Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 113684 / HA ZA 04-935
Datum vonnis: 15 december 2004
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CARSHOPPING INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. J.R. Kluyver te Utrecht,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. T.J. van Veen,
advocaat mr. A. Robustella te Ede.
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 8 september 2004 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. Ten slotte is vonnis bepaald.
1. ABN/AMRO Bank heeft vijf cheques verstrekt aan VABU Textiles v.o.f., waarvan [gedaagde] en haar echtgenoot ten tijde van die verstrekking vennoten waren. De nummers van deze cheques zijn RA2610448, RA2610451, RA2610453, RA2610454, en RA2610455.
2. De onder 1 bedoelde cheques zijn betaalbaar gesteld aan Belgo Stepp N.V., die werd vertegenwoordigd door een zekere [betrokkene 2], RA2610448 op 23 november 2001, RA2610451 op 20 februari 2002, RA2610453 op 15 januari 2002, RA2610454 op 12 januari 2002 en RA2610455 op 8 januari 2002. Ze zijn getekend door de echtgenoot van [gedaagde]. Elk is uitgegeven voor € 16.638,60.
3. Belgo Stepp heeft de cheque met nummer RA2610451 overgedragen aan eiseres sub 1, Carshopping, en de andere vier aan [eiser 2].
4. De cheques zijn ter betaling aan ABN/AMRO Bank aangeboden. Betaling is geweigerd onder de vermelding ‘insufficient funds’, ‘refer tot drawer’ en ‘onbetaalde cheque’. Eisers hebben akten van protest aan de bank betekend.
5. Op 27 april 2001 heeft de Kamer van Koophandel een formulier ontvangen waarop is aangegeven dat VABU Textiles v.o.f., waarvan [gedaagde] een der vennoten was, is ontbonden per 31 december 2000 en dat haar onderneming per 1 januari 2001 is voortgezet door VABU Textiles b.v..
6. Namens [eiser 2] is op 23 mei 2003 aan de curator van de op 22 augustus 2002 gefailleerde VABU Textiles b.v. geschreven dat [eiser 2] onder meer de ‘door VABU Textiles b.v. ten voordele van Belgo Stepp N.V.’ geschreven cheques met de nummers RA2610451, RA2610453, RA2610454 en RA2610455 onder zich had.
7. Op 3 mei 2004 is op verzoek van eisers in conventie conservatoir beslag gelegd op het aan [gedaagde] toebehorende woonhuis [adres] te [woonplaats].
Het geschil in conventie en in reconventie
8. Eisers in conventie stellen dat zij, nu op de cheques niet uitbetaald is, op de trekker van de cheques danwel op degene voor wiens rekening ze zijn uitgeschreven, regres mogen nemen. Met die achtergrond vorderen zij, op hieronder voor zover nodig nader te noemen gronden, het totaalbedrag van de cheques met rente, kosten van aanbieding en protest en buitengerechtelijke incassokosten van [gedaagde] als (voormalig) vennoot van VABU Textiles v.o.f. Dit komt neer op vorderingen tot betaling aan Carshopping van € 19.260,87 met € 891,80 aan kosten en aan [eiser 2] van € 77.043,47 met € 1.989,30 aan kosten, alle bedragen met rente vanaf de dagvaarding.
9. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer. De kern hiervan is dat VABU Textiles b.v. aan Belgo Stepp heeft betaald met de bewuste cheques, dat de v.o.f. toen niet meer bestond en dat haar echtgenoot binnen de v.o.f. slechts bevoegd was tot het verrichten van rechtshandelingen waarmee niet meer dan f. 10.000,- gemoeid was. In reconventie vordert zij opheffing van het beslag.
De beoordeling van het geschil in conventie
10. In de eerste plaats moet worden nagegaan hoe de situatie moet worden geduid waarin de heer [betrokkene 2] in november 2001 en januari en februari 2002 de cheques op naam van de v.o.f. tekende ten behoeve van Belgo Stepp. De rechtbank gaat ervan uit dat deze handeling niet kán hebben plaatsgevonden als de v.o.f., zoals [gedaagde] betoogt, op dat moment niet meer bestond. Het is immers van tweeën één: óf de vennootschap onder firma, die met Belgo Stepp handelde, geeft door middel van de cheque een betalingsopdracht aan de bank, óf de b.v. die met Belgo Stepp handelde – zoals [gedaagde] betoogt dat het geval was –, laat de betaling daarvoor plaatsvinden door de v.o.f.. Ook in dat geval was de v.o.f. degene die de bank de betalingsopdracht gaf. Dat de b.v. de naam van de v.o.f. kon gebruiken in verhandelbare waardepapieren – zoals [gedaagde] stelt blijkens de verklaring van de heer van Burk ter comparitie (‘Ik had het chequeboek van de v.o.f. nog en de bank had nog geen chequeboek voor de b.v.’) – is niet aanvaardbaar. De b.v. is immers verplicht in stukken die van haar uitgaan, haar eigen naam, inclusief de al dan niet afgekorte woorden ‘besloten vennootschap’, in van haar uitgaande stukken te gebruiken (art. 2:177 en 2:186 BW), terwijl het gebruik van een naam die op een andere identiteit duidt, in dit geval v.o.f. in plaats van b.v., in het beginsel als maatschappelijk onzorgvuldig, dus onrechtmatig tegenover daardoor benadeelden, moet worden beschouwd.
11. Dat in de relatie tussen de b.v. en de bank door de bank werd toegelaten dat de b.v. zich van de naam van een derde, de v.o.f., bediende, raakt Belgo Stepp noch eisers.
