ECLI:NL:RBARN:2004:AS3383

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98781
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Motel Tiel en Gemeente Tiel voor schade door instorting tijdens beursorganisatie

In deze zaak heeft de stichting Dutch Institute of Professional Photography (DIPP) een rechtszaak aangespannen tegen Motel Tiel B.V. en de Gemeente Tiel. DIPP had een overeenkomst gesloten met Motel Tiel voor het organiseren van een beurs voor vakfotografen van 1 tot en met 6 maart 2002. Echter, op 10 februari 2002 stortte een deel van Motel Tiel in, waardoor de beurs niet kon doorgaan in de gereserveerde ruimtes. DIPP stelt zowel Motel Tiel als de Gemeente aansprakelijk voor de schade die zij heeft geleden door de verplaatsing van de beurs. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een huurovereenkomst, maar van een horeca-overeenkomst, waardoor de civiele sector bevoegd is. De rechtbank wijst de vordering van DIPP tegen de Gemeente af, omdat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste van artikel 6:163 BW. De rechtbank oordeelt dat de aansprakelijkheid van Motel Tiel niet kan worden vastgesteld op basis van artikel 6:77 BW, omdat de tekortkoming niet te wijten is aan het gebruik van het motel. De rechtbank concludeert dat DIPP niet voldoende heeft aangetoond dat de bouwvoorschriften ook ter bescherming van haar belangen zijn opgesteld. De vordering van DIPP tegen Motel Tiel wordt verder behandeld, waarbij de rechtbank oordeelt dat DIPP op goede gronden mocht aannemen dat Motel Tiel de overeenkomst niet deugdelijk zou nakomen. De rechtbank laat DIPP toe om bewijs te leveren van de door haar geleden schade en houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 98781 / HA ZA 03-629
Datum vonnis: 8 december 2004
Vonnis
in de zaak van
de stichting STICHTING DUTCH INSTITUTE OF PROFESSIONAL PHOTOGRAPHY,
statutair gevestigd te Lochem en kantoorhoudende te Laren,
eiseres,
procureur mr. P.C. Plochg,
advocaat mr. M.B. van der Hoek te Breda,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MOTEL TIEL B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Tiel,
gedaagde,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. F.C.H.M. van der Stap te Breda,
2. de openbare rechtspersoon GEMEENTE TIEL,
gevestigd te Tiel,
gedaagde,
procureur mr. J.Th.M. Palstra,
advocaten mr. H. Zeilmaker en J.M. Klep te Nijmegen.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als respectievelijk ‘DIPP’, ‘Motel Tiel’ en ‘de Gemeente’.
Het verloop van de procedure
Na het uitbrengen van de dagvaarding zijn de volgende processtukken gewisseld:
? een conclusie van antwoord aan de zijde van de Gemeente;
? een conclusie van antwoord aan de zijde van Motel Tiel;
? een conclusie van repliek aan de zijde van DIPP;
? een conclusie van dupliek aan de zijde van Motel Tiel;
? een conclusie van dupliek aan de zijde van de Gemeente;
? een akteverzoek aan de zijde van DIPP;
? een akteverzoek aan de zijde van Motel Tiel.
Vervolgens hebben partijen hun standpunten doen bepleiten overeenkomstig de door de advocaten overgelegde pleitnotities. Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
2.1 DIPP heeft als doelstelling het uitwisselen van kennis en ideeën ter verhoging van de vakbekwaamheid van de fotografie en ontplooit activiteiten op dat gebied. DIPP heeft van 1996 tot en met 2001 haar jaarlijkse beurs voor vakfotografen georganiseerd en gehouden in de accommodatie van Motel Tiel.
2.2 Op of omstreeks 1 mei 2001 is DIPP met Motel Tiel overeengekomen dat Motel Tiel - onder andere - verschillende ruimtes ter beschikking zou stellen ten behoeve van de door DIPP te organiseren beurs voor vakfotografen in de periode van 1 maart 2002 tot en met 6 maart 2002.
