ECLI:NL:RBARN:2005:AT2846
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Executiegeschil over beslag op voertuig en ontvankelijkheid van derde
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 3 februari 2005 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de Vereniging Tegen Piramidespelen. De eiser, wonende te Oss, heeft de vereniging gedagvaard in verband met een executiegeschil over een Audi A4, die in beslag was genomen op grond van een arrest van het gerechtshof te Arnhem. De eiser stelt dat hij eigenaar is van het voertuig en dat de vereniging onrechtmatig heeft gehandeld door executoriaal beslag te leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen partij was in de procedure die tot het vonnis heeft geleid, waardoor hij in het kader van dit kort geding als 'derde' moet worden aangemerkt volgens artikel 438, lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit artikel vereist dat zowel de executant als de geëxecuteerde door de derde moet worden gedagvaard in een executiegeschil. Aangezien de eiser heeft nagelaten de geëxecuteerde, [betrokkene], in het kort geding te dagvaarden, heeft de rechtbank geoordeeld dat niet aan dit vereiste is voldaan. Hierdoor is de eiser niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
De eiser had gevorderd dat de rechtbank zou verklaren dat hij op goede gronden in verzet is gekomen tegen de voorgenomen executoriale verkoop van het voertuig, dat het beslag zou worden opgeheven, en dat de vereniging zou worden veroordeeld tot afgifte van het voertuig. De vereniging heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de vordering van de eiser is gebaseerd op artikel 705, lid 1 Rv, en dat de regels omtrent dagvaarding van zowel de executant als de geëxecuteerde dwingend zijn. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de eiser niet-ontvankelijk is in zijn vordering en hem in de kosten van de procedure verwezen.