ECLI:NL:RBARN:2005:AT4410

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
23 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
71009 en 74241
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen door bestuurders van rechtspersonen in aandeelhoudersgeschil

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, hebben eisers, bestaande uit 343 aandeelhouders van Baan Company N.V., gedaagden aangeklaagd wegens onrechtmatig handelen. De eisers vorderen schadevergoeding naar aanleiding van vermeende misleidende mededelingen die door de gedaagden zijn gedaan over de bedrijfsvoering en financiële situatie van Baan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden, die als bestuurders en commissarissen van de rechtspersonen optraden, verantwoordelijk zijn voor de mededelingen die zijn gedaan in de hoedanigheid van hun functie. De rechtbank oordeelt dat de mededelingen in beginsel aan de rechtspersonen kunnen worden toegerekend, maar dat dit niet automatisch betekent dat de gedaagden persoonlijk aansprakelijk zijn tegenover de aandeelhouders. De rechtbank heeft de eisers in de gelegenheid gesteld om aanvullende informatie te verstrekken over hun schade en de wijze waarop deze is berekend. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank heeft aangegeven dat er behoefte is aan meer duidelijkheid over de schadevergoeding en de rol van de gedaagden. De rechtbank heeft ook de datum van de volgende zitting vastgesteld op 20 april 2005, waar de eisers hun akte moeten indienen.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummers: 71009 / HA ZA 01-268 en 74241 / HA ZA 01-876
Datum vonnis: 23 maart 2005
Vonnis in gevoegde zaken
in de zaak met rolnummer 01-268 van
40. [eiser],
en 343 andere eisers,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. A. Moszkowicz te Amsterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap
BAAN COMPANY N.V.,
gevestigd te Barneveld,
gedaagde,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mrs. P. Roorda en A.K.C. Geelen te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VANENBURG GROUP B.V.,
gevestigd te Putten,
gedaagde,
procureur mr. F.P. Lomans,
advocaat mr. W.F. Hendriksen te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VANENBURG BUSINESS SYSTEMS HOLDING B.V.,
gevestigd te Ede,
gedaagde,
procureur mr. F.P. Lomans,
advocaat mr. W.F. Hendriksen te Amsterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VANENBURG BUSINESS SYSTEMS CENTRAL EUROPE HOLDING B.V.,
tot januari 2001 genaamd: BAAN BUSINESS SYSTEMS CENTRAL EUROPE HOLDING B.V.,
gevestigd te Putten,
gedaagde,
procureur mr. F.P. Lomans,
advocaat mr. W.F. Hendriksen te Amsterdam,
5. [gedaagde 5],
wonende te Putten,
gedaagde,
procureur mr. M.P.H. Winters,
advocaten mrs. R.B. Gerretsen en G.J.R. Kalsbeek te Rotterdam,
6. [gedaagde 6],
wonende te Barneveld,
gedaagde,
procureur mr. M.P.H. Winters,
advocaat mr. R.B. Gerretsen te Rotterdam,
en in de zaak met rolnummer 01-876 van [eiser] en van 114 andere eisers,
procureur mr J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr A. Moszkowicz te Amsterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap
BAAN COMPANY N.V.,
gevestigd te Barneveld,
gedaagde,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mrs. R.B. Gerretsen en G.J.R. Kalsbeek te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VANENBURG GROUP B.V.,
gevestigd te Putten,
gedaagde,
procureur mr. F.P. Lomans,
advocaat mr. W.F. Hendriksen te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VANENBURG BUSINESS SYSTEMS HOLDING B.V.,
gevestigd te Ede,
gedaagde,
procureur mr. F.P. Lomans,
advocaat mr. W.F. Hendriksen te Amsterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAAN BUSINESS SYSTEMS CENTRAL EUROPE HOLDING B.V.,
gevestigd te Putten,
gedaagde,
procureur mr. F.P. Lomans,
advocaat mr. W.F. Hendriksen te Amsterdam,
5. [gedaagde 5],
wonende te Putten,
gedaagde,
procureur mr. M.P.H. Winters,
advocaat mrs. R.B. Gerretsen en G.J.R. Kalsbeek te Rotterdam.
Het verdere verloop van de procedure in de zaak 01-268
Dit verloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 september 2001
- de conclusies van antwoord
- de conclusie van repliek tevens akte verandering van eis
- de conclusies van dupliek, tevens aktes waarbij bezwaar is gemaakt tegen de wijziging van eis.
Het bezwaar tegen de wijziging van eis wordt ongegrond verklaard, omdat die wijziging niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
Tenslotte is vonnis bepaald.
Het verdere verloop van de procedure in de zaak 01-876
Dit verloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 september 2001
- de conclusies van antwoord
- de conclusie van repliek tevens akte verandering van eis
- de conclusies van dupliek tevens aktes waarbij bezwaar is gemaakt tegen de wijziging van eis.
