Rechtbank Arnhem
Sector bestuursrecht
Registratienummer: AWB 04/2977
ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
Landgoed Deelerwoud B.V., eiseres,
gevestigd te Hoenderloo, vertegenwoordigd door mr. TH.J.H.M. Linssen,
het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 28 september 2004.
Bij besluit van 28 september 2004, bekendgemaakt op 25 oktober 2004 heeft verweerder het Gebiedsplan Natuur en Landschap Gelderland (hierna: het Gebiedsplan Gelderland) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 3 december 2004 beroep ingesteld. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 8 december 2004. Eiseres heeft zich aldaar doen vertegenwoordigen door jhr. [vertegenwoordiger], bijgestaan door mr. Th.J.H.M. Linssen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mevrouw J. Pingen en mevrouw B. Claessens, ambtenaren van de provincie Gelderland.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft bij besluiten van 20 december 1999, Stcrt.1999, 252, onder meer gelet op de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies, de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (hierna: Regeling SAN) en de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 (hierna: Regeling SN) vastgesteld.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, aanhef van de Regeling SN, voor zover hier van belang, worden ten behoeve van de uitvoering van deze regeling natuurgebieden begrensd met de vaststelling van natuurgebiedsplannen. In artikel 10, eerste lid, aanhef, van de Regeling SAN is bepaald dat ten behoeve van de uitvoering van die regeling beheersgebieden worden begrensd met de vaststelling van beheersgebiedsplannen.
Het onderhavige gebiedsplan is een natuurgebieds- en beheersgebiedsplan in de zin van de hiervoor genoemde bepalingen.
Het beroep richt zich tegen het gebiedsplan, voor zover dit betrekking heeft op het Landgoed Deelerwoud en de bijbehorende agrarische gebieden Groenendaal en Deelerheide. In het Gebiedsplan Gelderland zijn de betreffende gronden gelegen in de deelgebieden T765, T1137 en T1141.
Eiseres heeft allereerst geageerd tegen het feit dat de genoemde deelgebieden in de gebiedsplannen zijn opgenomen in een zogenoemde “grote eenheid natuur”, waardoor naar haar opvatting op termijn het agrarisch beheer in en de instandhouding van de genoemde (landbouw)gebieden onmogelijk zullen worden. Naar het oordeel van de rechtbank treft dit betoog geen doel. De rechtbank volstaat in dit kader met een verwijzing naar hetgeen zij ten aanzien van een zelfde grief heeft overwogen in haar uitspraak van heden in het beroep van [vertegenwoordiger] (AWB 02/2878, 04/29 en 04/2966), dat gevoegd is behandeld met het onderhavige beroep.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat eiseres geen eigenares of beheerder is van gronden die zijn gelegen in de deelgebieden T765 en T1137 van het Gebiedsplan Gelderland. Tussen eiseres en deze deelgebieden is geen rechtsbetrekking aanwezig op grond waarvan zij in aanmerking zou kunnen komen voor subsidie ingevolge de Regeling SN of de Regeling SAN. Om die reden behoeft het beroep, voor zover op deze deelgebieden betrekking hebbend, naar het oordeel van de rechtbank geen bespreking.
Met betrekking tot het deelgebied T1141 overweegt de rechtbank als volgt.
Dit deelgebied is in het Gebiedsplan Gelderland begrensd als “zoekgebied inrichting bestaande natuur”. Aan het deelgebied zijn de natuurdoeltypen “arm droog bos in grote eenheid”, “droge heideontginningslandschap” en “droge heide in grote eenheid” toegekend. Voor het deelgebied zijn subsidiepakketten ingevolge de Regeling SN en de regeling SAN opengesteld, welke met voornoemde begrenzingen en de daaraan ten grondslag liggende natuurdoeltypen corresponderen.
Eiseres heeft zich met de hiervoor genoemde begrenzing niet kunnen verenigen. Haar grieven komen er op neer dat de door verweerder gehanteerde begrenzing geen, althans ontoereikende mogelijkheden biedt voor de continuering van het bestaande agrarisch natuurbeheer voor het binnen het deelgebied gesitueerde Landgoed Deelerwoud. Eiseres wil zodanige pakketten uit de Regeling SAN, dat instandhouding als weiland en extensief agrarisch medegebruik mogelijk blijft; volgens eiseres is ten onrechte bepaald dat de pakketten 05 en 06 uit de Regeling SAN op deze gebieden niet van toepassing zijn.
De rechtbank overweegt hieromtrent allereerst dat de vaststelling van een gebiedsplan tot gevolg heeft dat rechthebbenden tot het beheer of gebruik van de door het gebiedsplan begrensde gronden op basis van vrijwilligheid een beheersovereenkomst kunnen sluiten met LASER, waarna zij vervolgens aanspraak kunnen maken op de in het gebiedsplan voor die gronden vastgestelde subsidiepakketten ingevolge de Regeling SN en de Regeling SAN. Van het vaststellen van een gebiedsplan gaat geen planologische werking uit; zij brengt geen wijziging in de bestemming van de desbetreffende gronden teweeg. Met het oog hierop moet worden aangenomen dat de vaststelling van de gebiedsplannen op zichzelf geen concrete wijzigingen in gebruik en beheer van de gronden meebrengt.
In aanmerking genomen dat verweerder een ruime beleidsvrijheid toekomt bij het bepalen van de grenzen van natuur- en beheersgebieden, is de rechtbank niet kunnen blijken dat de onderhavige beleidskeuze de grenzen van een redelijke beleidsbepaling overschrijdt. De rechtbank is daarbij van oordeel dat de door verweerder voor het deelgebied gekozen natuurdoeltypen voldoende zijn geobjectiveerd op grond van voornoemde beleidskeuzes en de ter plaatse reeds aanwezige natuurwaarden. Het betoog van eiseres slaagt derhalve niet. Dat de pakketten 05 en 06 uit de Regeling SAN niet van toepassing zijn volgt uit de definitie van “helling” in de nota “Objectivering Doelpakketten SN en SAN”.
Eiseres heeft ten slotte nog aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd om in het gebiedsplan circa 10 ha van het Landgoed Deelerwoud aan te wijzen als zoekgebied agrarisch natuurbeheer met natuurlijke handicaps en om daarmee de beheerspakketten 01 en 02 krachtens de Regeling SAN open te stellen.
De rechtbank verstaat dit betoog aldus dat eiseres de door haar beheerde gronden deels als zogenoemd probleemgebied begrensd wil zien. De rechtbank is evenwel van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de bedoelde gronden niet voldoen aan de criteria die voor aanwijzing van probleemgebieden gelden, zoals vermeld op bladzijde 7 van het Gebiedsplan Gelderland. Ook dit betoog van eiseres slaagt derhalve niet.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de stellingen van eiseres tegen het bestreden besluit geen doel treffen.
Het beroep dient mitsdien ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J.J. Penning, rechter, in tegenwoordigheid van mr. G.W.B. Heijmans, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2005. .
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 19 januari 2005