Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 119601 / HA ZA 04-2023
Datum vonnis: 19 januari 2005
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
POLIS DIRECT B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eiseres in de hoofdzaak en in het eerste incident,
tevens verweerster in het tweede incident,
(hierna: Polis Direct)
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. J.M.H.W. Bindels te Arnhem,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
tevens verweerster in het eerste incident,
tevens eiseres in het tweede incident,
(hierna: [gedaagde])
procureur mr. P.C. Plochg,
advocaat mr. J.L. van Schoonhoven te Amersfoort.
Het verloop van de procedure in de hoofdzaak en in de incidenten
Na het uitbrengen van de dagvaarding (waarbij 15 producties horen), waarin Polis Direct naast een eis in de hoofdzaak ook een provisionele vordering heeft ingesteld, heeft [gedaagde] een conclusie van antwoord in het incident (met 13 producties) genomen en daarbij ook een provisionele vordering (‘in reconventie’) ingesteld. Vervolgens heeft Polis Direct een conclusie van antwoord (‘in reconventie’) in laatstgenoemd incident genomen. Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1.1 Op 18 januari 2003 heeft zich omstreeks 20.03 binnen de bebouwde kom van Barneveld een verkeersongeval voorgedaan, op de Burgemeester Kuntzelaan, in de buurt van de voetgangersoversteek-plaats bij het station. Bij dat ongeval waren een krachtens de WAM bij Polis Direct verzekerde personenauto (bestuurd door ene [betrokkene]) en een voetgangster ([gedaagde]) betrokken.
1.2 Voor het ongeval wilden [gedaagde] en haar vriend, [betrokkene 2], de Burgemeester Kuntzelaan oversteken. [gedaagde] is de weg gaan oversteken op een plaats die, gezien vanuit de rijrichting van [betrokkene], voorbij het zebrapad was gelegen. [betrokkene] reed over de burgemeester Kuntzelaan en naderde deze oversteekplaats – vanuit de positie van [gedaagde] bezien – van rechts. Tegenover de politie heeft [betrokkene] verklaard dat hij reed met een snelheid van ongeveer 50 km per uur. [gedaagde] werd vervolgens door [betrokkene] aangereden.
1.3 Door de aanrijding liep [gedaagde] (in elk geval) een vijfvoudige breuk van haar rechteronderbeen op. Zij is per ambulance overgebracht naar het Eemlandziekenhuis, locatie de Lichtenberg, te Amersfoort, alwaar zij enige tijd moest verblijven. Zij is meerdere keren aan haar rechterbeen geopereerd.
1.4 De politie heeft van de aanrijding een proces-verbaal gedateerd 27 april 2003 opgemaakt, waarvan een Verkeersongevalanalyse (VOA) deel uitmaakt. De rijproeven ten behoeve van de VOA zijn een aantal uren na de aanrijding verricht. Hiertoe is de betrokken personenauto, die toen niet meer ter plaatse was, teruggebracht naar de plaats van het ongeval.
1.5 [gedaagde], van Poolse afkomst, is in december 2002 via een Europees uitzendbureau naar Nederland gekomen om hier te werken. Vanaf 10 december 2002 verrichte zij via het uitzendbureau Tempo Team werkzaamheden als magazijnmedewerkster van een warenhuis. Na het ongeval is [gedaagde] arbeidsongeschikt geraakt. Vanaf 19 januari 2004 ontvangt zij een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV.
1.6 Op 24 oktober 2003 heeft de toenmalige advocaat van [gedaagde] [betrokkene] aansprakelijk gesteld voor haar schade.
1.7 Polis Direct heeft op op 4 november 2003 aangekondigd de ontvangst van het politieproces-verbaal af te zullen wachten alvorens een standpunt omtrent de aansprakelijkheid in te nemen. Dat proces-verbaal heeft zij in de tweede helft van november 2003 ontvangen.
1.8 Op 30 maart 2004 heeft Polis Direct aan de toenmalige advocaat van [gedaagde] onder meer geschreven:
“(...) Door ons zal nog nader onderzoek naar de schuldvraag worden gedaan. U vindt ons vooralsnog bereid 50% van de door u betaalde kosten te voldoen. Graag ontvangen wij gedocumenteerde opgave van de reeds verschenen schade alsmede de beschikbare letselinformatie t.a.v. onze medisch adviseur. (...)”
