ECLI:NL:RBARN:2005:AU2331

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
30 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
94010805
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op noodweer door 14-jarige verdachte in zaak van poging tot zware mishandeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 30 augustus 2005, stond een 14-jarige verdachte terecht voor de poging tot zware mishandeling en mishandeling van een slachtoffer. De verdachte had zich beroepen op noodweer, stellende dat hij handelde ter verdediging van zijn eigen lijf en dat van zijn vader. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een noodweersituatie. De verdachte had verklaard dat hij werd aangevallen door het slachtoffer met een stok, maar de rechtbank achtte het aannemelijker dat hij het slachtoffer van achteren had gestoken. De rechtbank concludeerde dat er geen onmiddellijke wederrechtelijke aanranding was, waardoor het beroep op noodweer werd verworpen. Ook het beroep op noodweerexces werd afgewezen.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die zich in een gespannen situatie bevond door een conflict tussen zijn ouders en straatgenoten. Ondanks de omstandigheden oordeelde de rechtbank dat de wijze waarop de verdachte had ingegrepen laakbaar was. De rechtbank legde een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken op, met een proeftijd van twee jaar, en voegde bijzondere voorwaarden toe, waaronder het volgen van een leerstraf en een werkstraf. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat deze niet van eenvoudige aard was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor kinderstrafzaken, waarbij de rechtbank de feiten en omstandigheden zorgvuldig afwoog.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer voor kinderstrafzaken
Datum zitting : 16 augustus 2005
Datum uitspraak : 30 augustus 2005
VERKORT VONNIS
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
(verdachte)
Raadsman: mr. C.D.A.J. Majoie, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 mei 2005 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk (slachtoffer) van het leven te beroven, opzettelijk die (slachtoffer) met een mes, althans een scherp voorwerp meermalen, althans eenmaal in de rug en/of zij, in elk geval in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 05 mei 2005 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan (slachtoffer) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die (slachtoffer) met een mes, althans een scherp voorwerp meermalen, althans eenmaal in de rug en/of zij, in elk geval in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 05 mei 2005 te Arnhem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (slachtoffer)), door deze (slachtoffer) met een mes, althans een scherp voorwerp meermalen, althans eenmaal in de rug en/of zij, in elk geval in het lichaam te steken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 05 mei 2005 te Arnhem,ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan (slachtoffer) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 05 mei 2005 te Arnhem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (slachtoffer), heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf-fouten voorko-men, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 16 augustus 2005 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.D.A.J. Majoie, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
? (slachtoffer feit 1).
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 30 dagen geheel voorwaar-delijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen jeugdreclasse-ringstoezicht, en voorts tot het volgen van een leerstraf -de Sova-training- gedurende 25 uren subsidiair 12 dagen jeugddetentie. Tevens vordert de officier van justitie het verrichten van een werkstraf gedurende 48 uren subsidiair 24 dagen vervangende jeugddetentie met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij (slachtoffer) niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De officier van justitie heeft daarom verzocht de benadeelde partij niet-ontvanke-lijk te verklaren in de vorde-ring.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging ge-voerd.
3. De beslis-sing inzake het bewijs
De rechtbank acht ten aanzien van feit 1 niet bewezen dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad (slachtoffer) te doden. De verdachte ontkent dat het zijn bedoeling was om (slachtoffer) te doden, terwijl uit de aard en ernst van de verwondingen ook niet is af te leiden dat er sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op doodslag gericht. Verdachte zal van het onder 1 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Feit 1 subsidiair acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij door die (slachtoffer) werd vastgepakt en weggeduwd, waarna hij met het mes in zijn linkerhand (slachtoffer) slechts eenmaal in de rechterzij zou hebben gestoken. De rechtbank acht dat niet aannemelijk geworden, nu dat feitelijk een bijna onmogelijke beweging lijkt te zijn. Een kleine jongen zou dan achteruitdeinzend, een grote man die voor hem staat achter in de zij/rug met een mes steken. Gezien de aard van de verwondingen, de plaats op het lichaam van die verwondingen van (slachtoffer) en de overeenstemming van de twee snijwonden zoals een en ander blijkt uit de medische verklaring en de foto’s van (slachtoffer), acht de rechtbank het bewezen dat verdachte (slachtoffer) meermalen heeft gestoken. Dit wordt ook door de aangifte ondersteund.