Het bezwaar tegen de wijziging van eis wordt ongegrond verklaard, omdat die wijziging niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De geschillen
Het geschil in de zaak 01-268
Eisers vorderen veroordeling tot betaling aan ieder van hen afzonderlijk van
- een schadevergoeding gelijk aan het bij dagvaarding met betrekking tot iedere eiser genoemde bedrag, zoals aangegeven in een in de dagvaarding opgenomen lijst (in totaal f.35.048.332,86),
- een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
- een schadevergoeding groot $ 25.236.000,-, subsidiair een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
- een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, subsidiair met ingang van de datum van dagvaarding (5 februari 2001),
- de kosten van deze procedure.
De eerste grondslag van de eis is de stelling dat gedaagden tegenover eisers, die houders zijn (geweest) van tussen 1 mei 1995 en 1 september 1999 verkregen, gewone aandelen Baan Company N.V. (hierna: Baan), onrechtmatig hebben gehandeld door wezenlijk onjuiste en misleidende mededelingen te doen en verklaringen af te leggen omtrent de bedrijfsvoering, de financiën en de toekomst-vooruitzichten van Baan. Voorts is de eis gebaseerd op de stelling dat er aan de zijde van gedaagden sprake is van onrechtmatig handelen, althans ongerechtvaardigde verrijking omdat zij met voorkennis omtrent interne informatie hoge koerswinsten op de verkoop van aandelen Baan hebben gerealiseerd welke zijn afgewenteld op de grote koersverliezen van eisers. Dat op 27 november 2001 een besluit tot ontbinding van Baan is genomen, achten eisers eveneens onrechtmatig jegens hen, zonder hieraan echter thans consequenties te verbinden.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer. Allereerst voeren zij aan dat de dagvaarding een obscuur libel en dus nietig is, althans dat eisers niet voldoen aan hun stelplicht zodat zij niet-ontvankelijk zijn in hun vordering. Voorts voeren zij inhoudelijk verweer waarop de rechtbank voor zover nodig nader zal ingaan.
Het geschil in de zaak 01-876
Eisers vorderen veroordeling tot betaling aan ieder van hen afzonderlijk van
- een schadevergoeding gelijk aan het bij dagvaarding met betrekking tot iedere eiser genoemde bedrag (in totaal f.12.230.003,82),
- een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
- een schadevergoeding groot $ 25.236.000,-, subsidiair een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
- een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan subsidiair met ingang van de datum van dagvaarding (8 mei 2001),
- de kosten van deze procedure.
De eerste grondslag van de eis is de stelling dat gedaagden tegenover eisers, die houders zijn (geweest) van tussen 1 mei 1995 en 1 september 1999 verkregen, gewone aandelen Baan Company N.V. (hierna: Baan), onrechtmatig hebben gehandeld door wezenlijk onjuiste en misleidende mededelingen te doen en verklaringen af te leggen omtrent de bedrijfsvoering, de financiën en de toekomst-vooruitzichten van Baan. Voorts is de eis gebaseerd op de stelling dat er aan de zijde van gedaagden sprake is van onrechtmatig handelen althans ongerechtvaardigde verrijking omdat zij met voorkennis omtrent interne informatie hoge koerswinsten op de verkoop van aandelen Baan hebben gerealiseerd welke zijn afgewenteld op de grote koersverliezen van eisers. Dat op 27 november 2001 een besluit tot ontbinding van Baan is genomen, achten eisers eveneens onrechtmatig jegens hen, zonder hieraan echter thans consequenties te verbinden.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer. Allereerst voeren zij aan dat de dagvaarding een obscuur libel en dus nietig is, althans dat eisers niet voldoen aan hun stelplicht zodat zij niet-ontvankelijk zijn in hun vordering. Voorts voeren zij inhoudelijk verweer waarop de rechtbank voor zover nodig nader zal ingaan.
De verdere beoordeling in beide zaken
De rechtbank beschouwt de dagvaardingen niet als een obscuur libel en acht eisers niet niet-ontvankelijk in hun vorderingen op grond van het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing van hun vorderingen. Het moet gedaagden uit het – overigens uitvoerige – betoog bij dagvaarding en repliek over de wederwaardigheden van Baan en de volgens eisers onjuiste informatie die naar buiten is gebracht en beleggers tot aankopen c.q. behouden van aandelen kan hebben aangezet, mede gelet op hetgeen gedaagden aanvoeren, voldoende duidelijk zijn wat de strekking van eisers betoog is. Er is echter wel aanvullende informatie nodig voordat de rechtbank zich een oordeel over de zaak kan gaan vormen. De rechtbank zal er zich in dit vonnis toe beperken aan te geven aan welke informatie zij thans in ieder geval behoefte heeft en eisers in de gelegenheid stellen die bij akte te verschaffen. Gedaagden zullen daarop bij akte kunnen reageren.
