ECLI:NL:RBARN:2005:AS5075

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/2878, 04/29 en 04/2966
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het Gebiedsplan Natuur en Landschap Gelderland met betrekking tot Landgoed Deelerwoud

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 19 januari 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. TH.J.H.M. Linssen, en het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, verweerder. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het Gebiedsplan Natuur en Landschap Gelderland, specifiek gericht op de gebieden Landgoed Deelerwoud, Groenendaal en Deelerheide. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestreden besluiten van verweerder, die betrekking hebben op de vaststelling van het Gebiedsplan Veluwe en het Gebiedsplan Gelderland, geen rechtsgevolgen met zich meebrengen die de belangen van eiser schaden. De rechtbank oordeelt dat de stellingen van eiser niet opgaan en verklaart het beroep ongegrond.

De procedure begon met de vaststelling van het Gebiedsplan Veluwe op 5 november 2002, gevolgd door wijzigingen in 2003 en de vaststelling van het Gebiedsplan Gelderland op 28 september 2004. Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, maar de rechtbank concludeert dat eiser geen eigenaar of beheerder is van de gronden in de deelgebieden die hij aanvoert, waardoor hij niet in aanmerking komt voor subsidie op basis van de Regeling SN of de Regeling SAN. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die zich verzet tegen de opname van de deelgebieden in een grote eenheid natuur, verworpen.