1.9 Op 11 juni 2004 is door de opvolgend belangenbehartiger, mr. T. Ridder, aan Polis Direct geschreven dat zij zijns inziens de volledige schade van [gedaagde] heeft te vergoeden. Mr. Ridder heeft toen tevens verzocht om een voorschot van € 10.000,--.
1.10 Op 28 juni 2004 is hierop door Polis Direct schriftelijk gereageerd. In die brief verwijst zij naar haar standpunt met betrekking tot de aansprakelijkheid, onder toezending van een kopie van haar brief van 30 maar 2004 en het volledige proces-verbaal. Tevens heeft zij daarin aangekondig een voorschot van € 5.000,-- te zullen overmaken – hetgeen ook is geschied – en nogmaals verzocht om een aktuele schadestaat en medische informatie ten behoeve van haar medisch adviseur.
1.11 Hierna heeft mr. Ridder op 27 juli 2004 aan Polis Direct (onder meer) geschreven:
“(...)De vorige belangenbehartiger van mijn cliënte heeft mij zijn gehele dossier toegezonden. Het is mij dus bekend dat u zich op het standpunt heeft gesteld dat slechts een schadevergoedingsverplichting is ontstaan voor de helft van de schade. (...)”
Na de aankondiging dat hij [gedaagde] zou adviseren dit standpunt door de Raad van Toezicht op het Schadeverzekeringsbedrijf (hierna: RTS) te laten toetsen als Polis Direct dat niet in het voordeel van [gedaagde] zou wijzigen, heeft mr. Ridder zijn brief vervolgd met:
“Ik wil graag voor u een schadeoverzicht opstellen en medische en financiële informatie gaan opvragen. Voordat ik dat doe, ontvang ik graag uw standpunt inzake de aansprakelijkheid. U begrijpt dat ik cliënte niet wil opzadelen met mijn rekeningen, omdat ik van mening ben dat die, uiteraard mits redelijk, volledig moeten worden vergoed door de aansprakelijke partij.”
1.12 Hierop volgde op 4 augustus 2004 een voorstel van Polis Direct om te bezien of wellicht met behulp van een schaderegelaar de zaak opgelost zou kunnen worden, met de toezegging dat de door mr. Ridder gemaakte kosten buiten rechte, de bespreking met de schaderegelaar inbegrepen, door Polis Direct zouden worden vergoed.
1.13 Mr. Ridder heeft daarop in diverse brieven, voor het eerst op 27 september 2004, namens [gedaagde] het standpunt gehandhaafd dat erop neerkomt dat Polis Direct eerst volledige aansprakelijkheid moest erkennen voordat inzicht zou worden gegeven in de omvang van de schade dan wel het gesprek met een schaderegelaar zou worden aangegaan.
1.14 Namens [gedaagde] werd op 27 september 2004 een klacht ingediend bij de RTS.
1.15 Op 6 oktober 2004 heeft mr. Ridder aan de advocaat van Polis Direct een voorlopig schadestaat gezonden, die sloot op een bedrag van € 31.211,98.
1.16 Bij brief van 20 oktober 2004 van haar advocaat aan mr. Ridder heeft Polis Direct, onder meer, laten weten de schadestaat op zichzelf te betwisten, maar los daarvan bereid te zijn om nog een voorschot van € 5.000,-- betaalbaar te stellen. Verzocht werd om het bankrekeningnummer van [gedaagde], aangezien een verklaring van [gedaagde] dat ook bevrijdend aan het kantoor van mr. Ridder kon worden betaald ontbrak. Verder is in die brief aangegeven dat Polis Direct bereid is arbeidsreïntegratie-activiteiten ten behoeve van [gedaagde] te ontplooien, maar dat daarvan meer inzicht is vereist in de (medische) situatie van [gedaagde] dan tot dat moment is gegeven.
