ECLI:NL:RBARN:2005:AT7607

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
125305
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige mededeling door Gemeente Nijmegen aan uitzendbureau Start over eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 26 april 2005 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. B. Willemsen, en de Gemeente Nijmegen, vertegenwoordigd door mr. J.Th.M. Palstra en mr. A.M. Breedveld. De kernvraag was of de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door aan uitzendbureau Start te melden dat eiseres iemand van het gemeentebestuur heeft gestalkt. Eiseres was eerder in dienst bij Randstad en was gedetacheerd bij de Gemeente, maar haar detachering werd op 2 september 2002 beëindigd. Eiseres stelde dat de Gemeente haar naam in diskrediet heeft gebracht en vorderde een verbod op negatieve uitlatingen, alsook een voorschot op schadevergoeding van € 10.000,-.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeente de vertrouwelijkheid heeft geschonden door geruchten over stalking te delen met Start, wat onrechtmatig was. Eiseres leed hierdoor zowel materiële als immateriële schade. De rechter kende eiseres een schadevergoeding van € 1.000,- toe voor immateriële schade, maar wees het verzoek om een voorschot op materiële schadevergoeding af, omdat de omvang en het bestaan daarvan onvoldoende aannemelijk waren gemaakt. Ook het gevorderde verbod op negatieve uitlatingen werd afgewezen, omdat dit te ruim geformuleerd was en de Gemeente rechtmatige uitlatingen had gedaan over de reden van de beëindiging van de detachering.

De Gemeente werd in de proceskosten veroordeeld, omdat zij opnieuw de vertrouwelijkheid had geschonden, ondanks eerdere waarschuwingen in een eerder vonnis. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeente zich terughoudend had moeten opstellen en dat de vordering van eiseres, hoewel grotendeels afgewezen, aanleiding gaf tot kostencompensatie in haar voordeel.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 125305 / KG ZA 05-194
Datum vonnis: 26 april 2005
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres bij dagvaarding van 8 april 2005,
advocaat en procureur mr. B. Willemsen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE NIJMEGEN,
zetelende te Nijmegen,
gedaagde,
procureur mr. J.Th.M. Palstra,
advocaat mr. A.M. Breedveld te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Gemeente worden genoemd.
Het verloop van de procedure
[eiseres] heeft de Gemeente ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. De Gemeente heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De advocaat van [eiseres] en de advocaat van de Gemeente hebben de zaak bepleit, laatstgenoemde overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnotitie. Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1. [eiseres] is met ingang van 7 mei 2001 op basis van een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, te weten tot 6 mei 2003, in dienst getreden bij Randstad. In de periode van 9 juli 2001 tot en met 2 september 2002 is [eiseres], via Randstad, als secretaresse gedetacheerd geweest op het projectbureau Directie Grondgebied van de Gemeente (hierna: DGG). Op 2 september 2002 heeft de Gemeente de samenwerking met [eiseres] met onmiddellijke ingang beëindigd en de detacheringovereenkomst met Randstad opgezegd.
2. Op 8 oktober 2002 heeft de Gemeente een vertrouwelijke brief
gezonden aan Randstad, waarin zij onder meer gronden heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar beslissing om de overeenkomst met Randstad met betrekking tot [eiseres] te beëindigen.
3. [eiseres] heeft de Gemeente vervolgens in rechte
betrokken omdat zij van mening was dat de Gemeente op oneigenlijke gronden de detacheringovereenkomst heeft beëindigd en dat zij de naam van [eiseres] in diskrediet heeft gebracht.
4. Bij vonnis van deze rechtbank van 2 maart 2005 is de vordering
van [eiseres] (tot schadevergoeding) afgewezen. In rechtsoverweging 2.13 van dat vonnis heeft de rechtbank, voor zover van belang, het volgende overwogen.
“Hoewel de gemeente verklaart dat de enige copie (conform) is verzonden aan de heer x, leidt de rechtbank uit onder meer de verklaring van de heer [betrokkene 1] (...) af dat ook de politie Nijmegen bekend was met de inhoud van de brief, hetgeen door [eiseres] ter comparitie is bevestigd. De heer [betrokkene 2] heeft ter comparitie verklaard “ik zou zeggen dat de brief daar door ons niet naar toe is gestuurd”. Dit verweer acht de rechtbank, gelet op het onderbouwde betoog van [eiseres], niet overtuigend, mede gezien het feit dat de gemeente niet betwist dat de politie blijkbaar bekend was met de inhoud van de betreffende brief van 8 oktober 2002. De rechtbank is daarom van oordeel dat de gemeente de vertrouwelijkheid heeft geschonden die zij jegens [eiseres], gezien het karakter van hun relatie, in acht had dienen te nemen. (...)”
