Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/093141-03
Datum zitting : 25 februari 2005
Datum uitspraak : 11 maart 2005
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman: mr. H. van der Linden, advocaat te Culemborg.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 01 augustus 2003 in de gemeente Culemborg, opzettelijk en
met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin
bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans
na een (kort) tevoren genomen besluit, met zijn voertuig, waarin zich op dat
moment die [slachtoffer] op de bijrijdersplaats (in de autogordel) bevond, de
spoorwegovergang is opgereden en/of zijn voertuig heeft stilgezet op de
spoorbaan (waarop op dat moment in de richting van het voertuig op korte
afstand een trein kwam aangereden) en/of (vervolgens) de handrem heeft
aangetrokken en/of (vervolgens) dat voertuig (met achterlating van voornoemde
[slachtoffer]) heeft verlaten, waarna een botsing plaatsvond tussen die trein en dat
voertuig, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 01 augustus 2003 te Culemborg grovelijk, althans
aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig ten tijde van het
besturen van een voertuig (personenauto), gekomen op de Parallelweg Oost en/of de Zeedijk, duizelig werd en/of duizelingen en/of een black-out kreeg, dat
voertuig tot stilstand heeft gebracht en/of (vervolgens) dat voertuig
(opnieuw) is gaan besturen, terwijl hij, verdachte, medicijnen (te weten
anti-depressiva en/of (een) slaapmiddel(en)) had gebruikt en/of nadat hij,
verdachte, (ook) in het (recente) verleden, naar eigen zeggen, reeds eerder
duizelingen en/of black-outs en/of last van duizeligheid had gehad, waardoor
het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zodanig letsel
heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 11 november 2003, 30 juli 2004, 12 november 2004, 17 december 2004 en 25 februari 2005 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H. van der Linden, advocaat te Culemborg.
De rechtbank heeft op 29 december 2004 een tussenvonnis gewezen, waarbij het onderzoek is heropend voor aanvullende rapportage van de deskundigen Rinia en Kaiser. Beide getuigen zijn ter terechtzitting van 25 februari 2005 als getuige-deskundigen gehoord.
Als benadeelde partijen zijn ter terechtzitting verschenen:
[namen];
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 17 december 2004 geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter terechtzitting van 25 februari 2005 heeft de officier van justitie gepersisteerd bij deze eis.
De officier van justitie heeft voorts verzocht de vordering van de benadeelde partijen [namen] niet-ontvankelijk te verklaren.
Verdachte en zijn raadsman hebben zowel op 17 december 2004 als op 25 februari 2005 het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd en zal hem daarvan vrijspreken.
De rechtbank overweegt daaromtrent het navolgende.
Verdachte is op 1 augustus 2003 met zijn auto, met daarin als medepassagier zijn echtgenote, de spoorwegovergang in Culemborg opgereden, terwijl de spoorbomen al gedeeltelijk naar beneden waren en de alarmbellen in werking. Hij heeft, nadat hij op de spoorwegovergang is gestopt, de auto verlaten en is weggelopen, waarna een aankomende trein de auto heeft geschept, tengevolge waarvan zijn vrouw, die in de auto was achtergebleven, is overleden.
Naar het oordeel van de rechtbank duidt de uiterlijke verschijningsvorm van het gebeurde op moord, zoals omschreven in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte is immers de spoorwegovergang opgereden terwijl de spoorbomen al 45 graden dicht waren en de alarmbellen rinkelden en heeft voorts zijn auto stilgezet op het baanvak van een aankomende trein, waarna hij zelf de auto heeft verlaten.
Verdachte heeft echter steeds aangegeven dat hij niet weet hoe hij op de spoorwegovergang terecht is gekomen. Hij zegt op dat moment een “black-out” gehad te hebben. De rechtbank begrijpt hieruit dat verdachte aangeeft niet willens en wetens het slachtoffer van het leven te hebben willen beroven, maar dat hij handelde in een toestand waarbij hij zich niet bewust was van wat hij deed, zodat hij geen opzet had zijn vrouw te doden.
Uit de diverse deskundigenrapporten die omtrent verdachte zijn opgemaakt komt naar voren dat er geen aanwijzingen zijn voor een organische aandoening of een neurologisch defect die de “black-out” van verdachte kunnen verklaren. Ook kan volgens de deskundigen zijn handelen vlak voor en op de spoorwegovergang niet vanuit een psychiatrische stoornis verklaard worden.
Blijkens deze rapporten valt echter niet uit te sluiten dat verdachte, door een combinatie van stress, slaaptekort en een hoog temazepamgebruik, overmand werd door duizelingen, die door de deskundigen dr. Kaiser en drs. Rinia worden aangeduid als een sluimertoestand. Het is, gelet op de verklaringen van de deskundigen Kaiser en Rinia ter zitting, voorts niet onmogelijk dat verdachte in die sluimertoestand de bocht van de Parallelweg Oost naar de Zeedijk heeft genomen en op de linkerweghelft terecht is gekomen, waarna hij werd gewekt door de rinkelende bellen van de spoorwegovergang of het roepen van zijn vrouw.
