ECLI:NL:RBARN:2005:AU1541

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
129150
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de executie van een ontruimingsvonnis in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 19 juli 2005 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Nijenhuis, en gedaagde, de stichting Volkshuisvesting Arnhem, vertegenwoordigd door mr. J.E. Brands. Eiseres had de stichting gedagvaard met het verzoek om de ontruiming van haar woonwagen op te schorten, die was aangezegd voor 20 juli 2005, totdat er in een verzetprocedure een vonnis zou zijn gewezen. De rechtbank had eerder op 6 juni 2005 een verstekvonnis gewezen, waarbij de huurovereenkomst was ontbonden en eiseres en haar partner waren veroordeeld tot ontruiming van de woonwagen en betaling van huurachterstand.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een duidelijke misslag in het verstekvonnis en dat de nieuwe feiten die eiseres aanvoerde, namelijk dat zij en haar partner nu een betaalde baan hadden en een borg hadden gevonden, niet voldoende waren om de executie van het verstekvonnis te schorsen. De rechter benadrukte dat de situatie van dakloosheid die eiseres en haar minderjarige kind zouden ondervinden, het gevolg was van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis zelf en niet van de nieuwe feiten.

Desondanks gaf de voorzieningenrechter eiseres de gelegenheid om vóór 12.00 uur op 20 juli 2005 de huurachterstand, de koopsom van de woonwagen en de huur van de standplaats voor de komende zes maanden te betalen. De rechter oordeelde dat de stichting in een betere positie zou verkeren als zij de woonwagen aan eiseres en haar partner zou verkopen in plaats van deze te ontruimen en opnieuw te verhuren. Uiteindelijk werd de stichting verboden om vóór het genoemde tijdstip het verstekvonnis ten uitvoer te leggen, en werden de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 129150 / KG ZA 05-426
Datum vonnis: 19 juli 2005
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur en advocaat mr. H.J.M. Nijenhuis,
tegen
de stichting
STICHTING VOLKSHUISVESTING ARNHEM,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
procureur en advocaat mr. J.E. Brands.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de stichting genoemd worden.
1. Het verloop van de procedure
1.1. [eiseres] heeft de stichting ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd zoals hierna vermeld.
1.2. De stichting heeft geconcludeerd tot weigering van de gevraagde voorzieningen.
1.3. De advocaten van partijen hebben de zaak bepleit, mr. Brands overeenkomstig zijn overgelegde pleitnotities. Daarbij zijn producties in het geding gebracht.
1.4. Ten slotte is in verband met de spoedeisendheid van de zaak, na de mondelinge behandeling van de zaak direct uitspraak gedaan.
2. De vaststaande feiten
2.1. Bij verstekvonnis van 6 juni 2005 – hierna het verstekvonnis – heeft de rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Arnhem,
de huuroveenkomst tussen partijen ontbonden, op grond waarvan [eiseres] met haar partner de heer [betrokkene 1], van de stichting huurde de woonwagen met standplaats aan de [adres] te [woonplaats], en heeft de rechtbank [eiseres] en haar partner veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het verstekvonnis de woonwagen te ontruimen en te verlaten. Voorts zijn [eiseres] en haar partner bij het verstekvonnis onder meer veroordeeld om de huurachterstand te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente.
De stichting is bij het verstekvonnis gemachtigd om de ontruiming van de woonwagen zonodig met behulp van de sterke arm zelf te bewerk-stelligen. Het verstekvonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2. De stichting heeft op 4 juli 2005 het verstekvonnis aan [eiseres] en haar partner betekend en daarbij aangezegd dat de woonwagen
op 20 juli 2005 zal worden ontruimd.
2.3. [eiseres] en haar partner zijn nog niet in verzet gekomen van het verstekvonnis.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert veroordeling van de stichting om de aangezegde ontruiming van de woonwagen op te schorten totdat in de verzetprocedure vonnis is gewezen. Zij vordert tevens veroordeling van de stichting om haar alsnog een terme de grâce te verlenen voor de betaling van achterstallige huur.