2.3 Doordat op 10 februari 2002 Motel Tiel gedeeltelijk is ingestort, was het niet mogelijk om de beurs in alle gereserveerde ruimtes doorgang te laten vinden.
2.4 Bij faxbrief van 11 februari 2002 heeft de raadsman van DIPP aan Motel Tiel onder meer verzocht uiterlijk 12 februari 2002 te 12.00 uur te berichten of de door DIPP te organiseren beurs in het motel doorgang kon vinden dan wel of Motel Tiel een passend alternatief voor alle overeengekomen ruimten en diensten kon bieden. In reactie hierop heeft Motel Tiel te kennen gegeven dat de beurs geen doorgang zou kunnen vinden in de overeengekomen gereserveerde ruimten. Motel Tiel heeft een alternatief aangeboden op het terrein van het motel in de vorm van een tentenaccommodatie, een en ander zoals beschreven in de faxbrief van 14 februari 2002 van Motel Tiel aan de raadsman van DIPP. DIPP heeft dat aangeboden alternatief als niet aanvaardbaar van de hand gewezen.
2.5 DIPP heeft vervolgens een andere accommodatie gezocht om de beurs in maart 2002 doorgang te kunnen laten vinden. Zij heeft gekozen voor een accommodatie te Nieuwegein.
2.6 DIPP stelt de Gemeente en Motel Tiel thans aansprakelijk voor de door haar geleden schade in verband met de verplaatsing van de beurs.
Het geschil
3.1 DIPP vordert dat de rechtbank Motel Tiel en de Gemeente bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan DIPP te betalen de som van € 33.794,75, vermeerderd met rente en kosten.
3.2 Daaraan legt DIPP het volgende ten grondslag. Motel Tiel is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens DIPP door de tussen hen gesloten overeenkomst niet na te komen, althans aan te kondigen dat zij zulks niet zou kunnen doen zonder een passend alternatief te bieden. Voor de schade die DIPP als gevolg daarvan heeft geleden, is Motel Tiel aansprakelijk. De Gemeente is voor die schade aansprakelijk doordat zij structureel tekortgeschoten is in de uitvoering van haar controletaak in verband met de bouwwerkzaamheden.
3.3 Motel Tiel verzoekt verwijzing van de zaak naar de sector kanton van deze rechtbank. Daartoe voert zij aan dat de vordering van DIPP voortvloeit uit een huurrechtelijke rechtsverhouding, namelijk de verhuur van zalen. Op grond hiervan is de sector kanton bij uitsluiting bevoegd van het onderhavige geschil kennis te nemen.
3.4 De Gemeente en Motel Tiel voeren voorts gemotiveerd inhoudelijk verweer. Daarop zal de rechtbank, voor zover van belang, onder de beoordeling ingaan.
De beoordeling
de bevoegdheid
4.1 De rechtbank stelt voorop dat haar voorlopig oordeel over het onderwerp van de zaak beslissend is met betrekking tot de bevoegdheidsvraag (artikel 71 lid 3 Rv).
4.2 DIPP betwist dat haar vordering voortkomt uit een huurrechtelijke verhouding omdat niet sprake is van een huurovereenkomst maar van een horeca-overeenkomst.
4.3 Op grond van het bepaalde in artikel 93, aanhef en onder c Rv behoren zaken betreffende een huurovereenkomst tot de competentie van de kantonrechter. Hierbij is de werkelijke rechtsverhouding van partijen doorslaggevend voor de bevoegdheidsvraag. Dit betekent dat, indien de door DIPP gevorderde schadevergoeding is gebaseerd op een huurovereenkomst die tussen partijen bestaat, de onderhavige zaak onder de competentie van de kantonrechter valt.
