ECLI:NL:RBARN:2004:AS3600

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
119287
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de uitleg van een koopovereenkomst en de verschuldigde omzetbelasting bij de overdracht van onroerend goed in Frankrijk

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, staat centraal of de door gedaagden aan de Franse belastingdienst verschuldigde omzetbelasting in mindering kan worden gebracht op de koopsommen van de kavels 3 en 7 van een onroerend goedcomplex. De partijen zijn in geschil over de uitleg van artikel 2.1 van de koopovereenkomst die zij op 28 november 2003 hebben gesloten. De vereffenaar van de nalatenschap van de heer [betrokkene] vordert dat [gedaagde] medewerking verleent aan de overdracht van de kavels en de volledige koopsommen betaalt, terwijl [gedaagde] stelt dat de omzetbelasting in de koopsom is inbegrepen en dat hij deze moet kunnen aftrekken.

De rechtbank overweegt dat een contractuele bepaling niet enkel taalkundig moet worden uitgelegd, maar dat ook de redelijke verwachtingen van partijen in de gegeven omstandigheden van belang zijn. De vereffenaar heeft onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde] had moeten begrijpen dat de omzetbelasting niet in de koopsom was inbegrepen. De voorzieningenrechter concludeert dat [gedaagde] erop mocht vertrouwen dat hij niet meer dan de koopsom zou hoeven te betalen, inclusief de verschuldigde omzetbelasting.

In reconventie wordt de vordering van [gedaagde] tot medewerking aan de overdracht toegewezen, maar de rechtbank kan geen verklaring voor recht geven over de belastingverplichtingen van [gedaagde]. De vereffenaar wordt veroordeeld tot het ondertekenen van de benodigde akten bij de notaris in Frankrijk en er wordt een dwangsom opgelegd voor het geval hij hieraan geen uitvoering geeft. De kosten van de procedure worden toegewezen aan de vereffenaar, die in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 119287 / KG ZA 04-673
Datum vonnis: 25 november 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
[eiser],
– hierna de vereffenaar –
kantoorhoudende te Nijmegen,
in zijn hoedanigheid van vereffenaar van
1. de nalatenschap van wijlen de heer [b[betrokkene]
– hierna [betrokkene],
2. de vennootschap naar Frans recht Marvin International France SARL – hierna Marvin,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur mr. J.A.M.P. Keijser,
tegen
1. [gedaagde],
wonende te Leeuwarden,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M.O.M. BEHEER B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
– hierna zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk [gedaagde] –
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur mr. J.S.F. Vermeulen,
advocaat mr. A. Steinz te Laren (N-H).
Het verloop van de procedure
De vereffenaar heeft [gedaagde] ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden bij dagvaarding van 17 november 2004. [gedaagde] is naar eigen zeggen op grond van een vóór de laatst genoemde datum gemaakte afspraak met de vereffenaar vrijwillig ter zitting verschenen.
De vereffenaar heeft gevorderd als weergegeven in de dagvaarding en de door hem vóór de zitting aan de voorzieningenrechter toegezonden conclusie van eis van 22 oktober 2004, met dien verstande dat hij ter zitting zijn eis heeft vermeerderd zoals hierna vermeld. [gedaagde] heeft zich niet verzet tegen de eiswijziging, wel heeft hij geconcludeerd tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Hij heeft daarbij een eis in reconventie ingesteld, zoals weergegeven in de overgelegde pleitnotities van zijn advocaat, tevens conclusie van eis in reconventie.
De vereffenaar heeft geconcludeerd tot weigering van de in reconventie gevraagde voorzieningen. Vervolgens hebben de vereffenaar en de advocaat van [gedaagde] de zaak bepleit. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
De vaststaande feiten
1. Partijen zijn op 28 november 2003 een schriftelijke koopovereenkomst aangegaan – hierna de koopovereenkomst –
over de verkoop aan [gedaagde] door de vereffenaar van een onroerend goedcomplex gelegen te St. Maxime in Frankrijk. In de koop-overeenkomst is onder meer bepaald:
“1.Het object
1.1. Object van de koopovereenkomst die hierbij wordt gesloten is het onroerend goedcomplex gelegen te St. Maxime, bekend als La Résidence du Lac (...)