5. Medio maart 2005 is [eiseres] door haar nieuwe
werkgever, uitzendbureau Start, benaderd voor een functie bij de Gemeente. Op 18 maart 2005 heeft zij een gesprek gehad met de heer [betrokkene 3], hoofd Concerncommunicatie van de Gemeente en tevens afdelingshoofd. Op diezelfde dag heeft [eiseres] van Start te horen gekregen dat zij bij de Gemeente kan beginnen.
6. Op 28 maart 2005 is aan [eiseres] in een gesprek bij
Start (het was de bedoeling dat het contract zou worden getekend) medegedeeld dat de Gemeente heeft laten weten dat [eiseres] niet gewenst is bij de Gemeente.
Het geschil
1. [eiseres] vordert dat wordt bepaald dat de Gemeente zich
op straffe van een dwangsom na betekening van het in deze te wijzen vonnis voor zich direct, of indirect, via brieven, telefoon, derden of anderszins dient te onthouden van negatieve uitlatingen over [eiseres] in welke vorm dan ook. Voorts vordert [eiseres] dat de Gemeente wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van
€ 10.000,- bij wijze van voorschot op de door de Gemeente aan [eiseres] verschuldigde schadevergoeding.
2. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat de
Gemeente onrechtmatig jegens haar handelt door voor de tweede keer in korte tijd de vertrouwelijkheid te schenden die zij jegens [eiseres] in acht had dienen te nemen. Deze schending bestaat hierin dat de Gemeente aan uitzendbureau Start heeft medegedeeld dat [eiseres] iemand van het gemeentebestuur heeft gestalkt. Als gevolg hiervan lijdt [eiseres] zowel materiële (inkomens) als immateriële schade.
3. De Gemeente voert gemotiveerd verweer waarop, voor zover van
belang, hierna zal worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van [eiseres].
2. Kernvraag die thans dient te worden beantwoord is, of de
Gemeente onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld door - zoals hiervoor reeds is weergegeven - aan uitzendbureau Start mede te delen dat [eiseres] iemand van het gemeentebestuur heeft gestalkt. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3. De Gemeente heeft aangegeven dat zij alsnog heeft afgezien van
de detachering van [eiseres] bij de Gemeente omdat [eiseres] geen open kaart heeft gespeeld in haar gesprek van 18 maart 2005 met de heer [betrokkene 3]. In een e-mailbericht aan [betrokkene 4] van Start van 21 maart 2005 verwoordt de heer [betrokkene 3] dit als volgt: “die informatie betreft de omstandigheden waaronder zij in 2002 haar werkzaamheden als secretaresse bij de gemeente Nijmegen heeft beëindigd.” De Gemeente heeft steeds met nadruk ontkend dat er andere redenen aan het alsnog annuleren van de detachering ten grondslag liggen. Ter zitting heeft de heer [betrokkene 3] echter verklaard dat hij van enkele medewerkers van de afdeling DGG heeft gehoord dat er geruchten zijn geweest dat [eiseres] iemand van het gemeentebestuur heeft gestalkt, en dat hij dit ook zo in een telefoongesprek aan [betrokkene 4] van Start heeft medegedeeld. Dit gesprek heeft plaatsgevonden vóórdat de heer [betrokkene 3] het hiervoor genoemde e-mailbericht aan Start heeft verzonden. Daarmee staat dus vast dat, anders dan de Gemeente aanvankelijk steeds heeft betoogd, de Gemeente (in de persoon van de heer [betrokkene 3]) aan Start heeft medegedeeld dat er geruchten waren dat [eiseres] iemand van het gemeentebestuur heeft gestalkt. Voorshands geoordeeld heeft de Gemeente daarmee de vertrouwelijkheid, die zij jegens [eiseres] in acht had dienen te nemen, wederom geschonden. Dat de heer [betrokkene 3] niet als feit aan Start heeft gemeld dat [eiseres] zich aan stalking schuldig heeft gemaakt is daarbij niet van belang. Ook het (verder) verspreiden van een onbevestigde roddel kan immers, zeker als dat een ernstig strafbaar feit als stalking betreft, een inbreuk op de privacy opleveren. Dat geldt te meer indien zo’n bijdrage aan de verdere verspreiding van het gerucht wordt gedaan door een functionaris als de heer [betrokkene 3] (hoofd Concerncommunicatie) tegenover nota bene de werkgever van [eiseres]. Daar was geen enkel belang mee gediend. De heer [betrokkene 3] had ermee kunnen en moeten volstaan te verwijzen naar de samenwerkingsproblemen tussen [eiseres] en de afdeling DGG in het verleden, waarover [eiseres] in haar sollicitatiegesprek geen open kaart heeft gespeeld. De heer [betrokkene 3] hoefde daar niet nog een schep bovenop te doen die afbreuk doet aan de reputatie van [eiseres]. Het feit dat de Gemeente in zeer korte tijd voor de tweede keer de vertrouwelijkheid jegens [eiseres] heeft geschonden (in het vonnis van deze rechtbank van 2 maart 2005 was hieraan immers ook al een overweging gewijd), brengt de voorzieningenrechter voorshands mede tot het oordeel dat de Gemeente onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld. De voorzieningenrechter acht het daarom passend een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schade aan [eiseres] toe te wijzen.
