Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/093143-04
Datum zitting : 29 december 2004
Datum uitspraak : 12 januari 2005
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring Grave,
Muntlaan 1 te Grave.
Raadsvrouw: mr. D. Stikkelbroeck, advocate te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegelaten vordering nadere omschrijving tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 07 juli 2004 te Berg en Dal, gemeente Groesbeek,
opzettelijk en met voorbedachten rade A.S.P.M. [slachtoffer] van het leven heeft
beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig
overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, die [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal, met een mes in de halsstreek en/of de borstreek, althans in diens (boven) lichaam heeft gestoken, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 29 december 2004 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. D. Stikkelbroeck, advocate te Nijmegen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen verbeurd worden verklaard.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De raadsvrouw heeft betoogd dat geen sprake kan zijn van voorbedachte raad omdat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is.
De rechtbank deelt, gelet op vaste jurisprudentie, dit standpunt niet.
Zij acht echter op andere gronden niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte pater [slachtoffer] met voorbedachte raad heeft doodgestoken. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte op enig moment uit de keuken een (scherp) vleesmes heeft opgehaald. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij uitsluitend opheldering van de pater wilde over diens uitspraak dat verdachte "nog maar vijf dagen" had. Het mes nam hij naar zijn zeggen mee om mee te dreigen, omdat eerder gebleken was dat hij op "gewoon vragen" geen antwoord kreeg. De rechtbank acht dit - mede gelet op de verklaringen van verdachte en meerdere getuigen dat verdachte erg bang was - geen onaannemelijk verhaal. Wat er op de kamer van pater [slachtoffer] uiteindelijk toe heeft geleid dat verdachte is gaan steken en op welk moment verdachte daartoe besloten heeft is niet duidelijk geworden. Of er een moment van kalm beraad en rustig overleg of de gelegenheid daartoe is geweest voordat verdachte is gaan steken, staat niet vast. Het is heel wel mogelijk dat verdachte op enig moment in een opwelling is gaan steken. Dat verdachte heeft verklaard dat hij op het moment dat hij stak wilde dat de pater doodging, maakt dit niet anders, omdat hij toen al aan het steken was. Dat tussen de verschillende steken gelegenheid is geweest tot een moment van kalm beraad en rustig overleg is evenmin vast komen te staan. Aan het oordeel van de rechtbank doet niet af dat verdachte (meermalen) heeft verklaard dat het "hij (pater [slachtoffer]) of ik (verdachte)" was, omdat de reikwijdte en de exacte betekenis van deze uitspraak - gedaan binnen de "waan" van verdachte - niet duidelijk is geworden.
De rechtbank derhalve acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij omstreeks 07 juli 2004 te Berg en Dal, gemeente Groesbeek,
opzettelijk A.S.P.M. [slachtoffer] van het leven heeft
beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk die [slachtoffer] meermalen
met een mes in de halsstreek en de borstreek heeft gestoken, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
5. De strafbaarheid van verdachte
J.M. Oudejans, psycholoog, en M. Nicolai, psychiater, beiden verbon-den aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht (Psychiatrische Observatie-kliniek van het Gevangeniswezen) hebben op 10 december 2004 omtrent verdachte een rapport uitge-bracht. In dit rapport wordt geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde feit lijdende was aan een zodanige ziekelijke stoornis zijner geestvermogens, dat dit feit - indien bewezen - hem niet kan worden toegerekend.
De rechtbank verenigt zich met die conclusie en maakt die tot de hare.
Gelet op de conclusie uit voornoemd multidisciplinair rapport, inhoudende dat de verdachte als ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd ten tijde van het plegen van het feit, is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet strafbaar is. Zij zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 8 juli 2004; en
- het onder 5. genoemde rapport.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft in de nacht van 7 op 8 juli 2004, rond middernacht, het slachtoffer, pater [slachtoffer], meerdere malen met een groot mes gestoken, onder meer in de hals, in de borst en in de bovenbuik. In de steekkanalen lagen verschillende vitale organen, zoals de beide longen, de lever en het hart. Door de steekletsels is het 59-jarige slachtoffer overleden. Verdachte heeft met zijn handelen het slachtoffer niet alleen het meest waardevolle menselijke bezit - het leven - ontnomen, hij heeft daarbij ook onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden.
