ECLI:NL:RBARN:2004:AS3734

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
1 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
95032
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling van een bemiddelingsovereenkomst tussen een bemiddelingsbureau en een voetbaltrainer

In deze zaak vorderde Wanink & Partners B.V. (eiseres) vaststelling van een bemiddelingsovereenkomst met gedaagde, die als voetbaltrainer werkzaam wilde zijn. De rechtbank Arnhem heeft op 1 december 2004 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarbij de vraag centraal stond of er een overeenkomst tot stand was gekomen tussen Wanink en gedaagde voor bemiddeling bij het vinden van een baan als voetbaltrainer. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst was en dat de verklaringen van de betrokken partijen tegenstrijdig waren. Gedaagde heeft verklaard dat hij geen bemiddeling nodig had, gezien zijn eerdere ervaring bij Ipswich Town en zijn contacten daar. Wanink heeft niet kunnen bewijzen dat zij een overeenkomst had gesloten, noch dat zij gedaagde had bemiddeld bij zijn contract met een andere partij. De rechtbank concludeerde dat Wanink niet was geslaagd in het bewijs van haar vordering en heeft deze afgewezen. Wanink werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 95032 / HA ZA 03-25
Datum vonnis: 1 december 2004
Vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WANINK & PARTNERS B.V.,
gevestigd te Neede,
eiseres,
advocaat en procureur mr. I.P. Rietveld,
tegen
[gedaagde],
wonende te Malden, gemeente Heumen,
gedaagde,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. E.J.A. Vilé te Utrecht.
Partijen worden Wanink en [gedaagde] genoemd.
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 16 juli 2003 wordt naar dat vonnis verwezen. Daarin is abusievelijk de brief van Wanink d.d. 29 mei 2003, houdende producties, niet vermeld. Ter uitvoering van dit tussenvonnis heeft een enquête en een contra-enquête plaatsgevonden. De processen-verbaal daarvan bevinden zich bij de stukken. Verder zijn nog de volgende processtukken gewisseld;
* een akteverzoek houdende een schriftelijke verklaring van de heer [betrokkene] van de zijde van [gedaagde].
Ten slotte is vonnis bepaald.
De verdere beoordeling van het geschil
1. De rechtbank verwijst naar en volhardt bij hetgeen in het eerdergenoemd tussenvonnis van 16 juli 2003 is overwogen en beslist.
2. Bij dat tussenvonnis is Wanink toegelaten te bewijzen dat zij met [gedaagde] een bemiddelingsovereenkomst, althans een overeenkomst van opdracht heeft gesloten, die inhield dat zij zou bemiddelen voor [gedaagde] bij het vinden voor hem van een baan als voetbaltrainer en dat bij succes van de bemiddeling Wanink aanspraak had op loon van 10% van het bedongen jaarsalaris van [gedaagde] en dat de overeenkomst tussen [gedaagde] en [betrokkene] tot stand is gekomen dankzij de bemiddeling van [betrokkene] van Wanink.
3. Daartoe zijn in de enquête de heren T.W. [betrokkene] (verder [betrokkene]) en [betro[betrokkene]mevrouw [[betrokkene]] gehoord. In de aansluitend gehouden contra-enquête is [gedaagde] (partijgetuige) gehoord. Omdat het in verband met verblijf in het buitenland niet mogelijk was de heer M.J.M. [betrokkene] (verder [betrokkene]) als getuige te horen, heeft [gedaagde] bij akte een schriftelijke verklaring van de heer [betrokkene] overgelegd. Aangezien deze verklaring gelet op art. 152 Rv. vrije bewijskracht heeft zal de rechtbank deze laten meewegen bij de waardering van het bewijs.
4. De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewijslevering het volgende. In de enquête heeft [betrokkene] verklaard dat hij in verband met een bemiddeling tussen Ipswich Town en [gedaagde] het c.v. van [gedaagde] heeft ontvangen en dat hij [gedaagde] in dit kader ook heeft meegedeeld dat bij een geslaagde bemiddeling 10% van het jaarsalaris in rekening zou worden gebracht.
[gedaagde] heeft verklaard nooit met [betrokkene] overleg te hebben gevoerd over een vacature bij Ipswich Town. Hij heeft verklaard voor een baan bij Ipswich Town ook helemaal geen bemiddeling nodig te hebben aangezien hij er vier jaar heeft gespeeld, er de voorzitter kent en er nog ieder jaar komt. Het is volgens hem wel mogelijk dat hij zijn c.v. een keer aan [betrokkene] heeft gegeven.
