ECLI:NL:RBARN:2005:AT5595

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
6 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
118890
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding in verband met niet-gezuiverde T1-documenten bij vervoer naar Kosovo

In deze zaak vordert eiser, voorheen handelende onder de naam Dosfrigos Transport en Expeditie, betaling van een schadevergoeding van € 19.573,32 van gedaagden, die betrokken waren bij het vervoer van goederen van Spijkenisse naar Pristina, Kosovo. De vordering is gebaseerd op de stelling dat gedaagden tekort zijn geschoten in hun verplichtingen onder de vervoersovereenkomst, doordat zij niet zorg hebben gedragen voor de zuivering van de T1-documenten. Eiser stelt dat deze tekortkoming heeft geleid tot uitnodigingen tot betaling van de belastingdienst aan de opdrachtgever van het vervoer, Köpcke Holland B.V.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bepalingen van het CMR-verdrag van toepassing zijn op de vervoerovereenkomst. Gedaagden hebben zich op verjaring van de vordering beroepen, stellende dat de vordering van eiser is verjaard op grond van artikel 32 lid 1 aanhef en sub c CMR. Eiser heeft betwist dat de verjaringstermijn is verstreken, en stelt dat hij de verjaring heeft gestuit door een ongedateerde brief te sturen. De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat gedaagde de brief heeft ontvangen, waardoor de verjaring niet is gestuit. De rechtbank concludeert dat de vordering van eiser is verjaard en wijst deze af, met veroordeling van eiser in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. F.J. de Vries en is openbaar uitgesproken op 6 april 2005.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 118890 / HA ZA 04-1883
Datum vonnis: 6 april 2005
Vonnis
in de zaak van
[eiser],
voorheen handelende onder de naam Dosfrigos Transport en Expeditie,
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. H.M.J. Simonis te Breda,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde] V.O.F.,
gevestigd te Elst, gemeente Overbetuwe,
2. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procureur mr. W.H.B.M. Litjens.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 december 2004
- het proces-verbaal van comparitie van 23 februari 2005. [eiser] is niet ter comparitie verschenen. De advocaat van [eiser] heeft de rechtbank bericht dat hij niet meer weet waar [eiser] woont en dat hij geen contact meer met hem heeft.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Deze zaak gaat over het vervoer van onder meer wodka en sigaretten naar het hoofdkwartier van Unmik in Kosovo. Voor dit vervoer is op 30 november 2001 een CMR-vrachtbrief (nr. NL 20011132) opgemaakt, waarin Es-Ko International Inc. (MC) te Monaco als afzender, Es-Ko Bond te Pristina, Kosovo, als geadresseerde en [betrokkene 1] B.V. als vervoerder staan vermeld. Plaats van lading is Spijkenisse, plaats van aflevering Kosovo. [betrokkene 1] heeft het vervoer uitbesteed aan [eiser], die het op zijn beurt heeft uitbesteed aan [gedaagde]. [betrokkene 1] had de opdracht gekregen van Köpcke Holland B.V.
Voor het vervoer zijn vijf T1-documenten opgemaakt, ook gedateerd 30 november 2001, genummerd 1216 325, 1216 326, 1216, 327, 1216 328 en 1216 329. In de CMR-vrachtbrief is in vak 13 vermeld: “The freight forwarder will be held responsible for the return mail to the shipper regarding the slip from form of the T1-documents duly signed and stamped by Customs office of the E.C.”.
De chauffeur, de heer [betrokkene 2], is op 30 november 2001 vertrokken. Het vervoer heeft plaatsgevonden via Italië en Albanië. [betrokkene 2] heeft aan de Albanees-Kosovaarse grens vijf dagen moeten wachten in verband met complicaties met de vervoersdocumenten.
De inspecteur van de belastingdienst/douane district Rotterdam heeft zich op het standpunt gesteld dat de T1-documenten niet geheel waren gezuiverd conform art. 96 van het Communautair Douane Wetboek. Hij heeft Köpcke vijf uitnodigingen tot betaling tot een totaal van € 19.573,32 gestuurd.
Het geschil
[eiser] vordert dat de rechtbank in een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] (en haar vennoten) hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 19.573,32, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van verzuim, met de buitengerechtelijke incassokosten en met de kosten van het geding.