De rechtbank benadrukt dat de vaststelling van een gebiedsplan geen planologische werking heeft en geen wijziging in de bestemming van de gronden teweegbrengt. De rechtbank concludeert dat de beleidskeuze van verweerder om de grenzen van natuur- en beheersgebieden te bepalen binnen de redelijke beleidsbepaling valt. De rechtbank heeft geen termen gezien om tot een proceskostenveroordeling over te gaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector bestuursrecht
Registratienummer: AWB 02/2878, 04/29 en 04/2966
Uitspraak
ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[eiser], eiser,
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. TH.J.H.M. Linssen,
en
het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluiten
Besluiten van verweerder van 5 november 2002 , 25 november 2003 en 28 september 2004.
2. Procesverloop
Bij besluit van 5 november 2002, bekendgemaakt op 18 november 2002, heeft verweerder het Gebiedsplan Natuur en Landschap Veluwe (hierna: het Gebiedsplan Veluwe) vastgesteld. Tegen dit besluit heeft eiser bij schrijven van 23 december 2002 beroep ingesteld.
Bij besluit van 25 november 2003 heeft verweerder het Gebiedsplan Veluwe gewijzigd, tegen welk besluit eiser bij schrijven van 5 januari 2004 afzonderlijk beroep heeft ingesteld. Bij dit wijzigingsbesluit zijn akkerpakketten uit de Subsidieregeling natuurbeheer opengesteld in de deelgebieden 77 en 201.
Bij besluit van 28 september 2004, bekendgemaakt op 25 oktober 2004, heeft verweerder het Gebiedsplan Natuur en Landschap Gelderland (hierna: het Gebiedsplan Gelderland) vastgesteld, waarmee het Gebiedsplan Veluwe is komen te vervallen. Bij schrijven van 3 december 2004 is hiertegen beroep ingesteld.
Door verweerder is op 11 maart 2003 en op 9 april 2004 een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
De beroepen zijn behandeld ter zitting van de rechtbank van 8 december 2004. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Th.J.H.M. Linssen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mevrouw J. Pingen en mevrouw B. Claessens, ambtenaren van de provincie Gelderland.
3. Overwegingen
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft bij besluiten van 20 december 1999, Stcrt.1999, 252, onder meer gelet op de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies, de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (hierna: Regeling SAN) en de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 (hierna: Regeling SN) vastgesteld.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, aanhef van de Regeling SN, voor zover hier van belang, worden ten behoeve van de uitvoering van deze regeling natuurgebieden begrensd met de vaststelling van natuurgebiedsplannen. In artikel 10, eerste lid, aanhef, van de Regeling SAN is bepaald dat ten behoeve van de uitvoering van die regeling beheersgebieden worden begrensd met de vaststelling van beheersgebiedsplannen.
De onderhavige gebiedsplannen zijn natuurgebieds- en beheersgebiedsplannen in de zin van de hiervoor genoemde bepalingen.
De beroepen richten zich tegen de bestreden besluiten, voor zover deze betrekking hebben op het Landgoed Deelerwoud en de bijbehorende agrarische gebieden Groenendaal en Deelerheide. In het Gebiedsplan Veluwe zijn deze gronden gesitueerd in de deelgebieden 77, 188, 201 en 296. In het inmiddels vastgestelde Gebiedsplan Gelderland zijn de betreffende gronden gelegen in de deelgebieden T765, T1137 en T1141.
Eiser heeft allereerst geageerd tegen het feit dat de genoemde deelgebieden in de gebiedsplannen zijn opgenomen in een zogenoemde “grote eenheid natuur”, waardoor naar zijn opvatting op termijn het agrarisch beheer in en de instandhouding van de genoemde (landbouw)gebieden onmogelijk zullen worden. Naar het oordeel van de rechtbank treft dit betoog geen doel. Hierbij wordt in aanmerking genomen aan de opneming van die gebieden in een grote eenheid natuur geen rechtsgevolgen zijn verbonden. Op de (on)mogelijkheden om subsidies te verkrijgen op grond van de Regeling SN en de Regeling SAN is die opneming niet van invloed, terwijl dit ook overigens voor de door eiser genoemde gebieden rechtens geen betekenis heeft. De rechtbank is daarbij overigens niet kunnen blijken dat de onderhavige opneming niet als een legitieme beleidskeuze kan worden aangemerkt.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat eiser geen eigenaar of beheerder is van gronden die zijn gelegen in de deelgebieden 188 en 296 van het Gebiedsplan Veluwe respectievelijk T1141 van het Gebiedsplan Gelderland. Tussen eiser en deze deelgebieden is geen rechtsbetrekking aanwezig op grond waarvan hij in aanmerking zou kunnen komen voor subsidie ingevolge de Regeling SN of de Regeling SAN. Om die reden behoeven de beroepen, voor zover op deze deelgebieden betrekking hebbend, naar het oordeel van de rechtbank geen bespreking.
Met betrekking tot de resterende deelgebieden Groenendaal en Deelerheide overweegt de rechtbank als volgt.
Deze deelgebieden zijn in het Gebiedsplan Veluwe begrensd als “nieuwe natuur” (77 en 201). Aan deelgebied nr. 77 zijn de natuurdoeltypen “arm droog bos in grote eenheid”, “heischraal grasland in grote eenheid” en “droge heideontginningslandschap” toegekend, en aan nr. 201 “arm droog bos in grote eenheid”, “heischraal grasland in grote eenheid” en “droge heide in grote eenheid”. Voor de deelgebieden zijn subsidiepakketten ingevolge de Regeling SN en de Regeling SAN opengesteld, welke met voornoemde begrenzingen en de daaraan ten grondslag liggende natuurdoeltypen corresponderen. In het Gebiedsplan Gelderland zijn de onderhavige gronden op vergelijkbare wijze begrensd.
Eiser heeft zich met de hiervoor genoemde begrenzingen in Gebiedsplan Veluwe en Gebiedsplan Gelderland niet kunnen verenigen. Zijn grieven komen er op neer dat de door verweerder gehanteerde begrenzingen geen, althans ontoereikende mogelijkheden biedt voor de continuering van het bestaande agrarisch natuurbeheer van de deelgebieden.
De rechtbank overweegt hieromtrent allereerst dat de vaststelling van een gebiedsplan tot gevolg heeft dat rechthebbenden tot het beheer of gebruik van de door het gebiedsplan begrensde gronden op basis van vrijwilligheid een beheersovereenkomst kunnen sluiten met LASER, waarna zij vervolgens aanspraak kunnen maken op de in het gebiedsplan voor die gronden vastgestelde subsidiepakketten ingevolge de Regeling SN en de Regeling SAN. Van het vaststellen van een gebiedsplan gaat geen planologische werking uit; zij brengt geen wijziging in de bestemming van de desbetreffende gronden teweeg. Met het oog hierop moet worden aangenomen dat de vaststelling van de gebiedsplannen op zichzelf geen concrete wijzigingen in gebruik en beheer van de gronden meebrengt.
Aan de onderhavige begrenzingen ligt het uitgangspunt van verweerder ten grondslag dat op de Veluwe uitsluitend oude cultuurhistorisch waardevolle ontginningen voor akkerdoelstellingen in aanmerking komen. De onderhavige deelgebieden, welke als relatief recente grootschalige ontginningen moeten worden aangemerkt, komen daardoor niet voor akkerdoelstellingen in aanmerking.
In aanmerking genomen dat verweerder een ruime beleidsvrijheid toekomt bij het bepalen van de grenzen van natuur- en beheersgebieden is de rechtbank niet kunnen blijken dat de onderhavige beleidskeuze de grenzen van een redelijke beleidsbepaling overschrijdt. De rechtbank is daarbij van oordeel dat de door verweerder voor de gebieden Groenendaal en de Deelerheide gekozen natuurdoeltypen voldoende zijn geobjectiveerd op grond van voornoemde beleidskeuzes en de ter plaatse reeds aanwezige natuurwaarden.
Tenslotte neemt de rechtbank in aanmerking dat de gebiedsplannen in dit geval ook geen afbreuk doen aan bestaande subsidieaanspraken, aangezien voor de deelgebieden vóór de vaststelling van het Gebiedsplan Veluwe nimmer aanspraak is gemaakt op subsidie krachtens de Regeling SAN, de Regeling SN of de aan die regelingen voorafgaande Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de stellingen van eiser tegen het bestreden besluit geen doel treffen.
Het beroep dient mitsdien ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J.J. Penning, rechter, in tegenwoordigheid van mr. G.W.B. Heijmans, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2005.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 19 januari 2005