ECLI:NL:RBARN:2005:AT2677

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
123427
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de onherroepelijkheid van beslissingen van de referee in motorsportwedstrijden

In deze zaak heeft [eiser], in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [eiser], de Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging (KNMV) gedagvaard in kort geding. De zaak betreft een geschil over de uitslag van een motorrace, waarbij [eiser] meent dat er sprake was van een valse start door de concurrent [betrokkene]. De referee, die verantwoordelijk is voor de startprocedure, heeft echter geoordeeld dat er geen valse start heeft plaatsgevonden. Op basis van de reglementen is het indienen van protest tegen de visuele waarneming van de referee niet mogelijk. De jury heeft het protest van [eiser] afgewezen, en de daaropvolgende beslissingen van de Disciplinaire Raad en de Raad van Beroep zijn ook in het geding. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de beslissing van de referee onaantastbaar is en dat de uitslag van de wedstrijd dus ook niet kan worden gewijzigd. De vordering van [eiser] om de uitspraak van de Raad van Beroep te vernietigen, is afgewezen. De rechter heeft geoordeeld dat de procedure van KNMV in overeenstemming was met de reglementen en dat de beslissingen van de jury en de Raad van Beroep nietig zijn op grond van artikel 2:14 lid 1 BW. De uitspraak van de voorzieningenrechter is openbaar uitgesproken op 29 maart 2005, waarbij [eiser] in de kosten van de procedure is veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 123427 / KG ZA 05-82
Datum vonnis: 29 maart 2005
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiser],
in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van
[eiser],
wonende te Noardburgum, gemeente Tytsjerksteradiel,
eiser bij dagvaarding van 24 februari 2005,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. C.I.M. Molenaar te Volendam,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
KONINKLIJKE NEDERLANDSE MOTORRIJDERS VERENIGING,
gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. F.C. Kollen te Bussum.
Partijen zullen hierna [eiser], [eiser] en KNMV worden genoemd.
Het verloop van de procedure
[eiser] heeft KNMV ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. KNMV heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De advocaat van [eiser] en de advocaat van KNMV hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities. Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1. [eiser] heeft op 2 oktober 2004 deelgenomen aan de finale
van de 50 cc motorraces van de zogeheten grasbaanraces in de leeftijdscategorie 5-8 jaar. Op deze dag werd tevens bepaald wie in genoemde categorie Nederlands Kampioen zou worden.
2. [eiser] heeft de race gewonnen. Een van zijn concur[betrokkene]
[betrokkene] (hierna: [betrokkene]), is tweede geworden. Als gevolg van deze uitslag is [betrokkene] Nederlands Kampioen geworden.
3. [eiser] heeft in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger
van [eiser] na afloop van de race bij de jury protest ingediend tegen de startprocedure. Volgens [eiser] heeft de voorzijde van de motorfiets van [betrokkene] tijdens de startprocedure contact gemaakt met het startlint, en had dit op grond van artikel 21.7 van het Baansportreglement tot diskwalificatie van [betrokkene] dienen te leiden.
4. Artikel 21.7 van het Baansportreglement luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Een rijder die zijn machine naar voren laat gaan en daardoor het startlint raakt of breekt nadat de referee het groene licht heeft ontstoken, moet worden uitgesloten voor betreffende start.”
5. De jury heeft op 2 oktober 2004 het protest behandeld en
vervolgens afgewezen. Voor zover van belang heeft de jury daarbij in het jury-rapport het volgende overwogen.
“De uitvoering van en controle over de startprocedure valt onder volledige verantwoording van de Referee, hij beoordeelt middels visuele waarneming de handelingen van de rijders bij de startprocedure en handelt naar aanleiding van zijn visuele waarnemingen.
Art. 190.1 van het motorsport reglement laatste alinea en art. 22 van het Baansport reglement vermeldt dat tegen beslissingen gebaseerd op visuele waarnemingen van de referee geen protest mogelijk is.”
6. Artikel 190.1 van het Motorsportreglement luidt, voor zover van
belang, als volgt:
“Tegen een vaststelling van een feit door de technische official of tegen beslissingen van de wedstrijdleider of referee genomen op grond van een visuele waarneming tijdens het verloop van een training of wedstrijd in het belang van de veiligheid en/of een reglementair verloop van de wedstrijd kunnen geen protesten worden ingediend.”