Het geschil in de hoofdzaak en in de incidenten
2.1 In de hoofdzaak heeft Polis Direct gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. zal verklaren voor recht dat Polis Direct, alsmede haar verzekerde [betrokkene], door betaling van 50% van de schade welke [gedaagde] heeft geleden als gevolg van het verkeersongeval waarbij [gedaagde] op 18 januari 2003 te Barneveld betrokken was, heeft voldaan aan de op Polis Direct en [betrokkene] voornoemd rustende verplichting tot schadevergoeding als gevolg van voormeld ongeval;
II. zal gelasten
a. dat [gedaagde] ten behoeve van de bepaling van deze schade inzage verschaft in en waar mogelijk afschriften verstrekt van haar:
- opleidingsniveau (door overlegging van diploma’s), talenkennis daaronder begrepen,
- werkervaring (namen en adressen van werkgevers, overlegging getuigschriften en arbeidsovereenkomsten, lengte en omvang dienstverbanden, aanduiding functie etc.),
- inkomen over een periode van 5 jaar voorafgaand aan het ongeval, onderbouwd met salarisstroken, jaaropgaven en belastingaangiften en -aanslagen over die periode,
- (onder gesloten couvert ten behoeve van de medisch adviseur van Polis Direct) de volledige medische gegevens ten aanzien van het rechter onderbeen sinds het ongeval (gegevens huisarts en behandelende artsen, alsmede de gegevens van de op grond van de WAO ingeschakelde verzekeringsgeneeskundige), toekomstige rapportages telkens binnen een maand na verschijning daarvan tot aan de definitieve regeling van deze zaak daaronder begrepen,
- aanspraken op grond van de WAO, alsmede de arbeidsdeskundige rapportages, de toekomstige rapportages telkens binnen een maand na verschijning daarvan tot aan de definitieve regeling van deze zaak daaronder begrepen,
- ondernomen reïntegratieactiviteiten en de resultaten daarvan,
b. en voorts dat [gedaagde] al datgene zal doen dat in redelijkheid van [gedaagde] kan worden gevergd, alsmede om aan Polis Direct kenbaar te maken al hetgeen in redelijkheid van belang moet worden geacht, voor de vaststelling van haar schade, het aangaan van een gesprek door [gedaagde] met de door Polis Direct aan te wijzen expert daaronder begrepen,
het onder a. en b. gevorderde op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag dat [gedaagde] na betekening van het in deze te wijzen vonnis in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen nadat Polis Direct schriftelijk aan [gedaagde] dan wel haar belangenbehartiger heeft kenbaar gemaakt op enig voormeld punt over onvoldoende informatie te beschikken en nadat Polis Direct [gedaagde] dan wel haar belangenbehartiger op dat punt schriftelijk een termijn van veertien dagen heeft vergund om die informatie alsnog te verschaffen, dan wel binnen die termijn schriftelijk aan Polis Direct aan te geven waarom zij die informatie niet kan of wil verschaffen,
III. zal verklaren voor recht dat [gedaagde] geen aanspraak kan doen gelden op vergoeding van buitengerechtelijke kosten nu geen relevante werkzaamheden buiten rechte zijn verricht, althans geen werkzaamheden die een aparte vergoeding van buitengerechtelijke kosten rechtvaardigen,
IV. althans subsidiair zal verklaren voor recht dat [gedaagde] geen aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten kan doen gelden na 7 september 2004, zijnde de datum waarop [gedaagde] heeft geweigerd de door Polis Direct benoemde expert te woord te staan,
V. althans meer subsidiair zal verklaren voor recht dat dat [gedaagde] geen aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten kan doen gelden na 21 september 2004, zijnde de datum waarop Polis Direct zich op crediteursverzuim aan de zijde van [gedaagde] heeft beroepen,
VI. zal verklaren voor recht dat de kosten van [gedaagde] verbonden aan de door haar tegen Polis Direct aanhangig gemaakte tuchrechtelijke procedure in geen geval voor vergoeding in aanmerking komen,
VII. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van deze procedure aan de zijde van Polis Direct gevallen.
2.2 Deze vorderingen heeft Polis Direct gebaseerd op het volgende. Gelet op de toedracht van het ongeval doet zij geen beroep op overmacht (zoals bedoeld in art. 185 WVW 1994) en is zij dus aansprakelijk voor de door het ongeval veroorzaakte schade van [gedaagde]. Maar zij acht zich niet gehouden de volledige schade te vergoeden, aangezien met name aan [gedaagde] toe te rekenen omstandigheden (verkeersfouten) tot het ontstaan daarvan hebben bijgedragen. Op grond van de in de jurisprudentie geformuleerde billijkheidscorrectie meent zij, gezien het verkeersgedrag van [betrokkene] en dat van [gedaagde] zelf, gehouden te zijn tot vergoeding van niet meer dan 50% van de schade. Daarnaast wil Polis Direct aan deze verplichting ook daadwerkelijk kunnen voldoen en zij vordert daarom de medewerking van [gedaagde] ter bepaling van de omvang van de schade. Tot slot geeft de opstelling van de (belangenbehartiger van) [gedaagde] met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten en de vrees voor het in rekening brengen van de kosten van de tuchtprocedure aanleiding tot de gevorderde verklaringen voor recht daaromtrent, aldus Polis Direct.