Met de officier van justitie en de raadsman oordeelt de rechtbank dat feit 2 primair niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op of omstreeks 05 mei 2005 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan (slachtoffer) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die (slachtoffer) met een mes, althans een scherp voorwerp meermalen, althans eenmaal in de rug en/of zij, in elk geval in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 05 mei 2005 te Arnhem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten(slachtoffer)), heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe-zen. Verdach-te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair:
“ poging tot zware mishandeling”
Feit 2 subsidiair
“mishandeling”
4b. De strafbaarheid van de feiten
Over het door de raadsman van verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit gedane beroep op noodweer, geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf en van dat van zijn vader, oordeelt de rechtbank als volgt.
Voor toepassing van artikel 41 Wetboek van Strafrecht moet er sprake zijn van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, een noodweersituatie.
Verdachte heeft verklaard dat (slachtoffer) hem met een stok heeft geslagen, die stok weglegde, even aarzelde en vervolgens verdachte vastpakte en van zich af duwde. Vervolgens zou verdachte het slachtoffer al achteruitdeinzend hebben gestoken ter verdediging van zijn eigen lijf. De rechtbank heeft hierboven reeds overwogen dat zij die door verdachte omschreven situatie niet aannemelijk acht. De rechtbank acht veel meer aannemelijk dat verdachte het slachtoffer van achteren heeft gestoken. Dat er sprake was van een onmiddellijke wedderrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte is niet aannemelijk geworden. Er was derhalve in die zin geen sprake van een noodweersituatie zodat het beroep op noodweer in zoverre niet opgaat.
Voorts is niet aannemelijk geworden dat de situatie buiten het huis zo ernstig was dat er sprake was van een noodweersituatie ten aanzien van de vader van verdachte. Met name niet op grond van de verklaring van de vader van verdachte. De vader verklaart zelf dat toen (getuige) bij hem aanbelde, hij, nadat die (getuige) een beweging maakte, hem een hengst gaf. Vervolgens is de vader de voortuin ingelopen en ontstaat er een gevecht. Vader vecht met (getuige) en op een gegeven moment bemoeit (slachtoffer) zich er ook mee. De vader verklaart over het vechten met (slachtoffer): “Ik vloog weer op (slachtoffer) af en we raakten in gevecht”. Op grond hiervan acht de rechtbank aannemelijk dat de vader van de verdachte voor de ogen van de verdachte heeft gevochten eerst met (getuige) en vervolgens met (slachtoffer). Dat een 14-jarige jongen bang is dat zijn vader iets overkomt als deze in gevecht is met een andere volwassen man, acht de rechtbank ook aannemelijk, zeker als daarbij in aanmerking wordt genomen dat de moeder van verdachte - tegelijk en op dezelfde plaats - ook in een gevecht was verwikkeld. Het een en ander betekent echter nog niet dat de situatie zodanig ernstig was dat de 14-jarige verdachte zijn vader te hulp moest komen.
De rechtbank concludeert, mede gezien het feit dat de andere verklaringen in het dossier geen aanleiding geven voor een andere visie, dat er geen sprake was van een noodweersituatie ten opzichte de vader van verdachte.
Het beroep op noodweer wordt daarom verworpen.
De feiten zijn derhalve strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit namens verdachte subsidiair een beroep gedaan op noodweerexces.
De feitelijke vaststellingen op grond waarvan de rechtbank het beroep op noodweer heeft verworpen staan ook in de weg aan een geslaagd beroep op noodweerexces.
De rechtbank verwerpt daarom het beroep op noodweerexces.