Verdachte woonde sinds ongeveer een half jaar in het koetshuis van het voormalig klooster van “Paters van Montfortanen” in Berg en Dal en werd door pater [slachtoffer] begeleid bij het op orde krijgen van zijn leven. Verdachte heeft verklaard dat pater [slachtoffer] op enig moment tegen hem had gezegd dat hij “nog maar vijf dagen” had. Verdachte begreep niet wat de pater hiermee bedoelde en hij werd doodsbang. Hij had de pater al diverse malen gevraagd wat er met die opmerking bedoeld werd, maar hij kreeg geen antwoord. In de nacht van 7 op 8 juli 2004 wilde verdachte opheldering van de pater. Het mes nam hij naar eigen zeggen mee om mee te dreigen. Verdachte is de confrontatie met de pater aangegaan en hij heeft hem in diens slaapkamer doodgestoken.
Uit het hiervoor genoemde multidisciplinaire rapport van het Pieter Baan Centrum blijkt dat verdachte op dat moment verkeerde in een paranoïde waan. Pater [slachtoffer] speelde daarin, in de beleving van verdachte, een bedreigende sleutelrol. Verdachte had de overtuiging dat hij voor het vermeende gevaar niet kon vluchten, omdat hij zich achtervolgd waande. Vanuit deze gemoedstoestand ervoer hij geen andere mogelijkheid dan te handelen zoals hij heeft gedaan. Verdachte is, zoals hiervoor reeds is overwogen, niet strafbaar voor het door hem gepleegde delict en zal daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van de kans op recidive concluderen de deskundigen J.M. Oudejans en M. Nicolai in voornoemd rapport als volgt:
“De kans op herhaling van een levensdelict wordt aanzienlijk geacht, omdat betrokkene nog steeds, ondanks het gebruik van angst- en psychosebestrijdende medicatie, in een angstige waanstemming verkeert en zichzelf in de buitenwereld bedreigd acht, welke angst bij feitelijke terugkeer in de maatschappij gemakkelijk verder kan oplopen en kan leiden tot ernstige agressie jegens daar als bedreigend ervaren personen.”
De deskundigen adviseren betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. Volgens hen is deze maatregel nodig om voor verdachte een voldoende stabiele en veilige structuur te creëren, waarin een noodzakelijk geachte behandeling mogelijk is, en een lange behandelduur te garanderen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de ernst van de feiten, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
De maatregel wordt voorts gegrond op het door verdachte begane misdrijf, dat behoort tot een der misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 1° van het Wetboek van Strafrecht.
Nu is voldaan aan de wettelijke voorwaarden zal de rechtbank de ter beschikkingstelling gelasten en bevelen dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank verzocht om in haar vonnis expliciet op te nemen dat de tijd die verdachte in de gevangenis zal moeten doorbrengen in afwachting van plaatsing in een TBS-kliniek zo kort mogelijk gehouden dient te worden.
De rechtbank is in zijn algemeenheid van oordeel dat de behandeling van een terbeschikkinggestelde, aan wie geen straf is opgelegd (of die zijn straf heeft uitgezeten), snel moet aanvangen. Zij ziet echter in deze specifieke zaak geen aanleiding om uitdrukkelijk aan te geven dat deze verdachte voorrang behoeft op andere op de wachtlijst staande terbeschikkinggestelden.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn geen voorwerpen die onder verdachte in beslag zijn genomen, maar betreffen voorwerpen die in het kader van het sporenonderzoek in beslag zijn genomen. De rechtbank laat het aan de officier van justitie over om te bepalen wat er met deze voorwerpen dient te geschieden.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 37a, 37b, 39 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Gelast dat veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswe-ge zal worden verpleegd.
Aldus gewezen door:
mr. R.H. Koning, rechter, als voorzitter,
mr. M. Jurgens, rechter,
mr. M.C.G.J. van Well, rechter,
in tegenwoordigheid van J. van Elst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 januari 2005.