2.3 Polis Direct heeft naast zijn vorderingen in de hoofdzaak ook een incidentele vordering tot het treffen van twee voorlopige voorzieningen ingesteld. De ene betreft het in de hoofdzaak onder II gevorderde. De andere ziet op de bepaling door de rechtbank dat de beoordeling van enige vordering ter zake van de vergoeding van buitengerechtelijke kosten eerst kan plaatsvinden nadat in de hoofdzaak op de vorderingen zoals in de hoofdzaak sub III, IV en V onherroepelijk is beslist. Verder heeft Polis Direct gevorderd [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit incident.
2.4 [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de provisionele vorderingen van Polis Direct. Daarnaast heeft zij zelf ook een provisionele eis ingesteld, strekkende tot veroordeling van Polis Direct tot betaling aan [gedaagde] van een nader voorschot onder algemene titel van € 15.000,-- en van een voorschot op de buitengerechtelijke kosten van € 10.000,--, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van het ongeval althans de dag van de inleidende dagvaarding, met veroordeling van Polis Direct in de kosten van de beide incidenten.
2.5 Polis Direct heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de provisionele vorderingen van [gedaagde].
De beoordeling van de incidentele vorderingen
3. Vooropgesteld moet worden dat voor een provisionele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening op de voet van art. 223 Rv is vereist (1) dat een bodemprocedure aanhangig is, (2) dat samenhang bestaat tussen hetgeen bij wijze van voorlopige voorziening wordt gevorderd en het gevorderde in de bodemzaak en (3) dat de eiser een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering in die zin dat van hem niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemzaak afwacht. Allereerst zullen de provisionele vorderingen aan deze formele vereisten moeten worden getoetst. Daarna is eventueel de inhoudelijke toetsing aan de orde, in het kader waarvan de belangen van de beide partijen zullen moeten worden afgewogen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de bodemzaak en de proceskansen daarin. Hetgeen in dat verband zal worden overwogen zal, gelet op de aard van de te geven beslissing, slechts voorlopige oordelen bevatten.
de provisionele vorderingen van Polis Direct
4. Ten aanzien van de beide door Polis Direct ingestelde provisionele vorderingen is aan de eerste twee formele vereisten zonder meer voldaan, zo volgt uit het voorgaande. Of ook aan het derde formele vereiste is voldaan, dient per vordering te worden bezien. Als dat het geval is komt vervolgens een inhoudelijke beoordeling aan de orde.
a. de gevorderde inzage, afgifte van stukken en medewerking
Op zichzelf heeft Polis Direct er belang bij dat de omvang van de schade van [gedaagde] zo spoedig mogelijk in rechte wordt vastgesteld. Dat brengt echter nog niet met zich dat de feitelijke informatie die daarvoor eventueel nodig zal blijken te zijn in de verhouding tussen partijen tot een persoonlijk vorderingsrecht leidt. Een rechtsgrond heeft Polis Direct daarvoor niet aangevoerd en de rechtbank ziet die grond ook niet. Het is slechts aan de rechter om eventueel in de bodemprocedure op de voet van artikel 22 Rv. (een van de) partijen te bevelen bepaalde bescheiden over te leggen. Polis Direct kan dat recht niet occuperen. Reeds hierom strandt dit deel van het gevorderde.
b. de gevorderde rangorde
De rechtbank kan niet inzien wat het spoedeisend belang is bij dit deel van het gevorderde, maar afgezien daarvan strekt die vordering er in wezen toe dat de rechtbank nu al een procesbeleid zou moeten bepalen voor de wijze van afdoening van de diverse deelvorderingen in de hoofdzaak. Daarop wordt niet vooruit gelopen. Het gevorderde wordt daarom afgewezen.
de provisionele vorderingen van [gedaagde]
5. Ook de provisionele vorderingen van [gedaagde] voldoen in elk geval aan twee van de drie hiervoor (onder 3.) genoemde formele eisen: er is een bodemprocedure aanhangig – dat die niet door haarzelf aanhangig is gemaakt is niet relevant – en de provisionele vorderingen hangen in voldoende mate samen met hetgeen daarin door Polis Direct is gevorderd. Ook aan het vereiste van spoedeisend belang is voldaan. [gedaagde] heeft de aanwezigheid daarvan niet uitdrukkelijke gesteld, maar zich daar wel impliciet op beroepen, nu met behulp van de overgelegde stukken aannemelijk is gemaakt dat [gedaagde] onder andere door de medische behandelingen en ziekenhuisopnames alsmede de juridische verwikkelingen voor aanzienlijke kosten is of zal worden geplaatst. Voorts heeft zij onweersproken gesteld amper financiële middelen te hebben.