12. Dat in de v.o.f. een ontbindingsbesluit was genomen en haar bedrijf was ingebracht in de b.v., zoals [gedaagde] stelt, betekent nog niet dat de v.o.f. na 31 december 2000 niet meer bestond.
13. De vraag of [betrokkene 2] bevoegd was tot het verrichten van transacties boven een bedrag van f.10.000,- , moet in beginsel ontkennend worden beantwoord omdat zijn in het handelsregister omschreven vertegenwoordigingsbevoegdheid maar tot dat bedrag ging ingevolge de vennootschapsovereenkomst. De uitleg die aan deze situatie gegeven wordt in HR, NJ 1982, 1, sluit aan bij artikel 188 Wetboek van Koophandel en brengt mee dat in beginsel [betrokkene 2] alleen zichzelf bond als hij deze bevoegdheid te buiten ging. Dit ligt anders als de andere vennoot, [gedaagde], hem volmacht tot het verrichten van deze handeling had gegeven of zelf de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid had opgeroepen. De bescherming van de v.o.f. tegen bevoegdheidsoverschrijding als het gaat om een ingeschreven beperking in de vertegenwoordi-gingsbevoegdheid, wordt immers – anders dan bij bestuurders van rechtspersonen – geboden omdat de v.o.f. in de eerste plaats een contract is en geen rechtspersoon. Dit brengt mee dat een handelen van de andere venno(o)t(en) de beperking in de bevoegdheid opzij kan zetten. Van zulk handelen is naar het oordeel van de rechtbank sprake in dit geval. Zij baseert dit oordeel op de verklaring van [gedaagde] ter comparitie: ‘Op uw vraag wat mijn werk voor de v.o.f. was, antwoord ik dat ik de stalen maakte en de telefoon deed. Op uw vraag hoe het ging met de transacties boven de f.10.000,- antwoord ik dat mijn man alle transacties deed. Die heb ik nooit gedaan.’ Hieruit blijkt zonneklaar dat [gedaagde] als de ene vennoot de andere vennoot het verrichten van alle transacties overliet, zich ook tegenover derden opstelde als de vennoot die daarmee niet te maken had, en zich bovendien nooit op een bevoegdheidsoverschrijding beriep.
14. De conclusie van de rechtbank is dat door de handeling van [betrokkene 2] de v.o.f. en daarmee [gedaagde] werd gebonden.
15. Het onder 13 en 14 overwogene sluit aan bij de ter comparitie door de heer van Burk afgelegde verklaring ‘Er was in wezen een betalingsverplichting waarbij [betrokkene 2] met mijn cheques betaalde. Die kon ik blokkeren en dat deed ik. Ik blokkeerde de betalingen die gedaan moesten worden, totdat [betrokkene 2] betaalde.’ Dáárin zit de werkelijke reden van het uitblijven van betalingen op de cheques. [betrokkene 2] blokkeerde ze omdat [betrokkene 2] niet voldeed aan zijn verplichtingen tegenover [betrokkene 2], hetzij via diens b.v., hetzij via de v.o.f.. Deze handeling is niets anders dan een opschorting van de eigen verplichtingen tegenover de in de ogen van [betrokkene 2] wanpresterende Belgo Stepp. Ze raakt de geldigheid van de uitgegeven cheque niet. Het gaat hier om een verweermiddel dat niet aan een latere houder van de cheque kan worden tegengeworpen (art. 199 W.v.K.).
16. Uit het voorgaande volgt dat de heer [betrokkene 2] geldige cheques heeft uitgeschreven ten laste van de v.o.f., die hij ten onrechte heeft geblokkeerd omdat het verweer tegen [betrokkene 2] niet aan Carshopping en [eiser 2] mag worden tegengeworpen. De vennootschap onder firma was dus gebonden tegenover Carshopping en [eiser 2] en daarmee is gegeven dat, ook als thans de vennootschap onder firma niet meer bestaat, haar hoofdelijk verbonden vennoten nog steeds door Carshopping en [eiser 2] kunnen worden aangesproken.
17. Tegen de gevorderde kosten is geen gemotiveerd verweer gevoerd, zodat die kunnen worden toegewezen.
18. De vordering zal worden toegewezen met veroordeling van [betrokkene 2] als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure en die van het beslag.
De beoordeling van het geschil in reconventie
19. Uit het voorgaande volgt dat er geen reden is om het beslag op te heffen. De reconventionele vordering zal worden afgewezen. [betrokkene 2] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten in reconventie, maar die zullen aan de kant van verweerders in reconventie op nihil worden gesteld omdat de behandeling van de reconventionele vordering niet anders is dan het trekken van een conclusie uit de behandeling in conventie.
De rechtbank, recht doende,
veroordeelt [gedaagde] om Carshopping een bedrag van € 19.260,87 (negentienduizendtweehonderdzestig euro en 87 cent) alsmede een bedrag van € 891,80 te betalen, beide vermeerderd met de wettelijke rente van 17 mei 2004 tot de dag van betaling;
veroordeelt [gedaagde] om [eiser 2] een bedrag van € 77.043,47 (zevenenzeventigduizenddrieënveertig euro en 47 cent) alsmede een bedrag van € 1.989,30 te betalen, beide vermeerderd met de wettelijke rente van 17 mei 2004 tot de dag van betaling;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van eisers bepaald op € 2.156,40 wegens verschotten en € 1.542,00 wegens salaris procureur);
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het beslag, bepaald op € 1.175,04;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
veroordeelt eiseres in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verweerders in reconventie begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr J.D.A. den Tonkelaar en uitge-spro-ken in het openbaar op 15 december 2004.