Wat met name ontbreekt is een precisering van de gevorderde bedragen per eiser.
Eisers stellen ieder voor zich schade te hebben geleden in de periode dat zij aandeelhouder zijn (geweest) van Baan. Om te kunnen vaststellen of dat zo is, dient de rechtbank te beschikken over een overzicht, dat nu geheel ontbreekt, van het bezit aandelen Baan per eiser. Dit dient in ieder geval in te houden
- het aantal gehouden aandelen,
- de aankoopdatum of -data,
- de aankoopprijs,
- de verkoopdatum of -data,
- de verkoopprijs.
- Voor degenen die nog aandelen houden – die zijn er, volgens de dagvaarding – dient ook de huidige situatie te worden beschreven en te worden aangegeven waar hun schade in zit.
- Per eiser dienen, zo mogelijk, aan- en verkoopnota’s te worden overgelegd.
- Per eiser dient te worden aangegeven hoe de schade is opgebouwd en berekend (koersverlies, rente, transactiekosten en/of andere elementen).
In het algemeen zal uit het totaal van de door eisers verschafte en te verschaffen gegevens duidelijk moeten zijn dat (bepaalde) verweten gedragingen tot schade bij iedere eiser afzonderlijk hebben geleid en hoe groot die schade is.
De rechtbank stelt het op prijs als eisers bedragen omgerekend in euro’s vermelden en ontvangt de gegevens ter voorkoming van onnodige vertraging bij de mogelijk noodzakelijke verwerking in een vonnis, graag – in overleg met de sector-secretaresse, telefoon 026 359 2569 – digitaal onder vermelding van de rolnummers.
Ten aanzien van de beide natuurlijke personen die gedagvaard zijn, [gedaagden], beperken eisers zich tot de omschrijving van hun leidinggevende en beleidsbepalende functies binnen de gedagvaarde rechtspersonen. Alle onjuiste mededelingen die zij volgens eisers hebben gedaan, zijn gedaan in een periode waarin zij het volledige dagelijkse beleid binnen die rechtspersonen bepaalden en daarnaast feitelijk volledige zeggenschap hadden daarbinnen. Gelet daarop kunnen, als de rechtbank eisers goed begrijpt, alle mededelingen van de beide heren Baan de rechtspersonen worden toegerekend en geldt ook omgekeerd dat hen een persoonlijk en ernstig verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van de gevolgen van die mededelingen, zodat zij persoonlijk tegenover de aandeelhouders aansprakelijk zijn. Gelet op de heersende opvattingen over onrechtmatig handelen van een rechtspersoon is het eerste deel van de stelling – al hun (juiste en onjuiste) mededelingen kunnen de rechtspersonen worden toegerekend omdat zij zijn gedaan in de hoedanigheid van bestuurder (en commissaris) en in een periode waarin [gedaagden] het volledige dagelijkse beleid binnen de rechtspersonen bepaalden en feitelijk volledige zeggenschap hadden daarbinnen – in beginsel niet onjuist. Mede daarom is het tweede deel van de stelling – dat de mededelingen van de rechtspersonen beide heren persoonlijk kunnen worden toegerekend als onrechtmatig tegenover de aandeelhouders – in beginsel wel onjuist. Worden de mededelingen aan de rechtspersonen toegerekend, dan hoeven zij niet ook de natuurlijke personen te worden toegerekend. En worden zij hen al persoonlijk toegerekend, dan betekent dit nog niet dat deze natuurlijke personen door het doen van de mededelingen jegens de individuele aandeelhouders of toekomstige aandeelhouders onrechtmatig handelden. De rechtbank zal eisers de gelegenheid bieden aan te geven waarin het onrechtmatig handelen van deze beide gedaagden tegenover de individuele eisers heeft bestaan.
De rechtbank begrijpt dat de schadevergoeding van $ 25.236.000,- anders dan in de eis geformuleerd is, niet aan iedere eiser, maar aan de eisers gezamenlijk dient te worden betaald. Waarom dit zo zou moeten zijn is echter, gelet op de verschillende posities waarin de eisers zich bevinden (zie onder 4.2) niet zonder meer duidelijk. Ook op dit punt kunnen eisers nadere inlichtingen geven bij akte.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
De beslissing
De rechtbank
in de zaak 01-268
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 20 april 2005 voor het nemen van een akte door eisers over hetgeen is vermeld onder 4,
verstaat dat gedaagden daarop kunnen reageren bij akte op de rol van 18 mei 2005,
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de zaak 01-876
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 20 april 2005 voor het nemen van een akte door eisers over hetgeen is vermeld onder 4,
verstaat dat gedaagden daarop kunnen reageren bij akte op de rol van 18 mei 2005,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar, mr. O. Nijhuis en mr. F.M.A. ‘t Hart en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2005.