6. Daarmee wordt toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van haar provisionele vorderingen. Aangezien deze beide geldvorderingen betreffen, komt het erop aan of het bestaan en de omvang ervan in voldoende mate vaststaan om deze vanwege het spoedeisend belang vooruitlopend op de beslissing in de hoofdzaak toe te wijzen, rekening houdend met het restitutierisico. Dat risico doet zich in dit geval zeker voor, gelet op hetgeen hiervoor, aan het slot van rechtsoverweging 5, is overwogen.
7. Zoals uit al het voorgaande voortvloeit, is op zichzelf niet in geschil dat [gedaagde] een vordering heeft op Polis Direct, maar staat de omvang daarvan nog niet vast. Ter onderbouwing van haar provisionele vordering ter zake van een nader voorschot op de schadevergoeding heeft [gedaagde] aansluiting gezocht bij de schadestaat van 6 oktober 2004. Die geeft echter niet een zodanig concreet inzicht in de omvang van [gedaagde]s schade dat toekenning van een voorschot daarop van € 15.000,00 aan de orde kan zijn. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
8. Eén van de (slechts) drie ingevulde schadeposten betreft het eventuele verlies aan arbeidsvermogen. Bij de beoordeling daarvan gaat het erom het verschil vast te stellen tussen wat feitelijk sinds het ongeval aan inkomsten is en zal (kunnen) worden ontvangen en wat dat zou zijn geweest als het ongeval niet was geschied. Hiertoe zal een vergelijking moeten worden gemaakt van de hypothetische arbeids- en inkomenssituatie van [gedaagde] zoals die zich zonder het ongeval van 18 januari 2003 redelijkerwijs zou hebben ontwikkeld en de situatie waarin zij door het ongeval is komen te verkeren. Over deze beide te vergelijken situaties zijn onvoldoende concrete gegevens verstrekt. Zo bestaat over de situatie zonder ongeval onduidelijkheid over de arbeids- en inkomenssituatie van [gedaagde] ten tijde van het ongeval, nu er concrete aanwijzingen zijn dat haar werkzaamheid via Tempoteam in het HEMA-magazijn toen al was geëindigd. Ter vaststelling van haar huidige situatie is, onder meer, van belang wat nu precies de ongevalsgevolgen zijn, welke beperkingen [gedaagde] daardoor ondervindt en in hoeverre deze van invloed zijn op haar arbeidsvermogen. In dit verband dient ook de vraag te worden beantwoord of bij [gedaagde] restcapaciteit tot het verwerven van inkomen bestaat en zo ja, vanaf welk moment en in welke mate. Enkel op grond van de overgelegde stukken met betrekking tot de WAO-uitkering van [gedaagde] kan dat niet worden beoordeeld, nu de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WAO niet maatgevend is voor de mate waarin de verdiencapaciteit in het kader van een letselschaderegeling geacht wordt verminderd te zijn. Van het namens [gedaagde] opgevoerde bedrag voor deze schadepost kan dus niet zomaar worden uitgegaan.