7. Artikel 22 van het Baansportreglement luidt als volgt:
“Voor protesten en beroepen worden verwezen naar het bepaalde in het Juridisch Reglement. Tegen visuele waarnemingen van Technische Officials, Tijdwaarneming en Referee is geen protest mogelijk.”
8. Tegen deze uitspraak van de jury heeft [eiser] op 13 oktober 2004 beroep ingesteld bij de Disciplinaire Raad van KNMV. Bij uitspraak van 1 november 2004 heeft de Disciplinaire Raad het beroep van [eiser] toegewezen en bepaald dat [betrokkene] uit de uitslag van de dagfinale 50 cc klasse, gereden op 2 oktober 2004, dient te worden verwijderd. De Disciplinaire Raad heeft daarbij, voor zover van belang, het volgende overwogen.
“Uit het beeldmateriaal dat de Disciplinaire Raad is getoond bl[betrokkene]t [betrokkene] het startlint heeft geraakt nadat het groene licht (voor de eerste maal) was ingeschakeld door de referee. (...)
De Disciplinaire Raad kan derhalve niet anders dan constateren dat ten aanzien van de startprocedure een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden, te weten een onderbroken zo genoemde “valse start”, direct daarop gevolgd door de feitelijk start. (...)
(...)
In het onderhavige geval is er niet een besluit genomen op basis van een visuele waarneming als bedoeld in de artikelen zoals die hierboven zijn vermeld door de jury. Het protest stelt een fout in de uitslag van de betreffende heat aan de orde. Immers, die uitslag is naar de mening van M.A. [eiser] niet co[betrokkene]u [betrokkene] ten onrechte in de uitslag is opgenomen en dus uit de uitslag dient te worden verwijderd nu hij aan die heat niet had mogen deelnemen gelet op het feit dat hij een valse start heeft veroorzaakt.
(...)
De Diciplinaire Raad is van oor[betrokkene]t [betrokkene] alsnog dient te worden gediskwalificeerd voor de betreffende heat en dat de daaraan verbonden punten hem dienen te worden ontnomen.”
9. De wettelijk vertegenwoordiger van [betrokkene] heeft bij brief van 26 november 2004 tegen voornoemde uitspraak van de Disciplinaire Raad beroep ingesteld bij de Raad van Beroep. Bij uitspraak van 20 januari 2005 heeft de Raad van Beroep het beroep toegewezen. De uitspraak van de Disciplinaire Raad van 1 november 2004 is vernietigd en de oorspronkelijke op 2 oktober 2004 vastgestelde uitslag is als de geldige uitslag aangemerkt. Daarbij heeft de Raad van Beroep, voor zover van belang, het volgende overwogen.
“Artikel 21.7 Baansportreglement handelt over een valse start. Daarvan is sprake als een rijder zijn machine naar voren laat gaan en daardoor het startlint raakt of breekt. In dat geval moet de referee als hij het groene licht heeft ontstoken, de rijder uitsluiten voor de desbetreffende start. Die beslissing ligt bij de referee. Uit de bepalingen dat tegen de beslissingen van de referee op grond van visuele waarnemingen geen protest mogelijk is (artikelen 190.1 Motorsportreglement en 22 Baansportreglement) volgt naar het oordeel van de Raad van Beroep dat uit de aard van de functie van referee volgt dat zijn beslissing achteraf niet teniet gedaan kan worden.
In beginsel dienen wedstrijden dadelijk beslecht te worden en niet achteraf via procedures met allerlei bewijsmateriaal.
Zo beschouwd dient een aantal beslissingen, waaronder die volgend vanuit de verantwoordelijkheid van de referee voor de startprocedure, dan ook dadelijk en onaantastbaar aanvaard te worden. Een andere benadering zal leiden tot ongewenste en onwerkbare situaties.”
Het geschil
1. [eiser] vordert dat KNMV op straffe van een dwangsom wordt
gelast de uitspraak van de Raad van Beroep van 20 januari 2005 te vernietigen, althans de werking daarvan voorlopig te schorsen, en de uitspraak van de Disciplinaire Raad van 1 november 2004 te respecteren en [eiser] alsnog aan te wijzen als Nederlands Kampioen 50 cc grasbaan.