5. Voorts heeft [betrokkene] verklaard dat hij in juli 2002 is benaderd door [betrokkene], trainer bij [betrokkene], met de vraag of hij een jeugdtrainer wist. [betrokkene] heeft toen een aantal namen genoemd waaronder die van [gedaagde]. Omdat [gedaagde] [betrokkene] wel aansprak heeft [betrokkene] vervolgens contact opgenomen met [gedaagde]. [betrokkene] heeft tegen [betrokkene] gezegd dat het salaris $ 5.000,- bedroeg, maar [betrokkene] heeft tegen [gedaagde] gezegd dat dit in onderhandelingen misschien wel tot $ 6.000,- te verhogen zou zijn. Ook zou [gedaagde] bij hem langs zijn geweest om te praten over het leven in de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) en wilde hij op de hoogte gehouden worden van de verdere onderhandelingen. [betrokkene] heeft verklaard dat hij ook nadien nog contact heeft gehad met [betrokkene] en [betrokkene] en dat hij de telefoonnummers van [gedaagde] aan hen heeft doorgegeven. Ook heeft hij het c.v. van [gedaagde] naar [betrokkene] gefaxt. [betrokkene] heeft verklaard dat hij met [betrokkene] over het salaris van [gedaagde] heeft gesproken en dat [betrokkene] hem toen heeft toegezegd zijn best te doen, maar dat er niet meer in zat dan $ 6.000,- per maand.
[gedaagde] heeft verklaard dat de verklaring van [betrokkene] niet klopt, maar dat hij [betrokkene] wel een keer heeft teruggebeld met vragen over het leven in de VAE. Dit deed hij omdat [betrokkene] een vriend is van [betrokkene] die aldaar werkzaam is. [gedaagde] beschouwde dit contact met [betrokkene] als vriendschappelijk en niet als zakelijk.
[betrokkene] heeft schriftelijk verklaard dat hij opdracht had een trainer te vinden voor een salaris van $ 6.000,- per maand. Hij heeft hiertoe contact opgenomen met de heer Reker van de CBV (Coaches Betaald Voetbal) om te horen welke coaches er beschikbaar waren. Toen hij de naam van [gedaagde] hoorde heeft hij aangegeven dat hij hem ging benaderen. [betrokkene] heeft, omdat zijn assistent-trainer [betrokkene] en [gedaagde] beiden uit de omgeving van Nijmegen kwamen, aan [betrokkene] gevraagd om het nummer van [gedaagde] te achterhalen. [betrokkene] heeft hiervoor contact opgenomen met [betrokkene] welke volgens [betrokkene] contact heeft opgenomen met [gedaagde]. Hierbij deed [betrokkene] het volgens [betrokkene] voorkomen alsof dit aanbod van [betrokkene] zelf afkomstig was.
6. [betrokkene] heeft verklaard dat het contract door [betrokkene] naar [gedaagde] is gefaxt en dat deze het 5 minuten later naar hem heeft gefaxt. Het salaris bedroeg $ 6.000,-. De volgende dag is er volgens [betrokkene] overleg geweest tussen hem en [gedaagde]. Dit overleg vond bij [betrokkene] thuis plaats. [gedaagde] vond het contract onduidelijk en wilde het voorleggen aan Reker, [betrokkene] heeft hem geadviseerd dit ook te doen. Nadat Reker positief had geadviseerd heeft [betrokkene] aan [gedaagde] geadviseerd het contract te tekenen en terug te faxen.
[gedaagde] heeft verklaard het contract na ontvangst eerst aan de heer [betrokkene], zijn zaakwaarnemer, te hebben gefaxt en daarna aan [betrokkene]. Hij heeft verklaard ook eerst met [betrokkene] te hebben gesproken hoewel hij het contract 5 minuten na ontvangst aan [betrokkene] heeft gestuurd. [betrokkene] was volgens [gedaagde] niet enthousiast over het contract omdat [gedaagde] op elk moment ontslagen kon worden. [betrokkene] wist echter ook dat Arabische clubs op dit punt geen concessies doen. [gedaagde] heeft verklaard dat [betrokkene] aanbood om zijn contract met dat van [betrokkene] te vergelijken. Hoewel een arbeidscontract een privé-aangelegenheid is, heeft [gedaagde] dit toch aan [betrokkene] laten zien omdat hij het rot vond te weigeren. Hij heeft met [betrokkene] verder niet over de inhoud van het contract gesproken.
7. [betrokkene] heeft verklaard dat [gedaagde] in deze periode meerdere malen bij hem thuis is geweest.
[gedaagde] heeft verklaard dat hij niet bij [betrokkene] is geweest.
8. [betrokkene] heeft verklaard dat hij de tickets van [gedaagde]’s vluchten naar Boedapest en Abu Dahbi heeft verzorgd.
[gedaagde] bevestigt dit ook en heeft hierover verklaard dat [betrokkene] het eigenlijk al had geregeld voor hij er erg in had.
Ook heeft [betrokkene] verklaard dat hij [gedaagde] heeft geholpen bij het omboeken van zijn tickets. Dit wordt ook ondersteund door de verklaring van [betrokkene].
[gedaagde] heeft verklaard dat [betrokkene] hem heeft geholpen bij het omboeken van zijn tickets.
9. [betrokkene] heeft verklaard op enig moment tegen [gedaagde] te hebben gezegd dat hij op de normale condities werkte. Wanneer dit precies is geweest kan hij zich niet meer herinneren.
