ECLI:NL:RBARN:2005:AU0237

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
400329 \ HA VERZ 05-1550 \ PH/174/cl
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A. Huidekoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en massaontslag zonder melding bij CWI

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 21 juli 2005 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van arbeidsovereenkomsten van zestien werknemers door de besloten vennootschap [verzoeker]. De verzoekende partij, vertegenwoordigd door mr. D.T.J. van der Klei, heeft verzocht om de arbeidsovereenkomsten te ontbinden met ingang van 31 juli 2005, onder andere wegens een dreigende reorganisatie en financiële problemen. De verwerende partij, [verweerder], vertegenwoordigd door mr. O.J. Ingwersen en mr. W.J.F. Nieuwenhuis, heeft zich verzet tegen het verzoek en aangevoerd dat de werkgever zich had moeten wenden tot het CWI in plaats van de kantonrechter, gezien de omvang van de reorganisatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 en 15 juli 2005 zijn beide partijen verschenen en hebben zij hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoekende partij niet aan de meldingsplicht bij het CWI heeft voldaan, wat een belangrijke overweging was in de beoordeling van de zaak. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bedrijfseconomische situatie van de verzoeker onvoldoende onderbouwd was om de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te rechtvaardigen. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding afgewezen, waarbij de verzoekende partij is veroordeeld in de proceskosten van € 500,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van de meldingsplicht bij massaontslagen en de bescherming van werknemers in kwetsbare posities.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector kanton
Locatie Arnhem
zaakgegevens 400329 \ HA VERZ 05-1550 \ PH/174/cl
uitspraak van 21 juli 2005
Beschikking
in de zaak van
de besloten vennootschap [v[verzoeker]eker]
gevestigd te Arnhem
verzoekende partij
gemachtigde mr. D.T.J. van der Klei
en
[verwe[verweerder]
wonende te Utrecht
verwerende partij
gemachtigden mr. O.J. Ingwersen en mr. W.J.F. Nieuwenhuis
1 De procedure
Bij verzoekschrift van 22 juni 2005 heeft verzoekende partij, verder te noemen [verzoeker], de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomsten met zestien werknemers, onder wie [verweerder], te ontbinden. Mede namens [verweerder] is een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 juli 2005. Partijen zijn verschenen, vergezeld van gemachtigden, en hebben hun standpunten doen toelichten aan de hand van pleitnotities. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat ter zitting aan de orde is gesteld. Vervolgens heeft de kantonrechter de behandeling geschorst om [verzoeker] de gelegenheid te geven haar verzoek nader met stukken te onderbouwen en op basis daarvan met de werknemers in overleg te treden. De mondelinge behandeling is voortgezet op 15 juli 2005. Partijen zijn opnieuw verschenen, vergezeld van gemachtigden, en hebben hun standpunten verder doen toelichten aan de hand van pleitnotities. Ook daarvan heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Tenslotte heeft de kantonrechter bepaald dat beschikking zal worden gegeven, waarbij [verzoeker] de gelegenheid is geboden de griffier uiterlijk 19 juli 2005 om 9:00 uur te berichten of zij alle verzoeken handhaaft. [verzoeker] heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met één - andere - werknemer ingetrokken.
2 De vaststaande feiten
2.1 [verzoeker] is een onderneming die zich richt op het ontwikkelen, produceren en distribueren van computeraanpassingen en IT-hulpmiddelen voor blinden en slechtzienden. Haar activiteiten zijn in drie groepen te verdelen, te weten het verkopen van de [verzoeker] brailleleesregel (een voorziening die het voor een blinde mogelijk maakt een PC te gebruiken), het verkopen van de [verzoeker] MPO (een organizer voor blinden) en het onderhouden van haar producten en het trainen van de gebruikers ervan.
2.2 [verzoeker] is voornemens haar onderneming te reorganiseren en in dat kader binnen korte tijd meer dan vier werknemers te laten afvloeien door middel van de ontbinding van hun arbeidsovereenkomsten door de kantonrechter. Zij heeft dit voornemen niet gemeld bij de FNV, waarbij één van de betrokken werknemers is aangesloten.
2.3 [verweerder], geboren op [geboortedatum], is op 1 juli 2000 in dienst getreden van [verzoeker]. Hij is werkzaam als Senior Developer bij de afdeling Research & Development. Zijn laatst verdiende bruto maandloon bedraagt € 3.659,-.
3 Het verzoek
3.1 [verzoeker] heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomsten met de werknemers onder wie [verweerder] te ontbinden met ingang van 31 juli 2005, althans dadelijk of op korte termijn wegens gewichtige redenen en daarbij aan de werknemers een vergoeding toe te kennen overeenkomstig het Sociaal Plan.
3.2 [verzoeker] heeft het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. De verkopen van de leesregel en de MPO lopen terug, terwijl ook de omzet van de diensten afneemt. [verzoeker] heeft de afgelopen jaren een aantal maatregelen genomen om deze situatie het hoofd te bieden, waaronder een reorganisatie in 2004. Niettemin is de huidige liquiditeitspositie van [verzoeker] zodanig dat zij in haar voortbestaan wordt bedreigd.