4.4 De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval niet sprake is van een huurovereenkomst maar van een horeca-overeenkomst, aangezien de verzorgingsfaciliteiten – die bij uitstek horeca-overeenkomsten kenmerken – overheersen. Motel Tiel zou immers niet alleen verschillende zalen ter beschikking stellen maar ook de logies en het eten en drinken verzorgen en diensten van het personeel van Motel Tiel ter beschikking stellen.
4.5 De sector civiel van de rechtbank is derhalve bevoegd tot kennisneming van het geschil. Zij wijst het verzoek tot verwijzing dan ook af.
Aansprakelijkheid Gemeente
4.6 DIPP legt – samengevat – aan haar vordering ten grondslag
dat de Gemeente jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld omdat zij in strijd met de maatschappelijk betamelijke zorgvuldigheid stelselmatig de veiligheids- en bouwvoorschriften niet adequaat heeft nageleefd. Volgens DIPP wist de Gemeente tijdens de bouw en verbouw van het motel in de jaren-’90 van de vorige eeuw dat deze voorschriften werden overtreden, terwijl de Gemeente juist op naleving van deze voorschriften moest toezien. De Gemeente is daarom stelselmatig tekortgeschoten in het uitoefenen van het aan haar opgedragen bouwtoezicht. Hiervoor treft de Gemeente een ernstig verwijt, omdat de Gemeente als overheidsinstantie een grote verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de veiligheid voor met name de voor publiek toegankelijke gebouwen.
4.7 Onderdeel van het verweer van de Gemeente is het beroep op het bepaalde in artikel 6:163 BW. De rechtbank zal dit onderdeel van het verweer eerst behandelen, aangezien de vordering van DIPP strandt indien dit verweer opgaat. Het in artikel 6:163 BW neergelegde relativiteitsvereiste brengt mee dat de vordering tot schadevergoeding moet worden afgewezen wanneer de geschonden norm niet ter bescherming van DIPP strekt en/of wanneer de soort schade of wijze waarop de schade is ontstaan buiten het bereik van de geschonden norm valt.
4.8 In de inleidende dagvaarding stelt DIPP dat de bouw- en veiligheidsnormen mede tot doel hebben derden te beschermen tegen schade, ongeacht of dat nu schade is aan zaken, personen, ondernemingen of rechtspersonen met een ideële doelstelling zoals DIPP.
4.9 De rechtbank onderschrijft het verweer van de Gemeente dat de regels waarop DIPP zich beroept niet strekken tot bescherming van de belangen van DIPP, welk belang is gelegen in het kunnen organiseren van haar jaarlijkse beurs. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Het bouwtoezicht is aan de Gemeente opgedragen in het algemeen belang. Onder algemeen belang moeten nu evenals ten tijde van de bouw van Motel Tiel worden verstaan (deel)belangen als veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid (en thans ook energiezuinigheid en milieu). Hiertoe behoren in beginsel geen particuliere belangen als dat van DIPP. Daarnaast beoogt de van toepassing zijnde bouwregelgeving letselschade te voorkomen en niet de door DIPP gestelde vermogenschade.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft DIPP tegenover dat gemotiveerde verweer van de Gemeente onvoldoende onderbouwd dat de bouwvoorschriften (mede) dienen ter bescherming van haar belangen. De stelling van DIPP dat het ‘algemeen belang’ staat voor de verzameling van bijzondere belangen, waaronder haar belang, is daartoe te algemeen. Het had op de weg van DIPP gelegen aan te geven waarin haar specifieke belang was gelegen en waarom dit belang tevens onder het door Motel Tiel geformuleerd ‘algemene belang’ valt. Nu dit niet is gebeurd dient het er voor te worden gehouden dat de bouwvoorschriften niet (mede) dienen ter bescherming van het belang van DIPP.
4.10 Nu niet is voldaan aan het in artikel 6:163 BW opgenomen vereiste, dient de vordering van DIPP tegen de Gemeente tot vergoeding van de door haar geleden schade afgewezen te worden.