2.De prijs
2.1. De totale koopprijs bedraagt € 2.670.000,00 inclusief BTW, kosten koper.
2.2. Een gedeelte groot € 1.020.000,00 wordt toegerekend aan de kavels 1 en 3 van het object, welke vallen in de nalatenschap van (...) [betrokkene].
2.3. Het overige gedeelte van de totale koopsom, derhalve € 1.650.000,00 wordt toegerekend aan de overige kavels, die eigendom zijn van Marwin (...)
3.Verplichtigen van de verkoper
(...)
3.3. (...) Voorts is verkoper gehouden de omzetbelasting af te dragen. Deze bedraagt 19,6% over het zakelijke deel van het object, terwijl voor de privézaken aan omzetbelasting 19,6% is verschuldigd over het verschil tussen de verkoopprijs en het in de aankoop en bouw geïnvesteerde bedrag. Naar schatting zal het totale bedrag aan omzetbelasting ruim € 300.000,00 bedragen (...)
4.verplichtingen van de koper
(...)
4.5 De kosten van de notariële overdracht en eventuele overdrachtsbelasting en registratiekosten komen voor rekening van de koper (...)
8.Slotbepalingen
(...)
8.2 Op deze overeenkomst in het Nederlandse recht van toepassing, behoudens
voorzover krachtens het Frans recht dwingendrechtelijk Frans recht van
toepassing is.
8.3 Geschillen zullen bij uitsluiting worden voorgelegd aan de Rechtbank te Arnhem, behoudens voorzover het Frans recht dwingendrechtelijk anders voorschrijft.”
2. Overdracht aan [gedaagde] (of aan een vennootschap van [gedaagde]) van alle op grond van de koopovereenkomst verkochte kavels in het onroerend goedcomplex heeft plaatsgehad, met uitzondering van
kavel 3. De koopsom voor kavel 3 ad € 453.000,00 is door [gedaagde] gestort op een rekening van notaris Lagarde te Valbonne (Frankrijk). De koopsom ad € 184.000,00 van kavel 7, welke kavel is overgedragen aan [gedaagde] (of een vennootschap van hem) berust thans nog onder notaris Lagarde.
3. Krachtens Franse wetgeving is inmiddels niet (meer) de vereffenaar omzetbelasting verschuldigd aan de Franse belastingdienst met betrekking tot de overdracht van kavel 3 en kavel 7, maar de verkrijger van die kavels ([gedaagde]), respectievelijk € 74.237,46
en € 30.153,85.
Het geschil in conventie en reconventie
1. In geding is of de door [gedaagde] aan de Franse belastingdienst verschuldigde omzetbelasting ten aanzien van de overdracht van de kavels 3 en 7 in het onroerend goedcomplex in mindering kan worden gebracht op de hiervóór genoemde koopsommen van de kavels 3 en 7. De vereffenaar stelt zich op het standpunt dat de koopsommen niet met de verschuldigde omzetbelasting verminderd dienen te worden. Hij voert daarvoor aan dat alleen de omzetbelasting die hij als verkoper (mogelijk) verschuldigd zou zijn, op grond van artikel 2.1 van de koopovereenkomst in de koopsommen was inbegrepen. Omdat hij de onderhavige omzetbelasting niet verschuldigd is aan de Franse belastingdienst, komt die belasting volgens de vereffenaar niet voor zijn rekening, maar voor die van [gedaagde]. Na vermeerdering van zijn eis vordert de vereffenaar daarom – zakelijk weergegeven – veroordeling van [gedaagde] tot het verlenen van diens medewerking aan de overdracht van kavel 3 en de betaling aan de vereffenaar van de volledige koopsommen van de kavels 3 en 7. Subsidiair vordert
de vereffenaar veroordeling van [gedaagde] tot het verlenen van medewerking aan het in depot houden van de verschuldigde omzetbelasting totdat in een uitspraak van een bodemrechter met kracht van gewijsde is beslist voor wiens rekening de onderhavige omzetbelasting komt. Eén en ander versterkt met dwangsommen.