3.3 [verzoeker] heeft aan het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] meer in het bijzonder het volgende ten grondslag gelegd. [verweerder] is een goede kracht. Hij is blind. Er is op dit moment geen werk voor braille en door de onderzoekstop zal dat minstens een jaar zo blijven. De heer [[werknemer], die ook op de afdeling Research & Development werkt, is niet blind, zodat hij ook werkzaamheden met betrekking tot apparatuur voor slechtzienden kan verrichten.
3.4 [verzoeker] heeft een ontbindingsvergoeding aangeboden zoals in het Sociaal Plan voorzien. Deze vergoeding houdt in, verkort weergegeven, een maandelijks te betalen aanvulling op de WW-uitkering tot het niveau van het laatst verdiende loon gedurende maximaal een jaar, waarbij de WW-uitkering niet geldt als toelatingscriterium maar als rekencriterium.
4 Het verweer
4.1 [verweerder] heeft zich tegen toewijzing van het verzoek verzet.
4.2 Daartoe heeft [verweerder] allereerst aangevoerd dat het ontbindingsverzoek moet worden afgewezen omdat [verzoeker] zich, gezien de omvang van de reorganisatie, niet tot de kantonrechter maar tot het CWI had moeten wenden.
4.3 [verweerder] heeft in eerste instantie erkend dat het [verzoeker] financieel niet voor de wind gaat, maar op basis van een kritische beschouwing van de stukken die [verzoeker] in het geding heeft gebracht betoogd dat het scenario niet zo donker is als door [verzoeker] voorgesteld. Nadat [verzoeker] de onderbouwing van haar stellingen had aangevuld, heeft [verweerder] aangevoerd dat op basis van de nieuwe documenten niet kan worden ontkend dat [verzoeker] in zwaar weer verkeert in die zin dat er in 2005 maandelijks verlies wordt geleden en dat [verweerder] inziet dat de huidige situatie niet gezond is. [verweerder] heeft evenwel aangevoerd dat uit de stukken blijkt dat een herstel is ingetreden zodat een reorganisatie, zo deze nodig mocht zijn, niet de omvang behoeft te hebben die [verzoeker] voorstaat.
4.4 [verweerder] heeft voorts onder meer aangevoerd dat hij niet is beperkt tot brailleproducten maar ook low-vision producten kan ontwikkelen. De heer [werknemer], die ook op de afdeling Research & Development werkt, is aangenomen per 15 april 2005. De functies van [werknemer] en [verweerder] zijn uitwisselbaar. Aldus handelt [verzoeker] in strijd met het anciënniteitsbeginsel door de arbeidsovereenkomst met [verweerder] voor ontbinding voor te dragen. Voorts heeft hij zich erop beroepen dat hij vanwege zijn blindheid een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt heeft.
4.5 Voor het geval dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden maakt [verweerder] aanspraak op een ineens uit te keren ontbindingsvergoeding op basis van de kantonrechtersformule met een correctiefactor C = 1, derhalve een bedrag van € 19.759,-.
5 De beoordeling
5.1 Het verweer dat [verzoeker] zich niet tot de kantonrechter maar tot het CWI had moeten wenden faalt, nu partijen bij een arbeidsovereenkomst te allen tijde bevoegd zijn zich met een ontbindingsverzoek tot de kantonrechter te wenden.
5.2 Op basis van de in het geding gebrachte stukken, waaronder de jaarrekening 2004 en de balansen en resultatenrekeningen over de maanden januari tot en met juni 2005 van [verzoeker] [verzoeker] van welke vennootschap [verzoeker] een dochter is, en mede in het licht van de erkenning door [verweerder], is voldoende aannemelijk geworden dat de bedrijfseconomische situatie van [verzoeker] thans zodanig is, dat er sprake is van veranderingen in de omstandigheden die een gewichtige reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst opleveren. Dat een herstel van deze situatie is ingetreden, is onvoldoende aannemelijk geworden.
5.3 Daarmee komt de vraag aan de orde of de arbeidsovereenkomst met [verweerder] voor ontbinding in aanmerking komt. Voor de beoordeling van die vraag wordt aansluiting gezocht bij hetgeen is bepaald in de artikelen 4.2, 4.3 en 4.4 van het Ontslagbesluit.
5.4 [verzoeker] heeft niet betwist dat [verweerder] een groter aantal dienstjaren heeft dan [werknemer]. Voorts heeft [verzoeker], in het licht van de betwisting door [verweerder], onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [verweerder] beperkt is tot het ontwikkelen van brailleproducten en dat zijn functie daardoor niet met die van [werknemer] uitwisselbaar is. [verzoeker] heeft onvoldoende onderbouwd waarom zij niettemin de arbeidsovereenkomst met [verweerder] voor ontbinding heeft voorgedragen. Aldus slaagt het beroep van [verweerder] op zijn grotere anciënniteit, zodat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met hem wordt afgewezen.
5.5 Nu het verzoek van [verzoeker] wordt afgewezen, dient [verzoeker] de proceskosten te betalen.
6 De beslissing
De kantonrechter,
wijst het verzoek van [verzoeker] af;
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, die van de zijde van [verweerder] worden begroot op € 500,-.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. P.A. Huidekoper en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2005.