat zij op basis van artikel 3 lid 1 van de EU Insolventieverordening niet bevoegd was om de insolventieprocedure te openen. De beslissing van de rechtbank was dan ook om zich onbevoegd te verklaren. Deze uitspraak werd gedaan door mr. B.J. Engberts in tegenwoordigheid van de griffier.