ECLI:NL:RBARN:2005:AS8636

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
119187
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in geschil tussen Longa en trainer

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 26 januari 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vereniging Longa Zaalvoetbal en haar trainer, aangeduid als [gedaagde]. Longa vorderde een bedrag van € 6.258,28 van [gedaagde], dat voortkwam uit een voorschot dat aan hem was verstrekt. De rechtbank diende te beoordelen of zij bevoegd was om van het geschil kennis te nemen, gezien het feit dat beide partijen lid zijn van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB). Volgens artikel 8 lid 3 sub a van de Statuten van de KNVB dienen geschillen die samenhangen met de voetbalsport door arbitrage te worden beslecht, met uitsluiting van de burgerlijke rechter.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het geschil tussen Longa en [gedaagde] inderdaad samenhangt met de voetbalsport, zoals bedoeld in de statuten van de KNVB. Longa had [gedaagde] als trainer gecontracteerd en er was een overeenkomst over de betaling van een vergoeding. De rechtbank oordeelde dat de vordering van Longa, hoewel deze als een voorschot op de trainingsvergoeding werd gepresenteerd, feitelijk een geldlening betrof. Dit leidde tot de conclusie dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren om van de zaak kennis te nemen, aangezien het geschil onder de arbitrageclausule viel.

