ECLI:NL:RBARN:2005:AT6050

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
116408
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldeisersovermacht en de gevolgen voor de uitvoering van een overeenkomst in de pluimveesector

In deze zaak vorderde de maatschap Span-Heidstra betaling van een bedrag van € 58.408,63 van de besloten vennootschap Vleeskuikenintegratie Lagerwey B.V. De vordering was gebaseerd op de niet-nakoming van een overeenkomst tussen partijen, waarbij Span-Heidstra eieren leverde aan Lagerwey. Door overheidsmaatregelen ter bestrijding van de vogelpest was Lagerwey echter niet in staat om de eieren af te nemen, aangezien haar bedrijf in een ingesloten gebied lag. De rechtbank oordeelde dat de niet-nakoming van de overeenkomst niet aan Lagerwey kon worden toegerekend, omdat het beletsel voortkwam uit een wettelijk verbod. Dit leidde tot de conclusie dat er sprake was van schuldeisersovermacht, waardoor Lagerwey niet aansprakelijk was voor de schade die Span-Heidstra had geleden.

De rechtbank honoreerde het beroep op schuldeisersovermacht en oordeelde dat de rechtsgevolgen daarvan niet in de wet zijn geregeld, maar bepaald worden door redelijkheid en billijkheid. Lagerwey had de mogelijkheid om wijziging of ontbinding van de overeenkomst te vorderen op basis van gewijzigde omstandigheden, maar had dit niet gedaan. De rechtbank concludeerde dat de instandhouding van de overeenkomst met Lagerwey op grond van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, en dat Span-Heidstra genoegen moest nemen met een lagere vergoeding per ei.

De rechtbank wees de vordering van Span-Heidstra af en veroordeelde haar in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de impact van overheidsmaatregelen op contractuele verplichtingen en de toepassing van schuldeisersovermacht in het civiele recht, met name in de context van de pluimveesector.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 116408 / HA ZA 04-1405
Datum vonnis: 4 mei 2005
Vonnis
in de zaak van
de maatschap
MAETSKIP SPAN-HEIDSTRA,
gevestigd te Makkinga,
eiseres,
procureur mr. P.C. Plochg,
advocaat mr. G. Raaben te Assen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VLEESKUIKENINTEGRATIE LAGERWEY B.V.,
gevestigd te Lunteren,
gedaagde,
procureur mr. T.J. van Veen,
advocaat mr. H.C.W Geffroy te Ede.
Partijen zullen hierna Span-Heidstra en Lagerwey genoemd worden.
Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 november 2004
- het proces-verbaal van comparitie van 2 februari 2005; ter voorbereiding op de comparitie heeft Span-Heidstra bij brief van 25 januari 2005 producties in het geding gebracht.
- de akte van Lagerwey.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Span-Heidstra is een pluimveevermeerderingsbedrijf, ook wel vermeerderaar genoemd. Span-Heidstra verkoopt en levert eieren die haar kippen hebben uitgebroed. Een van haar afnemers was Lagerwey. Lagerwey is een van de grootste broederijen in het land. Zij broedt de door vermeerderaars geleverde eieren uit en verkoopt en levert deze aan pluimveebedrijven, ook wel vermesters genoemd. Lagerwey betrekt haar eieren van 30 à 40 vermeerderaars.
De afspraken tussen Span-Heidstra en Lagerwey zijn vastgelegd in een overeenkomst van 13 september 2003. Nadien zijn partijen een andere manier van prijsvaststelling overeengekomen. Lagerwey nam alle eieren van Span-Heidstra af, ook de eieren die niet geschikt waren om uit te broeden. Lagerwey verkocht deze “kneuseieren” aan de industrie.
In maart 2003 is in Nederland de vogelpestepidemie (aviaire influenza) uitgebroken. De overheid heeft maatregelen genomen ter bestrijding van de epidemie. Deze hebben geduurd van 1 maart 2003 om 01:30 uur tot en met 22 augustus 2003 om 19:00 uur. Door deze maatregelen is de pluimveehouderij in haar bedrijfsvoering beperkt.
De overheid heeft in die periode zogenaamde ingesloten gebieden vastgesteld. Pluimveebedrijven - in de ruime zin van het woord - die in de ingesloten gebieden lagen, zijn geruimd. Vervoer van en naar ingesloten bedrijven was verboden.