2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat KNMV het
Motorsportreglement niet op de juiste wijze heeft toegepast als gevolg waarvan de uitspraak van de Raad van Beroep op grond van artikel 2:15 lid 1 onder c BW vernietigbaar is. Nu de door KNMV gevolgde procedure evident in strijd is met genoemd Motorsportreglement - de uitspraak van de Disciplinaire Raad van 1 november 2004 is een beslissing “in laatste instantie”, waartegen beroep reglementair niet mogelijk is - is voldoende aannemelijk dat de uitspraak van de Raad van Beroep in een bodemprocedure zal worden vernietigd.
3. KNMV voert gemotiveerd verweer waarop, voor zover van
belang, hierna zal worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van [eiser].
2. KNMV voert als meest verstrekkend verweer aan dat zowel de
jury, als de Disciplinaire Raad en de Raad van Beroep ten onrechte een uitspraak hebben gedaan in deze zaak, nu zij alle drie onbevoegd waren een uitspraak te doen. Op grond van het Baansportreglement en het Motorsportreglement is volgens haar tegen visuele waarnemingen van technische officials, tijdwaarneming en referee geen protest mogelijk. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat dit verweer slaagt voor wat dit laatste betreft.
3. Artikel 40.2.2 van het Motorsportreglement luidt, voor zover van
belang, als volgt:
“Leidinggevende officials
(...)
- referee
(...)
Alle officials in functie, uitgezonderd de jury voorzitter en de referee, zijn ondergeschikt aan de autoriteit van de wedstrijdleider.”
4. Artikel 40.3.2 van het motorsportreglement luidt, voor zover van
belang, als volgt:
“De referee oefent de uiteindelijke controle uit over het verloop van de wedstrijd en is er verantwoordelijk voor dat alle reglementen worden nageleefd.”
5. Op grond van de hiervoor onder 3 en 4 geciteerde bepalingen is
het voorshands onmiskenbaar dat de referee - die niet ondergeschikt is aan de autoriteit van de wedstrijdleider, en daarmee een onafhankelijke functie vervult - degene is die beslist of een motorrijder al dan niet een valse start heeft gemaakt en (bij een valse start) dientengevolge moet worden uitgesloten voor de betreffende start (artikel 21.7 Baansportreglement). Het is evident dat een dergelijk oordeel (wel of geen valse start) een visuele waarneming van de referee betreft.
6. Blijkens de hiervoor onder 6 en 7 van de vaststaande feiten
geciteerde bepalingen is protest tegen een visuele waarneming van de referee niet mogelijk. Nu de beslissing van de referee, om geen beslissing te nemen (geen valse start van [betrokkene] aan te nemen), een visuele waarneming betreft, had [eiser] hiertegen geen protest kunnen indienen. De beslissing van de referee was en is onaantastbaar. De uitslag van de wedstrijd is voor zover daarin meespeelt dat er geen valse start was, dus onaantastbaar. Het enige bezwaar dat tegen de uitslag is aangevoerd, is dat hij gebaseerd zou zijn op de onjuiste aanname dat er geen valse start is geweest. Het is dus niet zo dat de jury, de Disciplinaire Raad en de Raad van Beroep niet bevoegd waren van het bezwaar kennis te nemen, maar degene die op de hier genoemde grond bezwaar tegen een uitslag maakt, is in dat bezwaar niet-ontvankelijk. De statuten en reglementen laten immers geen ruimte voor een beslissing op dat bezwaar. Dit laatste betekent dat de besluiten van de jury, de Disciplinaire Raad en de Raad van Beroep nietig zijn op grond van art. 2:14 lid 1 BW.
De Raad van Beroep heeft inhoudelijk dus wel terecht overwogen dat - kort gezegd - de aard van de functie van referee met zich mee brengt dat zijn beslissingen niet achteraf tenietgedaan kunnen worden via (juridische) procedures.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van
[eiser] dient te worden afgewezen.
8. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] in de kosten van
dit kort geding worden verwezen.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
1. weigert de gevorderde voorziening;
2. veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot aan deze
uitspraak aan de zijde van KNMV bepaald op € 816,- voor salaris en op € 244,- voor verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2005.
de griffier de rechter