Gelet op de verklaringen van de deskundigen ter terechtzitting en hun rapportages valt niet uit te sluiten dat verdachte verkeerde in een sluimertoestand in hiervoor bedoelde zin en dat hij in die sluimertoestand de spoorwegovergang is opgereden. Voorts zijn verder geen feiten en omstandigheden gebleken die een dergelijke sluimertoestand onaannemelijk maken dan wel wijzen op het tegendeel. Daarom kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de opzet had zijn vrouw van het leven te beroven en zal hij hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht gelet op de verklaringen van verdachte het subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 01 augustus 2003 te Culemborg
aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig ten tijde van het
besturen van een voertuig (personenauto), gekomen op de Parallelweg Oost duizelig werd en/of duizelingen kreeg, dat
voertuig tot stilstand heeft gebracht en vervolgens dat voertuig
opnieuw is gaan besturen, terwijl hij, verdachte, medicijnen (te weten
een slaapmiddel) had gebruikt en nadat hij,
verdachte, ook in het recente verleden, naar eigen zeggen, reeds eerder
duizelingen en last van duizeligheid had gehad, waardoor
het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zodanig letsel
heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Uit de door verdachte afgelegde verklaringen blijkt dat hij, voor het ongeval reeds vaker last had van duizelingen. Deze duizelingen voelde verdachte blijkens zijn eigen verklaringen van tevoren aankomen. Daarnaast gebruikte verdachte ten tijde van het ongeval de slaapmedicatie Temazepam. In de bijsluiter bij dit medicijn wordt uitdrukkelijk het volgende opgemerkt: ‘Het gebruik van dit geneesmiddel kan het reactievermogen gedurende de hele dag, 24 uur, nadelig beïnvloeden, ook al is de werkingsduur van temazepam voorbij. Pas daarom op bij het verrichten van activiteiten die oplettendheid vereisen, zoals deelname aan het verkeer.’
Verdachte was zich derhalve bewust van de duizelingen die konden optreden en hij had kennis kunnen nemen van de mogelijke bijwerkingen van temazepam welke de rijvaardigheid nadelig kunnen beïnvloeden. Desondanks besloot verdachte zonder meer deel te blijven nemen aan het verkeer. Nadat hij op 1 augustus 2003, rijdend over de Parallelweg Oost, naar eigen zeggen, last kreeg van een duizeling heeft hij aanvankelijk adequaat gereageerd door zijn personenauto langs de kant van de weg stil te zetten. Dit had, gelet op zijn eerdere ervaringen alsmede de omstandigheid dat hij een de rijvaardigheid beïnvloedend medicijn gebruikte, aanleiding voor verdachte moeten zijn niet verder te rijden. Nadat verdachte, naar eigen zeggen, zich weer “goed” voelde heeft hij zijn weg als bestuurder vervolgd met als gevolg dat hij, verkerend in een situatie van duizelingen op onverklaarbare wijze op de spoorbaan terecht is gekomen hetgeen zijn echtgenote fataal is geworden.
Onder de gegeven omstandigheden is het aan verdachtes schuld te wijten dat een ander, te weten zijn echtgenote, om het leven is gekomen.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiaire:
Aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn.
5. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaarheid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 28 juni 2004;
- een brief van de Reclassering Nederland d.d. 17 februari 2004;
- een brief van de Forensisch Psychiatrische Dienst Arnhem d.d. 05 augustus 2003, opgemaakt door de psychiater drs. M. Fluit;
- een rapport van de neuroloog dr. W. van Emde Boas d.d. 22 februari 2004;
- een rapport van de gezondheidszorgpsycholoog/neuro-psycholoog drs. F. Rinia d.d. 5 december 2004;
- een rapport van de psychiater dr. L.H.W.M. Kaiser d.d. 7 december 2004;
- een aanvullend rapport van drs. F. Rinia voornoemd d.d. 07 februari 2005;
- een aanvullend rapport van dr. L.H.W.M. Kaiser voornoemd
d.d. 11 februari 2005.
De rechtbank is van oordeel dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een gevangenisstraf die van gelijke duur zal zijn als de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6a. De beoordeling van de civiele vorde-ring(en), alsmede de
gevor-derde op-legging van de schadevergoedings-maat-regel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde-ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partijen niet van eenvoudige aard, nu deze onvoldoende is onderbouwd en er geen specificaties zijn overgelegd, er wordt slechts gesproken over kosten welke begroot zijn, zodat de benadeelde partijen in het onderhavige strafgeding in de vordering niet-ontvanke-lijk zijn. Mogelijk kunnen de benadeelde partijen de schade verhalen via de burgerlijke rechter.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 307 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van éénhonderdtwee (102) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partijen [namen]:
Verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vordering.
Aldus gewezen door:
mr. C. Lely-van Goch, rechter, als voorzitter,
mr. J.P. Bordes, rechter,
mr. W.J. Vierveijzer, rechter,
in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 maart 2005.