Lagerwey heeft van 1 maart 2003 tot 24 juli 2003 in een ingesloten gebied gelegen. De op haar bedrijf aanwezige eieren en kuikens zijn geruimd. Op haar bedrijf is geen vogelpest geconstateerd.
Tijdens de beperkende maatregelen door de overheid was vervoer van eieren en pluimvee onder beperkte voorwaarden toegestaan. Vervoer van en naar ingesloten bedrijven was verboden. Vervoer van eieren vanaf een niet ingesloten vermeerderaar naar een niet ingesloten broederij was alleen mogelijk rechtstreeks vanaf de vermeerderaar naar de broederij: gecombineerd transport van andere vermeerderaars en/of naar andere broederijen was niet toegestaan. Bovendien was het vervoer alleen toegestaan als de broederij garandeerde dat er een bestemming van de uit te broeden kuikens was.
Lagerwey heeft bij brief van 28 maart 2003 aan al haar vermeerderaars onder meer het volgende geschreven:
“Broederij Lagerwey ligt midden in het toezichtsgebied van de Gelders Vallei, daardoor kan en mag er formeel geen enkele vorm van pluimveetransport plaatsvinden (uitgezonderd Rendac). Derhalve kunnen wij geen enkel broedei ophalen en in onze broederij inleggen.
Eventuele beperkte inleg is mogelijk vanaf 21 maart jl.. Echter daarvoor zijn wij aangewezen op collega broederijen liggend buiten het gebied. Daar gaat de eigen planning voor en wij krijgen de indruk dat dit binnen de concurrerende sfeer wordt getrokken.
Daarnaast kunnen wij alleen maar opereren volgens de opzetschema’s van de met ons samenwerkende slachterijen. Ook daar zitten er een aantal van in het gebied en tevens zijn er slachterijen die de eerste weken geen broedeieren willen laten inleggen in verband met een te grote aanvoer op de slachterijen over 9 weken.
Verder zijn er mesters bij, die de eendagskuikens van ons betrekken en voorlopig, door welke motivatie dan ook, niet willen opzetten.
Indien er wel gebruik gemaakt kan worden van loonbroed, blijven wij verantwoordelijk voor alle risico’s.
Al met al nog steeds een overmachtsituatie waar een pasklare oplossing niet voorhanden is. Derhalve is besloten om volgens het gelijkheid principe te handelen.
Het betreft alle nu nog producerende koppels of koppels die in productie komen voordat er in onze broederij mag worden ingelegd.
Vanaf de beperkte mogelijkheid tot leveren c.q. ontvangen van eieren, nl. 21 maart jl. worden alle broedeieren niet ouder dan 5 dagen per week opgeteld, de eerste week wordt de vrijdag 21 maart daar ook bij gerekend. Vanuit die week hoeveelheid wordt ook weer per week bepaald, hoeveel er ingelegd kunnen worden.
Hieruit volgt het percentage werkelijk ingelegde broedeieren.
Dit percentage wordt ook gebruikt om de af te rekenen broedeiprijs te bepalen.
De overige eieren zullen helaas via het consumptiekanaal afgevoerd moeten worden.
Om het een en ander te verduidelijken volgt hieronder een rekenvoorbeeld.
Weekproductie Lagerwey Vermeerderaars: 800.000 stuks
Werkelijk ingelegde broedeieren 600.000 stuks
6/8 x 100% = 75%
Uit te betalen broedeiprijs is 75% van uw contractprijs.
Het kan gebeuren dat de broederij waar onze loonbroed zich bevindt in het toezicht of beschermingsgebied komt te liggen. Indien daardoor de kuikens en/of broedeieren moeten worden vernietigd, gaan die eieren af van de totaal ingelegde broedeieren. Waardoor het percentage wordt verminderd.
Zolang sprake is van een voor ons overmacht situatie zullen wij als bovenstaand met u afrekenen.
Ter ontvangst en akkoord bevinding verzoeken wij u deze brief te ondertekenen en aan ons terug te zenden of te faxen.”
Alle vermeerderaars zijn met deze regeling akkoord gegaan, behalve Span-Heidstra. Span-Heidstra heeft bij brief van 29 maart 2003 bericht niet akkoord te gaan met de voorgestelde regeling.