9. Wat dan overblijft zijn de wegens kosten van genezing en herstel en wegens smartengeld opgevoerde posten ad € 4.192,30 respectievelijk € 25.000,00. Het eerstgenoemde bedrag zou nog lager kunnen uitvallen, aangezien [gedaagde] heeft gesteld dat nu nog niet bekend is of die kosten alsnog volledig vergoed zullen gaan worden door haar ziektekostenverzekeraar (CZ). Momenteel komen zij echter ten laste van [gedaagde], zodat met die kosten rekening zal worden gehouden. Ten aanzien van het smartengeld is vooralsnog aannemelijk, dat in de hoofdprocedure enig bedrag zal worden toegewezen. Op grond van de thans beschikbare informatie moet echter voorshands worden geoordeeld dat dat niet in de buurt zal komen van het opgevoerde bedrag, maar eerder rond de € 10.000,00 zal liggen. Gelet op de vermoedelijk niet florissante financiële positie van [gedaagde] en de nare lichamelijke gevolgen van het ongeval die zij tot op heden heeft moeten doorstaan ligt het in de rede om een voorschot op het smartengeld toe te wijzen. Dat tegenover deze schadepost geen kosten staan, zoals Polis Direct heeft aangevoerd, doet hieraan niet af. Opgeteld bij de opgevoerde kosten van genezing en herstel bedraagt de op dit moment met enige zekerheid vast te stellen schade van [gedaagde] ten hoogste ca. € 15.000,00. In verband met het restitutierisico moet vervolgens, zoals [gedaagde] in haar provisionele eis ook heeft gedaan, rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat Polis Direct niet de volledige schade van [gedaagde] zal hebben te vergoeden. Voorshands uitgaande van een vergoedingsplicht van 50% (zoals ook de partijen in dit incident hebben gedaan) zou dan op zichzelf een bedrag van € 7.500,00 bij wijze van provisionele vordering kunnen worden toegewezen.
10. Hiertoe zal echter niet worden overgegaan, aangezien Polis Direct reeds een voorschot van € 5.000,-- heeft voldaan en zij zich zonder voorbehoud bereid heeft verklaard nog een voorschot van € 5.000,00 aan [gedaagde] te betalen. Onweersproken heeft Polis Direct gesteld dat zij wacht op opgave van het bankrekeningnummer van [gedaagde] – of haar verklaring dat dit bedrag ook op de derdengeldrekening van haar advocaat mag worden gestort, zo begrijpt de rechtbank – na ontvangst waarvan Polis Direct tot betaling zal overgaan. Daarmee zal de bevoorschotting uitkomen op een hoger bedrag dan € 7.500,00. Als al kan worden gezegd dat [gedaagde], gelet op dit een en ander, nog voldoende belang (art. 3:303 BW) heeft bij haar vordering, dan bestaat onder deze omstandigheden geen aanleiding tot een veroordeling van Polis Direct tot betaling van een extra voorschot.
11. Ook het met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten gevorderde voorschot zal niet worden toegewezen. Tegen deze vordering heeft Polis Direct uitgebreid verweer gevoerd, dat – zo wordt voorshands geoordeeld – niet iedere grond ontbeert. Op grond daarvan staat op dit moment niet of met onvoldoende mate van zekerheid vast of en zo ja tot welk bedrag [gedaagde] aanspraak heeft op vergoeding daarvan. In verband met het resitutierisico aan de zijde van Polis Direct zal hierop niet worden vooruitgelopen.
12. De partijen zullen in het door hen opgeworpen incident als in het ongelijk gestelde partij elk veroordeeld worden in de aan de zijde van de andere partij gevallen kosten van het incident. Op grond van artikel 337 lid 1 Rv. kan tegen het provisionele deel van dit vonnis hoger beroep worden ingesteld.
13. De rechtbank merkt nog het volgende op. Uit de gewisselde stukken valt al wel op te maken dat, om welke reden dan ook, een minnelijke regeling van het geschil buiten beeld is gekomen. Op de na de conclusie van antwoord te houden comparitie zal zeker aandacht worden geschonken aan de mogelijkheden om tot de-escalatie van het geschil te komen. Als de partijen daar voordien zelf al iets aan zouden willen doen wordt hen aangeraden kennis te nemen van het bij het centrum voor aansprakelijkheidsrecht van de Universiteit van Tilburg door de Projectgroep Procedurele Normering Personenschade uitgebrachte tussenrapport (te raadplegen op htpp://rechten.uvt.nl/normering/).
De rechtbank, recht doende
in het door Polis Direct opgeworpen incident:
1. wijst het gevorderde af;
2. veroordeelt Polis Direct in de aan de zijde van [gedaagde] gevallen kosten van dit incident, tot op heden bepaald op € 452,00 voor salaris procureur;
3. verklaart de onder 2. gegeven proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in het door [gedaagde] opgeworpen incident:
4. wijst het gevorderde af;
5. veroordeelt [gedaagde] in de aan de zijde van Polis Direct gevallen kosten van dit incident, tot op heden bepaald op € 579,00 voor salaris procureur;
6. verwijst de zaak naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor conclusie van antwoord;
7. houdt iedere (verdere) beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.G. Roovers en uitgesproken in het openbaar op woensdag 19 januari 2005.