3. [gedaagde] stelt dat als gevolg van artikel 2.1 van de koopovereenkomst alle ter zake van de overdracht van de kavels verschuldigde omzetbelasting in de koopsom is inbegrepen,
ongeacht wie de omzetbelasting verschuldigd is.
Volgens [gedaagde] betekent dit, nu hij zelf en niet de vereffenaar
de omzetbelasting moet afdragen aan de belastingdienst omdat de notaris dat kennelijk niet voor hem, als koper, kan doen,
de vereffenaar slechts recht heeft op de koopsommen van de kavels 3 en 7 na aftrek van de omzetbelasting, en dat het bedrag van de omzetbelasting uit het depot bij de notaris aan hem, [gedaagde],
betaald moet worden, ter afdracht door hemzelf aan de belastingdienst. Kort weergegeven vordert [gedaagde] in reconventie daarom veroordeling van de vereffenaar tot dienovereenkomstige medewerking.
De beoordeling van het geschil in conventie en reconventie
1. Partijen houdt verdeeld de vraag hoe artikel 2.1 van de koopovereenkomst moet worden uitgelegd. Gelet op het bepaalde in artikel 8.3 jo 8.2 van de koopovereenkomst is de voorzieningenrechter bevoegd om van het geschil kennis te nemen en dient hij het naar Nederlands recht te beoordelen.
2. Op grond van vaste jurisprudentie (onder andere HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635) moet een contractuele bepaling, zoals artikel 2.1 van de koopovereenkomst, niet enkel zuiver taalkundig worden uitgelegd. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan het bepaalde in
artikel 2.1. van de koopovereenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
3. In confesso is dat partijen bij het aangaan van de koopovereenkomst er niet mee bekend waren dat onder omstandigheden het niet (meer) de verkoper van de kavels, maar de koper is, die omzetbelasting in Frankrijk verschuldigd wordt. Partijen gingen er vanuit dat als er ten aanzien van de overdracht van de kavels omzetbelasting verschuldigd zou zijn, de vereffenaar die verschuldigd zou zijn en niet [gedaagde]. De omzetbelasting zou dan door de notaris worden ingehouden op de koopsom en voor de vereffenaar als verkoper worden afgedragen aan de Franse belastingdienst.
De koopsom na aftrek van de omzetbelasting zou vervolgens door de notaris worden overgeboekt naar een bankrekening van de vereffenaar. Dit strookt met de koopovereenkomst, waar, in artikel 3.3, als een verplichting van de verkoper vermeld wordt dat hij de omzetbelasting dient af te dragen. Ten aanzien van belastingen wordt als verplichting van de koper in artikel 4.5 slechts gesproken over de afdracht van overdrachtsbelasting, als die verschuldigd is, en niet over de afdracht van omzetbelasting.
4. De vraag is of uit het vorengaande volgt dat de vereffenaar redelijkerwijs mocht verwachten dat [gedaagde] artikel 2.1 aldus begreep dat als [gedaagde] zelf omzetbelasting verschuldigd zou worden, die dan niet in de koopprijs zou zijn inbegrepen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mocht de vereffenaar dat niet verwachten.
Juist omdat partijen er van uitgingen dat enkel de vereffenaar mogelijk omzetbelasting verschuldigd zou zijn met betrekking tot de overdracht van de kavels, mocht [gedaagde] ervan uitgaan dat hij met betrekking tot de overdracht aan koopsom en omzetbelasting tezamen in geen geval meer dan het bedrag van de koopsom zou hoeven te betalen.