[eiser] stelt dat de vervoerder de verplichting heeft de T1-documenten te zuiveren, wat wil zeggen dat de goederen onder overlegging van de T1-documenten aan het douanekantoor van bestemming worden aangebracht en door dat kantoor worden gecontroleerd. [eiser] stelt dat [gedaagde] niet voor zuivering van de documenten heeft zorggedragen, waardoor Köpcke uitnodigingen tot betaling heeft ontvangen. Köpcke heeft [betrokkene 1] daarvoor aansprakelijk gesteld, die op haar beurt [eiser] aansprakelijk heeft gesteld. Omdat [gedaagde] is tekortgeschoten in haar verplichtingen op grond van de vervoersovereenkomst, dient [gedaagde] [eiser]s schade te vergoeden.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
De beoordeling
De vordering betreft het vervoer over de weg van Spijkenisse naar Pristina, Kosovo. Op grond van art. 1 lid 1 CMR zijn de bepalingen van dit verdrag op de vervoerovereenkomst van toepassing. De rechtbank is op grond van art. 31 lid 1 sub a CMR bevoegd van het geschil kennis te nemen, omdat [gedaagde] in het arrondissement is gevestigd.
[gedaagde] heeft zich op verjaring van de vordering beroepen. Hij heeft gesteld dat de vordering van [eiser] op grond van art. 32 lid 1 aanhef en sub c CMR is verjaard. [eiser] verweert zich o.a. met de stelling dat hij de verjaring heeft gestuit bij brief van 23 februari 2001. [gedaagde] betwist die brief te hebben ontvangen. [eiser] stelt ook dat de verjaringstermijn van drie jaren geldt, omdat [gedaagde] opzet of bewuste roekeloosheid kan worden verweten. Volgens hem dient het niet overhandigen van de douanebescheiden gelijk te worden gesteld met opzet. [gedaagde] betwist dat er sprake was van opzet of bewuste roekeloosheid.
De rechtbank overweegt als volgt. [eiser] heeft over de feiten die volgens hem tot de aansprakelijkheid van [gedaagde] hebben geleid, niet meer gesteld dan dat [gedaagde] de T-documenten niet heeft gezuiverd. Daarmee heeft [eiser] onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat [gedaagde] de schade met opzet of schuld, die volgens Nederlands recht met opzet wordt gelijkgesteld, heeft toegebracht. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat [gedaagde] over de zuivering van de T1-documenten het volgende in de conclusie van antwoord heeft gesteld. Volgens chauffeur [betrokkene 2] heeft de Kosovaarse douane de zending wegens ongenoegzaamheid van de documenten niet doorgelaten. [betrokkene 2] heeft toen na overleg met [eiser] rechtstreeks contact opgenomen met [betrokkene 1]. [betrokkene 1] heeft [betrokkene 2] verteld dat zij de ontbrekende formulieren zou meegeven aan een chauffeur van haar die vijf dagen later langs dezelfde douanepost zou rijden. Dat is gebeurd. Deze chauffeur van [betrokkene 1] heeft vervolgens de douaneformaliteiten, ook ten behoeve van het transport door [gedaagde], afgewikkeld. Als er dus fouten zijn gemaakt, zijn deze volgens [gedaagde] niet door haar gemaakt maar door [betrokkene 1]. [eiser] is niet ter comparitie verschenen, omdat zijn advocaat de rechtbank heeft geschreven dat deze hem niet meer kan bereiken. Dit betekent dat het verweer van [gedaagde] onweersproken is gebleven. Dat leidt ook tot de conclusie dat de zuivering van de T-documenten niet is veroorzaakt door opzet of aan opzet gelijk te stellen schuld van [gedaagde]. De verjaringstermijn is daarom 1 jaar.
De verjaringstermijn vangt op grond van art. 32 lid 1 sub c CMR drie maanden na het sluiten van de vervoersovereenkomst aan. De vervoersovereenkomst is blijkens de CMR-vrachtbrief gesloten op 30 november 2001. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat de vordering van [eiser] is verjaard op 28 februari 2003, tenzij [eiser] de verjaring daarvóór heeft gestuit. [eiser] heeft gesteld dat hij de verjaring heeft gestuit door zijn ongedateerde brief die volgens hem op 21 februari 2003 is verzonden. [gedaagde] heeft de ontvangst van de brief gemotiveerd betwist. Gezien deze betwisting heeft [eiser] de last te bewijzen dat [gedaagde] de brief heeft ontvangen. [eiser] heeft niet aangeboden te bewijzen dat [gedaagde] de brief heeft ontvangen. De rechtbank ziet geen aanleiding [eiser] dit bewijs ambtshalve op te dragen. Dit betekent dat niet is vast komen te staan dat de brief van [eiser] die beweerdelijk op 21 februari 2003 is verzonden, [gedaagde] heeft bereikt. Dit betekent weer dat de verjaring van de vordering niet is gestuit en dat de vordering is verjaard.
Het voorgaande brengt mee dat de vordering zal worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
De beslissing
De rechtbank
wijst de vordering af,
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 430,- wegens griffierecht en op € 904,- voor salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2005.