4. Voor het overige zal het gevorderde bedrag aan
schadevergoeding worden afgewezen. Voor toewijzing daarvan moet binnen het kader van een kort geding immers in ieder geval de voorwaarde zijn vervuld dat het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn. Dit is het geval als de vordering niet wordt bestreden of indien met voldoende mate van zekerheid is te verwachten dat de bodemrechter met verwerping van de gevoerde verweren de vordering zal toewijzen. Voorts moet uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist zijn en mag het risico van onmogelijkheid van terugbetaling - bij afweging van de belangen van partijen - niet aan toewijzing in de weg staan. Voorshands geoordeeld zijn het bestaan en de omvang van de vordering voor wat betreft de materiële schade onvoldoende aannemelijk gemaakt zodat reeds om deze reden dit deel van de vordering dient te worden afgewezen. Wat het bestaan van de vordering betreft wordt overwogen dat geen causaal verband bestaat tussen de hierboven aangenomen onrechtmatigheid en het missen van de baan. Of reputatieschade ertoe heeft geleid dat [eiseres] door Start niet meer, of minder, is uitgezonden staat niet vast. Daarvoor is nader onderzoek nodig waarvoor het eenvoudig nog te vroeg is.
De periode van eventuele inkomensderving staat derhalve niet vast. Voor toewijzing van een voorschot op de gestelde materiële schade is dus geen plaats, nog daargelaten dat de enkele korte - niet met stukken onderbouwde - berekening daarvoor ook onvoldoende is.
5. Ook het gevorderde verbod voor de Gemeente om zich te
onthouden van negatieve uitlatingen over [eiseres] zal worden afgewezen. Voorshands geoordeeld is dit deel van de vordering veel te ruim (“negatieve uitlatingen ... in welke vorm dan ook”) geformuleerd. Dit geldt te meer nu slechts de mededeling over - kort gezegd - het gerucht van stalking onrechtmatig is jegens [eiseres], terwijl de Gemeente ook nog andere, vooralsnog wel rechtmatige, uitlatingen heeft gedaan over de reden waarom de detachering alsnog niet doorgaat. In dit licht bezien is een verbod zoals gevorderd een veel te vergaande beperking van het recht van de Gemeente om tegenover derden (bijvoorbeeld een uitzendbureau) mededelingen te doen over waarom [eiseres] niet in aanmerking komt voor een detacheringsplaats.
6. Alles overziend ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de
Gemeente in de kosten van dit kort geding te veroordelen. Het had de Gemeente op grond van het vonnis van deze rechtbank van 2 maart 2005 duidelijk moeten zijn dat zij zich met betrekking tot de vertrouwelijkheid jegens [eiseres] terughoudend had dienen op te stellen. Door ruim twee weken na voornoemd vonnis opnieuw deze vertrouwelijkheid te schenden, heeft de Gemeente het over zichzelf afgeroepen dat zij door [eiseres] wederom in rechte is betrokken. Hoewel de vordering van [eiseres] voor het grootste gedeelte wordt afgewezen, acht de voorzieningenrechter het onder de geschetste omstandigheden niet gepast [eiseres] in de kosten te veroordelen. Voor compensatie ziet de voorzieningenrechter om dezelfde reden eveneens geen aanleiding.
7. Het hiervoor onder 3 en 4 overwogene brengt mee dat het
griffierecht zal worden gerelateerd aan de hoogte van het toe te wijzen bedrag, zodat het meerdere (€ 47,-) voor rekening van [eiseres] dient te blijven.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
1. veroordeelt de Gemeente om aan [eiseres] te betalen een
bedrag van € 1.000,- (eenduizend euro);
2. veroordeelt de Gemeente in de proceskosten van deze
procedure, aan de zijde van [eiseres] tot aan deze uitspraak bepaald op € 1.145,60, waarvan te betalen aan de griffier van deze rechtbank (op bankrekening nr. 19.23.25.752 ten name van MvJ Arrondissement Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem onder vermelding van zaak- en rolnummer) € 1.084,60, te weten:
- € 816,- wegens salaris procureur van [eiseres];
- € 85,60 wegens in debet gestelde exploitkosten;
- € 183,- wegens in debet gesteld griffierecht,
en het restant van € 61,- aan de procureur van [eiseres] wegens het eigen aandeel in het griffierecht;
3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4. weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.G. Roovers en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2005.
de griffier de rechter