[gedaagde] heeft verklaard dat [betrokkene] nooit tegen hem heeft gezegd dat hij geld wilde hebben voor de zaken die hij regelde. [gedaagde] heeft verklaard hier verder ook niet over na te hebben gedacht omdat hij er van uit ging dat het een vriendendienst was.
10. Eckebus heeft verklaard dat hij samen met [betrokkene] en [gedaagde] naar het trainingskamp van de jeugdselectie van [betrokkene] is gegaan. Hij ging mee omdat hij er vanuit ging dat er een overeenkomst was en dat [betrokkene] aan [gedaagde] had meegedeeld dat de beloning 10% van het door [gedaagde] te verdienen jaarsalaris zou bedragen.
11. De rechtbank overweegt dat Wanink is toegelaten te bewijzen dat er een overeenkomst tussen haar en [gedaagde] is gesloten, dat Wanink bij geslaagde bemiddeling aanspraak zou hebben op 10% van het jaarsalaris van [gedaagde] en dat het contract tussen [gedaagde] en [betrokkene] tot stand is gekomen dankzij [betrokkene] van Wanink. Gelet op de tegenover elkaar staande verklaringen is de rechtbank van oordeel dat Wanink niet heeft bewezen dat zij een overeenkomst met [gedaagde] heeft gesloten over bemiddeling voor [gedaagde] bij het vinden van een baan als voetbaltrainer. Er is geen schriftelijk contract. Door de tegenover elkaar staande verklaringen is niet komen vast te staan dat partijen mondeling uitdrukkelijk hebben afgesproken dat Wanink namens [gedaagde] zou bemiddelen en is ook niet komen vast te staan dat Wanink erop mocht vertrouwen dat zij haar werkzaamheden krachtens zo’n overeenkomst verrichtte.
Daarbij komt ook nog dat niet is komen vast te staan dat [betrokkene] [gedaagde] er op heeft gewezen dat hij 10% courtage in rekening zou brengen. Evenmin is komen vast te staan dat Wanink voor [gedaagde] heeft bemiddeld bij zijn contract met [betrokkene]. In het bijzonder is niet komen vast te staan dat het contact tussen [gedaagde] en [betrokkene] via Wanink is gelegd. Hierbij is met name de verklaring van [betrokkene] dat hij via het CBV aan [gedaagde] is gekomen, van belang. Daarnaast staat, ondermeer gelet op deze zelfde verklaring, niet vast dat Wanink ten behoeve van [gedaagde] heeft onderhandeld om het salaris van $ 5.000,- naar $ 6.000,- te krijgen. Ook het feit dat het contract door [betrokkene] naar [gedaagde] werd gestuurd in plaats van naar Wanink doet afbreuk aan de stelling dat Wanink voor of namens [gedaagde] heeft opgetreden.
Wel merkt de rechtbank op dat [gedaagde] zich verschillende dingen laat welgevallen, zoals de het regelen van zijn vliegtickets, zijn begeleiding naar het trainingskamp en het laten lezen van zijn arbeidscontract door [betrokkene]. Dit is echter onvoldoende om te concluderen dat er een bemiddelingsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht bestond.
12. De rechtbank overweegt dat voor de waardering van het bewijs van belang is dat door [gedaagde] is gesteld dat Wanink geen UEFA- of FIFA-licentie heeft, dat het voor bij de UEFA en de FIFA aangesloten clubs, zoals [betrokkene], verboden is zaken te doen met makelaars zonder een licentie van de UEFA of de FIFA en dat de UEFA- en FIFA-makelaars gehouden zijn hun courtage te bedingen van de club en niet van de speler of trainer ten behoeve van wie de makelaar bemiddelt. Dit is door Wanink niet bestreden zodat de rechtbank hiervan zal uitgaan. Daarnaast houdt de door Wanink gestelde overeenkomst aanzienlijke financiële gevolgen in voor [gedaagde] terwijl deze overeenkomst niet op schrift is gesteld. Deze feiten en omstandigheden geven steun aan het verweer van [gedaagde] dat de door Wanink gestelde bemiddelingsovereenkomst nooit gesloten is en dat de overeenkomst tussen [gedaagde] en [betrokkene] niet dankzij bemiddeling van Wanink tot stand is gekomen.
13. Op grond van het voorgaande moet worden geoordeeld dat Wanink niet is geslaagd in het bewijs waartoe zij is toegelaten. De bewijslastverdeling en het daarmee samenhangende bewijsrisico leiden er toe dat, nu Wanink niet is geslaagd in het bewijs, haar vordering moet worden afgewezen.
14. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Wanink in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
De beslissing
De rechtbank:
wijst de vordering af;
veroordeelt Wanink in de kosten van deze procedure; deze kosten worden, voor zover tot op heden aan de zijde van [gedaagde] gevallen, bepaald op € 1.574,00 (€ 230,00 wegens verschotten en € 1.344,00 wegens salaris procureur).
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en uitgesproken in het openbaar op 1 december 2004.
de griffier de rechter
Coll: JJK