Er is overigens geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaarheid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om-stan-dighe-den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd xxx, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder door de strafrechter is veroordeeld;
- een voorlichtingsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming, gedateerd xxx, betreffende verdachte;
- een voorlichtingsrapport van de afdeling Jeugdreclassering van de Bureaus Jeugdzorg Gelderland, gedateerd xxxx, betreffende verdachte;
De rechtbank overweegt verder nog als volgt.
Verdachte heeft een buurjongen geslagen en in een gevecht dat voor zijn woning ontstond waar zijn ouders en een aantal straatgenoten aan deel hebben genomen, één van de vechtenden van achteren tweemaal met een mes gestoken. Dit slachtoffer heeft voor de daardoor ontstane verwondingen een aantal dagen in het ziekenhuis moeten verblijven. Dit zijn ernstige strafbare feiten die traumatiserende gevolgen voor het slachtoffer kunnen hebben en die in hoge mate bijdragen tot gevoe-lens van onrust en onveilig-heid op straat.
De rechtbank zal echter ook meewegen dat verdachte zich als jong kind al gedurende langere tijd in een gespannen situatie bevond die was ontstaan nadat zijn ouders en een aantal straatgenoten ruzie hadden gekregen. De rechtbank heeft er wel enig begrip voor dat verdachte daardoor onder druk is komen te staan en dat hij de situatie zoals die zich op 05 mei 2005 afspeelde als angstaanjagend heeft ervaren. De wijze waarop hij echter meende te moeten ingrijpen is niettemin bijzonder laakbaar geweest.
De rechtbank ziet in de vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden en het advies van de Jeugdreclassering, aanleiding aan de voorwaarde-lijke jeugddetentie de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de Jeugdreclasse-ring.
Voorts dient verdachte een leerstraf, zijnde de Sova-training gedurende 25 uur te verrichten, welke straf verdachte kan leren op andere manieren dan met geweld op te komen voor zijn belangen, en een werkstraf gedurende 23 uur, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht.
De rechtbank is van oordeel dat de grondslag voor de voorlopige hechtenis van verdachte thans niet meer aanwezig is. De inmiddels geschorste voorlopige hechtenis zal daarom worden opgehe-ven.
6a. De beoordeling van de civiele vorde-ring
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde-ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De rechtbank acht de vordering van (slachtoffer) niet van eenvoudige aard, nu deze onvoldoende is gemotiveerd en er geen specificaties zijn overgelegd, zodat de benadeelde partij in het onderhavige strafgeding in de vordering niet-ontvanke-lijk is. Mogelijk kan de benadeelde partij de schade verhalen via de burgerlijke rechter.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77aa, 77gg, 300 en 302 van het Wetboek van Straf-recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
- een jeugddetentie voor de duur van twee (2) weken.
Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden tenuitvoergelegd, ten-zij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerleg-ging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proef-tijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel niet is nagekomen de volgende bijzondere voorwaarde:
“Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de afdeling Jeugdreclassering van Bureaus Jeugdzorg Gelderland zullen worden gegeven, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling”.
Geeft opdracht aan de afdeling Jeugdreclassering van Bureaus Jeugdzorg Gelderland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
En voorts
- het volgen van een leerstraf, zijnde de SocialeVaardigheidstraining, gedurende vijfentwintig (25) uren.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende jeugddetentie op twaalf (12) dagen.
en
- het verrichten van een werkstraf gedurende drieentwintig (23) uren.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende jeugddetentie op elf (11) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (1 dag = 2 uren) geheel in mindering wordt gebracht, te weten acht (8) uren.
Bepaalt dat deze leerstraf en werkstraf binnen zes (6) maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf en de leerstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Heft op het -inmiddels geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van veroordeelde voornoemd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij (slachtoffer), wonende te Arnhem.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. M.M. Vanhommerig, als voorzitter,
mr. M.A.F. Cools-Weebers, vice-president en kinderrechter,
mr. C.M. Vinck, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.A. Plantenga, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 augustus 2005.