ECLI:NL:RBARN:2004:AS3694

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
119308
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorschot op aandeel in ontbonden huwelijksgemeenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 29 november 2004 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de eiseres, als bewindvoerder over het vermogen van haar moeder, een voorschot vorderde op het aandeel van haar moeder in de ontbonden huwelijksgemeenschap met de overleden vader. De eiseres, wonende te Doesburg, heeft gedaagden, haar broers en zusters, gedagvaard om hun medewerking te verlenen aan de uitbetaling van een bedrag van € 52.463,48 uit een depot dat door een notaris wordt beheerd. De eiseres stelde dat de inkomsten van haar moeder onvoldoende zijn om haar gewenste levensstijl te financieren, waaronder reizen en schenkingen aan haar kinderen en kleinkinderen. De gedaagden, wonende te Veenendaal, Eck en Wiel, Ederveen en Opheusden, betwistten de vordering en stelden dat de inkomsten van hun moeder voldoende zijn voor haar levensonderhoud.

De rechtbank oordeelde dat de ontbonden huwelijksgemeenschap van de ouders van de partijen nog niet was verdeeld, wat leidde tot een waarde van ten minste € 209.853,88. Aangezien de moeder recht heeft op de helft van deze gemeenschap, was er een spoedeisend belang voor de moeder om een voorschot te ontvangen. De rechtbank wees de vordering van de eiseres toe, waarbij de gedaagden werden veroordeeld om hun medewerking te verlenen aan de uitbetaling van het gevorderde bedrag. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 119308 / KG ZA 04-674
Datum vonnis: 29 november 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Doesburg,
eiseres bij dagvaardingen van 28 oktober 2004, 1 november 2004
en 4 november 2004,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mw. mr. J.A. Faber te Zutphen,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te Veenendaal,
2. [gedaagde 2],
wonende te Eck en Wiel,
gedaagden
procureur mr. T.J. van Veen,
advocaat mr. J.S. Wurfbain te Ede,
3. [gedaagde 3],
wonende te Ederveen,
4. [gedaagde 4],
wonende te Opheusden,
gedaagden,
verschenen in persoon.
Het verloop van de procedure
Eiseres – hierna [eiseres] – heeft gedaagden – hierna ieder afzonderlijk [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] – met machtiging ex artikel 1:443 BW van de kantonrechter te Wageningen, van 27 september 2004,
ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaardingen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben geconcludeerd tot weigering van de gevraagde voorzieningen.
De advocaten en partijen hebben de zaak toegelicht, de advocaten overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities. Daarbij zijn producties in het geding gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
De vaststaande feiten
1. Partijen zijn broers en zusters van elkaar. Door overlijden van hun vader de heer [betrokkene] – hierna vader –
op 31 maart 2002 is het huwelijk ontbonden van hun vader en hun moeder mevrouw [eiseres] [betrokkene] – hierna moeder.
2. Vader en moeder waren in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Vader heeft niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt. Zijn hiervóór genoemde vijf kinderen en moeder zijn daarom tezamen de enige erfgenamen van vader, ieder voor een gelijk deel. Door onenigheid tussen de kinderen is de ontbonden huwelijksgemeenschap van vader en moeder, met daarin de nalatenschap van vader, thans nog niet verdeeld. In verband daarmee houdt [betrokkene], notaris te Veenendaal, een bedrag in depot van € 170.708,66, dat behoort tot de ontbonden huwelijksgemeenschap van vader en moeder. Dit bedrag is de
(netto-)verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning.
3. [eiseres] is op 29 januari 2004 door de kantonrechter te Amersfoort benoemd tot bewindvoerder over het vermogen van moeder.
Moeder woont in verzorgingstehuis De Amandelhof te Zeist.
Het geschil
1. [eiseres] stelt dat de inkomsten van moeder onvoldoende zijn om de leefwijze die moeder voor ogen staat, te kunnen financieren.
Volgens [eiseres] wil moeder nog reizen kunnen maken en (gelijke) schenkingen kunnen doen aan de kinderen en de kleinkinderen,
maar is dat financieel niet mogelijk zolang de ontbonden huwelijksgemeenschap van vader en moeder niet is verdeeld.
[eiseres] vordert om die reden als bewindvoerder over het vermogen van moeder een voorschot voor moeder op het door moeder te ontvangen aandeel in de ontbonden huwelijksgemeenschap.
2. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen zich op het standpunt dat de inkomsten van moeder voldoende zijn om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Volgens hen begroot [eiseres] tekorten door schenkingen en niet nader ingevulde uitgaveposten op te voeren. Daarbij vrezen zij dat er vooral schenkingen gedaan zullen worden aan de andere kinderen en kleinkinderen en niet aan hen en hun kinderen.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zeggen toe dat, als mocht blijken dat het inkomen van moeder niet toereikend is om in haar levensonderhoud te voorzien,
zij hun medewerking zullen verlenen aan het maandelijks aanvullen van dat tekort uit het depot bij de notaris. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vinden om die reden dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij een voorschot.
3. [gedaagde 3] en [gedaagde 4] betwisten de door [eiseres] in dit kort geding ingestelde vordering niet.
