ECLI:NL:RBARN:2005:AT4637
Rechtbank Arnhem
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en de rechtsgeldigheid daarvan in kort geding
In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, staat centraal de vraag of het aan eiser gegeven ontslag op staande voet in een bodemprocedure in stand zal blijven. Eiser, werkzaam bij de commanditaire vennootschap Paul van Zeeland Juweliers C.V., heeft gedaagden in kort geding aangesproken na een ontslag op staande voet dat hem op 23 februari 2005 was medegedeeld. De aanleiding voor het ontslag was een telefoongesprek waarin eiser beledigende opmerkingen zou hebben gemaakt tegenover een leidinggevende. Eiser betwist deze beschuldiging en stelt dat het ontslag nietig is wegens het ontbreken van een dringende reden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, aangezien hij door het ontslag in zijn levensonderhoud wordt geschaad. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat niet zonder meer aannemelijk is dat het ontslag op staande voet in een bodemprocedure stand zal houden. De rechter heeft daarbij opgemerkt dat Paul van Zeeland niet de juiste procedure heeft gevolgd en dat eiser niet eerder op zijn functioneren is aangesproken, wat in strijd is met de norm van goed werkgeverschap.
De voorzieningenrechter heeft gedaagde sub 1 veroordeeld om eiser binnen twee dagen na betekening van het vonnis toe te laten tot het verrichten van zijn werkzaamheden en heeft een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagde in gebreke blijft. Gedaagde sub 2 is niet ontvankelijk verklaard in de vordering van eiser. De kosten van de procedure zijn voor gedaagde sub 1.