Dat [gedaagde] bij de koop juridische bijstand heeft gehad, maakt dat niet anders, nu in deze juist van de vereffenaar had mogen worden verwacht dat als hij bedoeld had dat alleen de door hem als verkoper verschuldigde omzetbelasting in de koopprijs zou zijn inbegrepen,
hij dat uitdrukkelijk in de akte had laten opnemen.
Dit leidt ertoe dat, nu [gedaagde] omzetbelasting verschuldigd is aan de Franse belastingdienst, die op grond van artikel 2.1 in mindering komt op de koopsom en uit het depot bij notaris Lagarde moet worden betaald aan [gedaagde] omdat zij kennelijk niet voor de koper omzetbelasting kan afdragen aan de Franse belastingdienst.
Dit is ook alleszins redelijk. De vereffenaar heeft namelijk niet, althans onvoldoende, de stelling van [gedaagde] weersproken dat achteraf is gebleken dat door omstandigheden aan de zijde van
[betrokkene] en Marvin [gedaagde] de onderhavige omzetbelasting verschuldigd is geworden. Ten aanzien van kavel 3 omdat [betrokkene] bij de gemeente St. Maxime een verklaring had gedeponeerd dat de bouwwerkzaamheden op kavel 3 voltooid waren, maar dat gebleken is dat de bouw nog niet klaar was. Ten aanzien van kavel 7 omdat gebleken is dat Marvin als zogeheten marchand de biens niet binnen de in Frankrijk geldende wettelijke periode van vier jaar de kavel had verkocht.
5. Het hiervóór overwogene brengt mee dat het in conventie gevorderde zal worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal de vereffenaar in de kosten van de procedure in conventie worden veroordeeld.
6. Op grond van het vorenstaande zal in reconventie de vordering tot verlening van medewerking door de vereffenaar worden toegewezen, met dien verstande dat niet zal worden bepaald dat [gedaagde] de omzetbelasting afdraagt aan de Franse belastingdienst, omdat een dergelijke bepaling heeft te gelden als een verklaring voor recht die in een kort geding niet kan worden gegeven. Dit laat onverlet dat de voorzieningenrechter ervan uitgaat dat [gedaagde] aan zijn belastingverplichtingen zal voldoen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om [gedaagde] op enigerlei wijze zekerheid te laten stellen ten behoeve van de vereffenaar voor de door [gedaagde] verschuldigde omzetbelasting, nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] dat bedrag niet aan de vereffenaar zou kunnen terugbetalen als hij in een bodemprocedure daartoe zou worden veroordeeld. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen. Ambtshalve zal deze worden gemaximeerd zoals hierna vermeld. Omdat het geschil in conventie en in reconventie hetzelfde is, ziet de voorzieningenrechter daarin aanleiding om de kosten van de procureur van [gedaagde] in reconventie tot aan deze uitspraak te begroten op nihil.
De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
weigert de gevraagde voorzieningen;
veroordeelt de vereffenaar in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 241,00 voor griffierecht op € 816,00 voor salaris procureur;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
veroordeelt de vereffenaar om inzake kavel 3 in het boven gemeld onroerend goedcomplex een akte van overdracht te (doen) ondertekenen bij notaris Lagarde te Valbonne (Frankrijk) voor een netto-koopprijs van € 378.762,54, alsmede om inzake kavel 7 in het boven gemelde onroerend goedcomplex ten overstaan van notaris Lagarde voornoemd een rectificatieakte te (doen) ondertekenen die leidt tot een netto-koopprijs voor deze kavel van € 153.846,15;
veroordeelt de vereffenaar om een dwangsom van € 10.000,00 te betalen aan [gedaagde] voor iedere dag dat hij na zeven dagen na betekening van dit vonnis geen uitvoering geeft aan de veroordeling hiervóór tot het verlenen van medewerking, zulks tot een maximum van in totaal € 250.000,00;
veroordeelt de vereffenaar in de kosten van deze procedure;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
begroot de kosten procureur van [gedaagde] in deze procedure tot aan deze uitspraak op nihil;
weigert het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde op 25 november 2004.
de griffier de rechter