De rechtbank heeft Longa als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. Dit vonnis benadrukt het belang van arbitrage in geschillen tussen leden van sportverenigingen en de rol van statuten in het bepalen van de bevoegde instantie voor geschillenbeslechting.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 119187 / HA ZA 04-1947
Datum vonnis: 26 januari 2005
Vonnis
in de zaak van
de vereniging
LONGA ZAALVOETBAL VERENIGING,
gevestigd te Lichtenvoorde,
eiseres,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. B.A.I. Baks te Groenlo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. T.J. van Veen,
advocaat mr. R. Beele te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “Longa” en “[gedaagde]”.
Het verloop van de procedure
Na het uitbrengen van de dagvaarding op 15 oktober 2004 zijn de volgende processtukken gewisseld:
- een akte houdende opgave getuigen van de zijde van Longa,
- een incidentele conclusie houdende excepties van onbevoegdheid van de zijde van [gedaagde],
- een conclusie van antwoord in het incident van de zijde van Longa.
Tenslotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1.1. Longa is een vereniging voor het beoefenen van zaalvoetbal. [gedaagde] is trainer. Longa heeft met [gedaagde] voor drie seizoenen, ingaande in 2001, een contract gesloten, waarbij is overeengekomen dat [gedaagde] als vergoeding voor het trainerschap € 9.075,60 per seizoen, verdeeld over negen termijnen, zou ontvangen. Dit bedrag zou eenmaal per vier weken als reiskostenvergoeding worden uitbetaald.
1.2. Longa heeft op verzoek van [gedaagde] tijdens het eerste seizoen in 2001 een bedrag van € 12.500,00 betaald aan Lentink Hoveniers te Pannerden. [gedaagde] was deze vergoeding verschuldigd aan Lentink Hoveniers voor het aanleggen van zijn tuin. Terugbetaling aan Longa van de € 12.500,00 zou geschieden door verrekening met de te betalen reiskostenvergoeding.
1.3. In juni 2003 (het einde van het tweede seizoen) heeft [gedaagde] het contract met Longa voortijdig opgezegd. Op dat moment was [gedaagde] aan Longa nog een bedrag van € 5.695,28 verschuldigd.
1.4. Bij brief van 4 april 2004 respectievelijk 25 juni 2004 heeft (de gemachtigde van) Longa [gedaagde] verzocht tot betaling van € 5.695,28 over te gaan. [gedaagde] heeft niet betaald.
Het geschil in de hoofdzaak
2. Longa vordert in de hoofdzaak, bij vonnis uitvoerbaar
bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen een bedrag van € 6.258,28, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.695,28 vanaf 3 juli 2004, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3. Aan deze vordering legt Longa ten grondslag dat zij aan [gedaagde] een voorschot heeft verstrekt van € 12.500,00 waarvan door [gedaagde] nog een bedrag van € 5.695,28 dient te worden terugbetaald.
Het geschil in het incident
4. Voor alle weren heeft [gedaagde] in het incident twee excepties van onbevoegdheid van de rechtbank opgeworpen. [gedaagde] stelt in de eerste plaats dat zowel hijzelf als Longa lid zijn van de Koninklijke Nederlands Voetbalbond (KNVB). In artikel 8 lid 3 sub a van de Statuten van de KNVB is een arbitragebeding opgenomen. Op grond van dit beding is niet de rechtbank bevoegd van het onderhavige geschil kennis te nemen maar uitsluitend de Arbitragecommissie van de KNVB. Ingeval de rechtbank het beroep op de onbevoegdheid op de hiervoor genoemde grond zou afwijzen, is volgens [gedaagde] sprake van een aardvordering als bedoeld in artikel 93 Rv, zodat de sector kanton van de rechtbank Arnhem bevoegd is van deze vordering kennis te nemen. De rechtbank wordt in dat geval verzocht de zaak naar de sector kanton door te verwijzen op grond van artikel 71 Rv.
5. Longa heeft gemotiveerd verweer gevoerd in het incident.
De beoordeling van het geschil in het incident
6. Door Longa is niet weersproken dat beide partijen lid zijn van de KNVB. Conform het bepaalde in artikel 1020 lid 5 Rv kan een arbitraal beding in statuten van een vereniging als overeenkomst tot arbitrage worden aangemerkt. Nu op de voet van artikel 8 lid 3 sub a van de Statuten van de KNVB geschillen tussen de leden “voorzover deze samenhangen met de voetbalsport in de ruimste zin van het woord, met uitsluiting van de burgerlijke rechter door arbitrage (worden) beslecht, zulks met inachtneming van het daartoe in het Arbitragereglement bepaalde”, wordt bij de beoordeling van het geschil hiervan uitgegaan.
7. De vraag die thans voorligt is dan ook of het geschil tussen Longa en [gedaagde] samenhangt met de voetbalsport in de ruimste zin van het woord. Artikel 8 lid 3 sub a van de Statuten is dusdanig ruim geformuleerd, dat al snel sprake is van een geschil zoals daarin bedoeld. In reactie op de door [gedaagde] opgeworpen exceptie van onbevoegdheid heeft Longa aangevoerd, dat haar vordering in de dagvaarding weliswaar wordt gekwalificeerd als een voorschot op de trainingsvergoeding (reiskosten), maar er feitelijk en juridisch sprake is geweest van een geldlening aan [gedaagde] in privé. Dit geschil kan volgens Longa dan ook niet worden aangemerkt als een geschil samenhangend met de voetbalsport.
8. Longa heeft [gedaagde] als trainer voor het zaalvoetbal gecontracteerd. Uit dien hoofde is overeengekomen dat Longa aan [gedaagde] een vergoeding verschuldigd is van € 9.075,60 per seizoen, verdeeld over negen termijnen. Uit de brief van 4 april 2004 van Longa aan [gedaagde], die door Longa bij dagvaarding is overgelegd, blijkt dat er in samenspraak met de voorzitter van Longa in het seizoen 2001-2002 een voorschot van € 12.500,00 is uitbetaald op de reiskosten van [gedaagde] over het seizoen 2002-2003-2004. Dit bedrag is in het door Longa overgelegde betalingsoverzicht verwerkt, zodat het voorschot (dus) niet los kan worden gezien van het bestaan van de tussen Longa en [gedaagde] gesloten overeenkomst. Dat Longa aan [gedaagde]
€ 12.500,00 zou hebben “geleend”, in het geval [gedaagde] voor haar niet als trainer zou hebben gewerkt, acht de rechtbank niet aannemelijk. Doordat partijen een contract hadden gesloten voor de duur van drie seizoenen was Longa er naar zij meende immers van verzekerd dat het door haar verstrekte voorschot kon worden verrekend met de trainingsvergoeding. Naar het oordeel van de rechtbank hangt de betaling van het voorschot door Longa aan [gedaagde] en de vordering die zij als gevolg van het niet (volledig) terugbetalen daarvan op [gedaagde] stelt te hebben, dan ook samen met de voetbalsport in de ruimste zin van het woord.
9. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank de vordering van [gedaagde] in het incident toewijzen en zich onbevoegd verklaren van de zaak kennis te nemen. Longa zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De beslissing
De rechtbank, recht doende in het incident:
verklaart zich onbevoegd om van de zaak kennis te nemen,
veroordeelt Longa in de kosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 288,00 aan griffierecht en € 384,00 aan salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr M.F. Gielissen en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2005.
De griffier de rechter