De beoordeling van het geschil
1. De ontbonden huwelijksgemeenschap van vader en moeder is nog niet verdeeld omdat de kinderen strijden over de omvang en de waarde ervan. Niet in geding is evenwel dat de ontbonden huwelijksgemeenschap tenminste een waarde heeft van € 209.853,88. Omdat vader en moeder in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd komt in ieder geval de helft van de ontbonden huwelijksgemeenschap toe aan moeder. Gelet op het bovenstaande derhalve tenminste een waarde van € 104.926,94. [eiseres] vordert als bewindvoerder over het vermogen van moeder in dit kort geding als voorschot op de verdeling de helft daarvan in contanten uit het depot bij de notaris, ofwel € 52.463,48. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] weigeren hun medewerking aan het vrijgeven van dat bedrag vooral omdat zij vrezen dat [eiseres] dat geld zal gebruiken voor schenkingen aan de andere kinderen en kleinkinderen, en niet aan hen en hun kinderen. Daargelaten of deze vrees gegrond is, miskennen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat moeder samen met [eiseres] als bewindvoerder over haar vermogen mag beschikken op de wijze die haar en [eiseres] goeddunkt en dat als moeder niet meer in staat is om zelf aan te geven hoe zij over haar vermogen wil beschikken [eiseres] volgens artikel 1:441 lid 2 sub a BW als bewindvoerder niet zonder machtiging van de kantonrechter schenkingen uit het vermogen van moeder kan doen. Daarbij heeft [eiseres] krachtens artikel 1:445 BW ten overstaan van de kantonrecht ieder jaar aan moeder, en aan het einde aan het bewind door de dood van moeder, mogelijk aan de erfgenamen van moeder, over het bewind rekening en verantwoording af te leggen.
2. Gelet op het hiervóór overwogene hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] derhalve in beginsel te dulden dat moeder met medewerking van [eiseres] haar vermogen mag uitgeven op de wijze die zij verkiest, zelfs, als moeder dat toch zou wensen, dat moeder niet alle (klein)kinderen evenveel schenkt. Mocht in dat geval na het overlijden van moeder blijken dat de door moeder gedane en door haar zelf gewilde schenkingen niet aan alle kinderen gelijk waren, zodanig dat dit heeft geleid tot inbreuk op het recht van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op een minimaal erfdeel in de nalatenschap van moeder (hun legitieme portie),
dan kunnen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ter verkrijging van hun legitieme portie schenkingen aan anderen ongedaan maken. Zij zullen ook in dat geval moeten accepteren dat er ongelijkheid blijft bestaan omdat de legitieme portie slechts de helft bedraagt van hun ab instaat-erfdeel (dat is hun erfdeel in de nalatenschap van moeder als moeder geen testament maakt). Juist omdat [eiseres] bij het overlijden van moeder mogelijk over haar bewind rekening en verantwoording heeft af te leggen aan haar broers en zusters, geeft de voorzieningenrechter haar ten zeerste in overweging om, zo moeder van plan blijkt om schenkingen te doen aan (klein)kinderen, moeder niet af te brengen van haar plan om de (klein)kinderen gelijk te behandelen.
3. Zoals hiervóór is overwogen heeft moeder het recht om tezamen met haar bewindvoerder [eiseres] over haar vermogen te beschikken. Daarbij is niet relevant of moeders inkomen wel of niet toereikend is om in haar levensonderhoud te voorzien. Moeder wordt in haar beschikkingsrecht beperkt omdat de ontbonden huwelijksgemeenschap nog steeds niet is verdeeld als gevolg van de onenigheid tussen de kinderen. Gezien haar leeftijd van 87 jaar kan van moeder niet gevergd worden dat zij met de uitoefening van haar recht om tezamen met de bewindvoerder te beschikken over haar vermogen moet wachten totdat de kinderen hun geschil hebben beëindigd en de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap kan plaatsvinden. In zoverre heeft moeder dan ook een spoedeisend belang bij een voorschot op haar aandeel in de ontbonden huwelijksgemeenschap. Gelet op het hiervóór overwogene over de niet in geding zijnde minimale omvang van de ontbonden huwelijksgemeenschap zal de gevraagde veroordeling van gedaagden tot verlening van hun medewerking aan het uit depot aan moeder laten betalen van een voorschot van € 52.463,48 worden toegewezen. Ook zal de vordering tot indeplaatsstelling toegewezen worden.
4. De aard van het onderhavige geschil en de familierelatie tussen partijen is voor de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De voorzieningenrechter,
veroordeelt gedaagden om hun medewerking te verlenen aan het,
bij wijze van voorschot op de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap van vader en moeder, uit het depot dat
[betrokkene], notaris te Veenendaal,
ten behoeve van partijen en moeder houdt, betalen van een bedrag van € 52.463,48 aan moeder;
bepaalt dat indien één of meer van gedaagden na veertien dagen na betekening van dit vonnis weigerachtig is om de hiervóór gegeven veroordeling ten uit voer te leggen, dit vonnis voor de medewerking van de weigerachtige gedaagde(n) in de plaats treedt;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
weigert het anders of meer gevorderde;
compenseert de kosten van dit kort geding, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde op 29 november 2004.
de griffier de rechter