4.11 DIPP zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding jegens de Gemeente.
Aansprakelijkheid Motel Tiel
4.12 DIPP legt enerzijds aan haar vordering jegens Motel Tiel ten grondslag dat Motel Tiel als bezitter van het motel op grond van het bepaalde in artikel 6:174 lid 1 BW aansprakelijk is voor de door DIPP geleden schade. Anderzijds - zo heeft DIPP uitdrukkelijk aan de orde gesteld tijdens het pleidooi - is Motel Tiel jegens DIPP aansprakelijk op grond van toerekenbare tekortkoming ex artikel 6:74 eerste lid juncto artikel 6:77 BW.
4.13 De rechtbank ziet aanleiding eerst de vordering van DIPP op grond van toerekenbare tekortkoming te behandelen.
4.14 Naar het oordeel van de rechtbank mist artikel 6:77 BW toepassing omdat Motel Tiel op grond van dit artikel slechts aansprakelijk zou zijn indien de door DIPP gestelde schade zou zijn ontstaan door het gebruik van (een deel van) Motel Tiel. Daarvan is echter geen sprake omdat de gestelde tekortkoming is gelegen in het niet-verschaffen van de zaak waarop de verbintenis betrekking heeft. De aansprakelijkheid voor een dergelijke tekortkoming moet worden beoordeeld aan de hand van de artikelen 6:74 BW en 6:75 BW.
4.15 Op grond van het bepaalde in artikel 6:74 BW is bij iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar verplicht de schade die de schuldeiser daardoor lijdt, te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend (artikel 6:75 BW). Van een tekortkoming zal in dit geval sprake kunnen zijn, indien vaststaat dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk zou zijn geweest of DIPP goede reden had te vrezen dat Motel Tiel zou tekortschieten én Motel Tiel niet heeft voldaan aan een schriftelijke aanmaning om zich binnen een redelijke termijn bereid te verklaren haar verplichtingen na te komen (artikel 6:80 eerste lid aanhef en onder a en c BW en artikel 6:83 aanhef en onder c BW).
4.16 Tussen partijen is niet in geschil dat als gevolg van het instorten van een deel van Motel Tiel het onmogelijk was om de door DIPP georganiseerde beurs in (een deel van) de gereserveerde zalen doorgang te laten vinden. Motel Tiel stelt dat zij haar verplichtingen uit de overeenkomst desalniettemin is nagekomen omdat zij DIPP een gelijkwaardig alternatief geboden heeft, waarbij de standhouders van DIPP onder veilige en optimale klimatologische omstandigheden hun apparatuur zouden kunnen exposeren. DIPP stelt zich op het standpunt dat Motel Tiel geen gelijkwaardig alternatief heeft geboden, zodat geen deugdelijke nakoming van de overeenkomst door Motel Tiel zou kunnen plaatsvinden. Hierdoor en gelet op de tijdsdruk was DIPP, naar zij stelt, genoodzaakt de overeenkomst met Motel Tiel te beëindigen en een andere accommodatie te zoeken.
4.17 De rechtbank is van oordeel dat DIPP op of omstreeks 11 februari 2002 redelijkerwijze mocht aannemen dat Motel Tiel de overeenkomst niet deugdelijk zou nakomen. Het geboden alternatief, de tentenaccommodatie, was niet gelijkwaardig aan de accommodatie die DIPP op grond van haar overeenkomst met Motel Tiel ter beschikking zou krijgen. DIPP was met Motel Tiel overeengekomen dat alle activiteiten rondom de beurs in een en hetzelfde gebouw zouden plaatsvinden. DIPP diende de beschikking te hebben over een grote ruimte en een aantal kleinere zalen. In de kleinere zalen zouden synchroon workshops en presentaties worden gehouden. Dit zou niet mogelijk zijn geweest in een te plaatsen tentenaccommodatie op het terrein van Motel Tiel. Tevens acht de rechtbank van belang dat tijdens de beurs kostbare en gevoelige apparatuur zou worden neergezet en dat de bouwkundige situatie van het motelcomplex in deze periode direct na de instorting onduidelijk was. Motel Tiel is enkele dagen, kort na de datum van instorting, gesloten geweest en heeft pas daarna (grotendeels) haar deuren weer geopend. Alles overziende acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk dat de aangeboden tentenaccommodatie dezelfde mogelijkheden, allure en uitstraling zou hebben gehad als de accommodatie in het motel zelf.