3.2. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat de stichting misbruik maakt van haar bevoegdheid als zij de ontruiming op 20 juli 2005 doorzet. Zij voert daarvoor aan dat zij nu uit de situatie van regelmatige huurachterstanden kan komen omdat zij en haar partner inmiddels betaald werk hebben en omdat zij een borg hebben gevonden die zich niet alleen garant stelt voor toekomstige huurbetalingen, maar die ook bereid is om op heel korte termijn de betaling voor te schieten van alle achterstallige huur, de koopsom van de woonwagen en de huur van de standplaats voor de komende zes maanden.
3.3. De stichting stelt zich op het standpunt dat zij gerechtigd is om het verstekvonnis ten uitvoer te leggen. Zij wil de ontruiming op 20 juli 2005 dan ook doorzetten. De stichting heeft geen vertrouwen in de beloftes van [eiseres] (en haar partner) omdat zij totnogtoe nimmer (betalings)afspraken zijn nagekomen, ook niet met betrekking tot de koop van de woonwagen.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Voorop dient te worden gesteld dat het in beginsel niet aan de voorzieningenrechter is om vonnis, zoals het verstekvonnis, de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad te ontnemen. Daarvoor kan alleen reden zijn als de tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren. Van zulk misbruik is sprake indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk berust op een evidente juridische of feitelijke misslag van de rechter die het vonnis wees of indien er sprake is van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten die klaarblijkelijk aan de zijde van de de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen onstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.2. Gesteld noch gebleken is dat het verstekvonnis berust op een klaarblijkelijke misslag van de kantonrechter. Voor de schorsing van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis is daarom alleen nog plaats als er sprake is van een na het wijzen van het vonnis aan het licht gekomen of voorgevallen feit. Van een na het wijzen van het vonnis voorgevallen feit is sprake. [eiseres] en haar partner hebben inmiddels niet alleen een betaalde baan, zij hebben ook een geldschieter die tevens borg is. Volgens [eiseres] is de borg bereid en in staat om op heel korte termijn niet alleen de volledige huurachterstand te betalen, maar ook de koopsom van de woonwagen en de huur van de standplaats voor de komende zes maanden. Evenwel doet dit nieuwe feit aan de zijde van [eiseres] geen noodtoestand ontstaan als het verstekvonnis ten uitvoer wordt gelegd. De situatie die Scheider schetst, dat zij en haar minderjarige kind na de ontruiming dakloos zullen zijn, is immers geen gevolg van het nieuwe feit, maar van tenuitvoerlegging van het verstekvonnis zelf.
Dit betekent dat er geen grond is voor schorsing van de executie van het verstekvonnis totdat in de kennelijk aan te spannen verzetprocedure vonnis is gewezen.
4.3. Wel ziet de voorzieningenrechter in de nieuwe situatie aanleiding om [eiseres] in de gelegenheid te stellen zich ter directe betaling van de gehele huurachterstand, de koopsom van de woonwagen en de huur van de standplaats voor de komende zes maanden, op 20 juli 2005 vóór 12.00 uur te melden ten kantore
van de stichting. Verkoop van de woonwagen aan [eiseres] (en haar partner), die eind 2004 aan hen voorgesteld is, en vooruitbetaling van de huur van dan alleen nog de standplaats, brengt de stichting immers in een betere positie dan wanneer zij de woonwagen laat ontruimen en die opnieuw gaat verhuren.
4.4. Het vorenstaande brengt mee dat het de stichting verboden zal worden om vóór 12.00 uur op 20 juli 2005 het verstekvonnis ten uitvoer te leggen.
4.5. Nu geen van partijen overwegend in het ongelijk is gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt de stichting om vóór 12.00 uur op 20 juli 2005 het tussen partijen gewezen verstekvonnis van de rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Arnhem, zaaknummer 397380 CV EXPL 05-4428, ten uitvoer te leggen;
5.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3. weigert het anders of meer gevorderde;
5.4. compenseert de kosten van dit kort geding, in die zin dat iedere partij haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2005.