Span-Heidstra heeft medio februari 2003 een koppel broedkippen opgezet waarmee zij vanaf 16 april 2003 eieren is gaan leveren aan Lagerweij. De eieren zijn niet daadwerkelijk op het bedrijf van Lagerwey afgeleverd, maar op instructie van Lagerwey naar een collega broederij vervoerd. Als die niet was gevonden, heeft Span-Heidstra de eieren aan de industrie verkocht. Lagerweij heeft over de periode van 16 april tot en met 30 mei 2003 met Span-Heidstra afgerekend volgens haar voorstel in haar brief van 28 maart 2003. Voor de daarna afgeleverde eieren heeft Lagerwey de contractueel overeengekomen prijs aan Span-Heidstra betaald.
In de bewuste periode heeft Span-Heidstra 830.520 eieren geproduceerd. 571.320 Eieren zijn ingelegd bij buiten ingesloten gebieden gelegen broederijen. 259.200 Eieren zijn aan de industrie geleverd. Slechts 81.619 daarvan waren consumptie-/kneuseieren. De rest (177.581 broedeieren) is dus aan de industrie verkocht, omdat er geen plaats is gevonden bij een collega broederij (geen loonbroed mogelijk).
Lagerweij heeft vanaf 14 augustus 2003 weer eendagskuikens afgeleverd.
Span-Heidstra heeft de overeenkomst met Lagerwey bij brief van 19 november 2003 opgezegd tegen het tijdstip waarop het zittend koppel 60 weken zou zijn, eventueel met maximaal 14 dagen te vervroegen.
Lagerwey heeft van de overheid een schadeloosstelling ontvangen van ± € 1.000.000,-. Niettemin heeft zij in 2003 en 2004 een aanzienlijk verlies geleden.
Het productschap Pluimvee en Eieren - hierna: PPE - heeft bij besluit van 17 januari 2005 aan Span-Heidstra een tegemoetkoming van € 9.112,74 toegekend in verband met de verkoop aan de industrie van 259.200 broedeieren tijdens de vogelpestepidemie.
Het geschil
Span-Heidstra vordert dat de rechtbank in een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Lagerwey veroordeelt tot betaling van € 58.408,63, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en de kosten van het geding.
Span-Heidstra stelt dat zij 571.320 broedeieren heeft afgeleverd, maar dat Lagerwey daarvoor niet de contractueel bedongen prijs heeft betaald. Het verschil is € 36.620,40. Span-Heidstra vordert dit bedrag ten titel van nakoming. Span-Heidstra stelt verder dat zij 177.581 broedeieren aan de industrie heeft moeten leveren, omdat Lagerwey die niet heeft willen afnemen. Omdat de industrie een lagere prijs per ei heeft betaald, heeft Span-Heidstra schade geleden. Die schade is € 22.031,03.
Lagerwey voert gemotiveerd verweer. Dit verweer komt hierna, voor zover van belang, aan de orde.
De beoordeling
Span-Heidstra vordert, wat de 571.320 bij collega broederijen ingelegde broedeieren betreft, het verschil tussen de overeengekomen prijs per broedei en de door Lagerwey betaalde prijs. Zij vordert, wat de 177.581 aan de industrie geleverde broedeieren betreft, het verschil tussen de overeenkomen prijs per broedei en de prijs die zij van de industrie heeft gekregen.
Op grond van de overeenkomst tussen partijen was Lagerwey gehouden deze 748.901 eieren af te nemen en de daarvoor overeengekomen prijs te betalen. In de periode, waarin Span-Heidstra deze eieren heeft aangeboden (16 april tot en met 30 mei 2003), was Lagerwey niet in staat de eieren af te nemen. Het was haar op grond van overheidsmaatregelen ter bestrijding van de vogelpest niet toegestaan de eieren naar haar bedrijf te laten vervoeren: haar bedrijf was in een ingesloten gebied gelegen.
Dit betekent dat nakoming van de verbintenis is verhinderd door een beletsel aan de zijde van Lagerwey in haar hoedanigheid van schuldeiser. Als dit beletsel - een wettelijk verbod - haar kan worden toegerekend, is sprake van schuldeisersverzuim. Als dit beletsel haar niet kan worden toegerekend, is sprake van schuldeisersovermacht (art. 6:58 BW).