4.18 De rechtbank is van oordeel dat de door DIPP gestelde termijn - hoewel Motel Tiel slechts één dag de gelegenheid heeft gekregen een gelijkwaardig alternatief als locatie aan te bieden - in het onderhavige geval kan worden beschouwd als een redelijke termijn in de zin van artikel 6:80, eerste lid aanhef en onder c BW. Immers, de tijd drong voor DIPP omdat zij nog slechts drie weken de tijd had een volwaardig alternatief te organiseren, daarover afspraken vast te leggen en de exposanten, de bezoekers en alle andere betrokkenen te informeren.
4.19 Nu DIPP op goede gronden mocht aannemen dat geen deugdelijke nakoming zou plaatsvinden, was DIPP naar het oordeel van de rechtbank gerechtigd de overeenkomst tussen haar en Motel Tiel te ontbinden en de beurs naar een andere locatie te verplaatsen.
Is het niet nakomen toerekenbaar?
4.20. Motel Tiel stelt dat een eventueel niet nakomen aan haar zijde haar niet kan worden toegerekend nu de tekortkoming niet te wijten is aan haar schuld en niet krachtens de wet of de rechtshandeling voor haar rekening dient te komen. De oorzaak van de instorting van het parkeerdek is (nog) niet vastgesteld. Zij beroept zich op overmacht.
4.21 DIPP stelt zich op het standpunt dat Motel Tiel geen geslaagd beroep op overmacht kan doen omdat de bouwkundige gebreken van het Motel en de gevolgen daarvan voor rekening van het Motel dienen te komen.
4.22 Ook indien - veronderstellenderwijs - ervan wordt uitgegaan dat het gebrek in de dakconstructie niet door toedoen van Motel Tiel is ontstaan en dat zij dat gebrek ook niet kende of had behoren te kennen, zodat de tekortkoming niet aan haar schuld is te wijten, geldt dat het krachtens de in het verkeer geldende opvattingen (art. 6:75 BW) voor haar rekening komt. Er is immers sprake van een gebrek aan een zaak waarvan Motel Tiel zich bediende ter uitvoering van de overeenkomst, en dat komt krachtens de verkeersopvattingen voor rekening van haar. Dit zal slechts anders kunnen zijn in geval van, door Motel Tiel te stellen en zonodig te bewijzen, bijzondere omstandigheden. Motel Tiel stelt in dit verband dat het gebrek aan het parkeerdak wellicht te wijten is aan bouwfouten die door de toenmalige aannemer zijn gemaakt dan wel dat het motel is ingestort als gevolg van de grondverzetwerkzaamheden die nabij de locatie hebben plaatsgevonden in verband met de aanleg van de Betuwelijn. Dit verweer zal – als onvoldoende concreet onderbouwd – worden verworpen. Het door Motel Tiel gedane bewijsaanbod is te algemeen en onvoldoende gespecificeerd en zal om die reden worden gepasseerd.
4.23 Het door Motel Tiel gedane beroep op overmacht wordt dan ook verworpen.
Algemene voorwaarden
4.24 Motel Tiel stelt dat zij op grond van artikel 7 van de ‘Algemene voorwaarden Motel Tiel’ slechts gehouden is de schade die door DIPP is geleden te vergoeden tot een bedrag van € 227,27 (fl. 500,-), tenzij Motel Tiel van haar verzekeraar een hoger bedrag terzake van de onderhavige schade ontvangt. Dit laatste is echter niet het geval.
