ECLI:NL:RBARN:2005:AT7202

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05-359
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsaanvraag en de vraag naar zelfstandig vorderingsrecht van het College Zorgverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 25 mei 2005 uitspraak gedaan in een faillissementsaanvraag van de vennootschap Euro Import Ltd, vertegenwoordigd door De Stallenman. Het verzoek tot faillietverklaring werd ingediend door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en het College Zorgverzekeringen (CZV). De rechtbank diende te beoordelen of het CZV als zelfstandig schuldeiser kon worden aangemerkt naast het UWV, aangezien het faillissement tot doel heeft de verdeling van het vermogen van de gefailleerde onder de schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende grond is voor de vordering van het UWV, maar dat het CZV geen zelfstandig vorderingsrecht heeft met betrekking tot de niet-betaalde ziekenfondspremies. Dit oordeel is in lijn met eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof Arnhem, dat in een arrest van 21 februari 2005 heeft geoordeeld dat het CZV geen eigen vorderingsrecht heeft. De rechtbank heeft ook verwezen naar een eerdere beslissing van de Hoge Raad uit 1985, waarin dezelfde kwestie aan de orde was. Ondanks de argumenten van het CZV dat het als economisch gerechtigde moet worden aangemerkt, heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen faillissementssituatie is, omdat er niets te verdelen valt. De rechtbank heeft daarom het verzoek van het CZV niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek van het UWV afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. B.J. Engberts en is openbaar uitgesproken op 25 mei 2005.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Rekestnummer: 05/359
Datum vonnis: 25 mei 2005
Vonnis
op aangehecht verzoekschrift tot faillietverklaring van
de vennootschap naar buitenlands recht
Euro Import Ltd,
h.o.d.n. De Stallenman,
statutair gevestigd te Cardiff, Engeland mede gevestigd en kantoorhoudende te Leur,
nader te noemen: verweerder.
De gang van zaken
Bij verzoekschrift d.d.d 3 maart 2005 hebben het rechtspersoonlijkheid bezittindenUitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen te Amsterdam (nader: het UWV) en het rechtspersoonleijkheid bezittinden College Zorgverzekeringen te Amstelveen (nader: het CZV) verzocht om verweerder in staat van faillissement te verklaren.
Verweerder is niet ter zitting verschenen. Verzoekers hebben op voorhand een notitie d.d. 22 april 2005 overgelegd. De rechtbank heeft ter zitting bepaald dat op 18 mei 2005 uitspraak gedaan zou worden. Verzoekers is nadien bericht dat die uitspraak heden gedaan zou worden.
De beoordeling
De rechtbank is bevoegd om op het verzoek te beslissen (art. 3 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures (Pb L 160 van 30 juni 2000) en art. 2 lid 4 Fw.).
De vordering van het UWV staat voldoende vast. Het CZV stelt een (eigen) vordering op verweerder te hebben ter zake van niet betaalde ziekenfondspremies. Het gaat in deze zaak om de vraag of het CZV als zelfstandig schuldeiser kan worden aangemerkt, naast het UWV. Het faillissement heeft immers uiteindelijk tot doel de verdeling van het vermogen van de gefailleerde – door de curator - onder de schuldeisers. Indien er slechts één schuldeiser is, dan valt er niets te verdelen en is (dus) geen sprake van een faillissementssituatie. Dit is een door de rechtspraak afgeleide vereiste voor de vaststelling dat de “toestand van hebben opgehouden te betalen” bestaat.
Deze rechtbank heeft voornoemde vraag (is het CZV zelfstandig schuldeiser) eerder, in andere zaken, bevestigend beantwoord. Het gerechtshof Arnhem heeft dit standpunt bij arrest d.d. 5 augustus 2004 (JOR 2004, 289) bevestigd. Genoemd gerechtshof is echter onlangs op zijn beslissing teruggekomen en heeft bij arrest d.d. 21 februari 2005 (LJN AS8164, JOR 2005,82) beslist dat het CZV geen eigen vorderingsrecht heeft ten aanzien van ziekenfondspremies. De rechtbank komt tot hetzelfde oordeel en verwijst daarbij kortheidshalve naar het arrest van 21 februari 2005. In dit arrest verwijst het gerechtshof naar de beslissing van de Hoge Raad van 22 maart 1985 NJ 1985, 548 waarin deze kwestie ook aan de orde was. Verzoekers hebben in hun genoemde notitie gewezen op de ontwikkelingen nadien en dan met name na 1 januari 2002. Deze ontwikkelingen brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel. Het is immers nog steeds zo – artt. 1q en 15 Ziekenfondswet - dat niet het CZV maar - nu – het UWV de ziekenfondspremies int en stort in de zogeheten Algemene Kas. Het CZV is belast met het beheer van deze kas. Dat Detam – destijds – slechts feitelijk uitvoerder voor de Ziekenfondsraad/ZFW was en het UWV nu formeel crediteur maakt dit niet anders. De conclusie is dat het CZV niet als zelfstandig schuldeiser worden aangemerkt en daarom niet-ontvankelijk verklaard zal worden in zijn verzoek.
Verzoekers hebben ook gesteld dat het CZV als economisch gerechtigde met betrekking tot verschuldigde ziekenfondspremie kan worden aangemerkt en uit oogpunt van rechtvaardigheid en doelmatigheid op één lijn moet worden gesteld met schuldeisers als bedoeld in de Faillissementswet. Dit argument brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Ook indien het CZV economisch gerechtigd is met betrekking tot de ziekenfondspremies, is geen sprake is van een faillissementssituatie. Voor de curator is er immers niets te verdelen, dat moet en kan het UWV zelf doen. Het UWV heeft niet gesteld dat er (overigens) steunvorderingen zijn. Het verzoek van het UWV zal worden afgewezen.
De beslissing
De rechtbank:
verklaart het CZV niet-ontvankelijk in zijn verzoek,
wijst het verzoek van UWV af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Engberts en uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2004.
de griffier de rechter