De rechtbank oordeelt dat het niet kunnen aannemen van de aangeboden prestatie ten gevolge van het wettelijke verbod niet aan Lagerwey kan worden toegerekend. Het beletsel is niet te wijten aan de schuld van Lagerwey en komt niet krachtens wettelijk voorschrift, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van Lagerwey (vgl. art. 6:75 BW). Een plotseling en onvoorzienbaar gebod ter bestrijding van de vogelpest om de bedrijfsvoering geheel stil te leggen en de aanwezige eieren en kuikens te vernietigen en een verbod om eieren en kuikens naar het bedrijf aan en af te voeren, komt krachtens de verkeersopvattingen niet voor rekening van de schuldeiser die daardoor geen eieren kan afnemen, met name niet als in het bedrijf van de schuldeiser geen vogelpest is geconstateerd. Dit oordeel sluit aan bij de vergoedingsregeling die de overheid in het leven heeft geroepen, op grond waarvan bedrijven als Lagerwey aanspraak hebben op vergoeding van hun onevenredige schade, die niet voor hun rekening behoort te blijven.
De rechtbank legt de stellingen van Lagerwey aldus uit dat zij een beroep op schuldeisersovermacht doet. De rechtbank honoreert dit beroep. De rechtsgevolgen van schuldeisersovermacht zijn niet in de wet geregeld. Zij worden bepaald door de redelijkheid en billijkheid. Lagerwey had in rechte wijziging of ontbinding van de overeenkomst kunnen vorderen op grond van gewijzigde omstandigheden (art. 6:258 BW), maar zij heeft dat niet gedaan. De rechtbank legt de stellingen van Lagerwey aldus uit dat zij zich erop beroept dat ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst met Lagerwey op grond van art. 6:248 lid 2 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en dat Span-Heidstra genoegen behoort te nemen met een lagere vergoeding per ei. Deze lagere vergoeding wordt berekend zoals Lagerwey heeft geschetst in haar brief van 28 maart 2003. Lagerwey heeft deze aangepaste prijs per broedei vastgesteld door de kosten die worden gemaakt door broedeieren in te leggen bij collega broederijen - transport- en broedkosten - en het verlies dat wordt geleden doordat broedeieren worden afgezet aan de industrie, in gelijke mate en naar rato van het aantal broedeieren over alle vermeerderaars te verdelen. Deze omslag van het verlies heeft Lagerwey wekelijks bepaald. Zij heeft op basis van deze omslag betalingen gedaan aan de vermeerderaars, ook aan Span-Heidstra.
Ter comparitie heeft Lagerwey verder toegezegd dat zij tegemoetkomingen van de overheid die zij mogelijk nog zal ontvangen, in gelijke mate aan de vermeerderaars ten goede zal laten komen. Ten slotte heeft Lagerwey tijdens de comparitie meegedeeld dat zij de vergoeding aan de vermeerderaars zal aanvullen tot de gemiddelde prijs die zij tijdens de vogelpestepidemie wekelijks heeft bepaald. De rechtbank overziet niet helemaal wat dat precies betekent, maar het leidt ook tot een aanvullende betaling aan de vermeerderaars, die genoegen hebben genomen met een lagere prijs per broedei.
De rechtbank honoreert ook dit beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, dat leidt tot een vergoedingsplicht als in 4.5 en 4.6 geschetst. Zij vult nog aan dat Lagerwey geen uitkeringen aan vermeerderaars behoeft te doen voor zover deze schadeloos zijn gesteld door de overheid. Het door PPE aan Span-Heidstra toegezegde bedrag van € 9.112,74 behoeft dus in ieder geval niet aan Span-Heidstra te worden betaald.
Het voorgaande betekent dat Lagerwey op dit moment aan haar betalingsverplichtingen tegenover Span-Heidstra heeft voldaan. Mogelijk zal er nog een aanvullende betalingsverplichting ontstaan. Thans is deze aanvullende betalingsverplichting te ongewis om in een dictum af te doen. De vordering zal daarom worden afgewezen. Span-Heidstra zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
De beslissing
De rechtbank
wijst de vordering af,
veroordeelt Span-Heidstra in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Lagerwey begroot op € 1.285,- wegens griffierecht en op € 2.235,- voor salaris procureur,
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2005.