4.25 De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geding is dat ‘De Uniforme Voorwaarden Horeca’ (UVH) niet van toepassing zijn. In hoeverre ‘De Algemene voorwaarden Motel Tiel’ wel van toepassing zijn, wordt hierna nagegaan.
4.26 DIPP stelt dat de ‘Algemene voorwaarden Motel Tiel’ niet van toepassing zijn althans, voorzover dat wél het geval is, dat deze voorwaarden vernietigbaar zijn omdat deze haar nooit ter hand zijn gesteld.
4.27 De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Bij de beantwoording van de vraag, of de algemene voorwaarden van Motel Tiel van toepassing zijn, dienen dezelfde maatstaven te worden gehanteerd die in het algemeen gelden bij de totstandkoming van overeenkomsten. De toepasselijkheid van algemene voorwaarden kan aldus worden aangenomen ingeval van - kort gezegd - aanbod en aanvaarding, waaronder begrepen het geval dat de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt met de toepasselijkheid in te stemmen. Deze aanvaarding of schijn van aanvaarding kan ook uit een stilzwijgen van de wederpartij worden afgeleid. Hierbij is het niet noodzakelijk dat de wederpartij de inhoud van de algemene voorwaarden kent. Voldoende is dat voor of bij het sluiten van de overeenkomst naar de algemene voorwaarden wordt verwezen. Omdat op de reserveringsbevestiging van Motel Tiel van 1 mei 2001 naar de algemene voorwaarden wordt verwezen, zal het verweer van DIPP dat de voorwaarden niet zijn overeengekomen, worden verworpen.
4.28 Met betrekking tot het subsidiaire beroep op de vernietigbaarheid van de voorwaarden overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van het bepaalde in artikel 6:233, aanhef en onder a, BW is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar, indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. DIPP beroept zich op de reflexwerking van de bedingen op de zogenaamde zwarte en grijze lijst. Voor het welslagen van het beroep van DIPP op het onredelijk bezwarende karakter van de door Motel Tiel gehanteerde voorwaarden acht de rechtbank de volgende vaststaande of niet dan wel onvoldoende bestreden omstandigheden – bezien in hun onderlinge samenhang – van belang:
a. Motel Tiel heeft op het gebied van de horeca te gelden als een deskundige, DIPP als een leek;
b. In de artikel 7 van de ‘Algemene voorwaarden Motel Tiel’ wordt de annulering op grond van toerekenbaar tekortkomen van Motel Tiel voor de wederpartij ernstig beperkt, immers de door Motel Tiel verschuldigde schadevergoeding is beperkt tot een bedrag van € 227,27 (fl. 500,-);
c. het beding van artikel 7 van de ‘Algemene voorwaarden Motel Tiel’ wordt in overeenkomsten met consumenten vermoed onredelijk bezwarend te zijn in de zin van artikel 6:237 BW, aanhef en onder f. BW, de zogenaamde grijze lijst.
4.29 Op grond van de hiervoor vermelde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat DIPP met betrekking tot het beding van artikel 7 van de ‘Algemene voorwaarden van Motel Tiel’ een beroep toekomt op de vernietigingsgrond van artikel 6:233, eerste lid aanhef en onder a BW. Dat beding is dan ook vernietigd.
4.30 Overigens kan het verweer van Motel Tiel niet slagen dat zij op grond van het bepaalde in artikel 13 van de toepasselijke algemene voorwaarden gerechtigd is de overeenkomst te ontbinden en niet tot enige schadevergoeding is gehouden. Op dit artikel zou in bepaalde gevallen slechts met succes een beroep kunnen worden gedaan ingeval van een overmachtsituatie aan de zijde van Motel Tiel. Zoals reeds in rechtsoverweging 4.4.2. en 4.4.3. is overwogen, is hiervan in het onderhavige geval geen sprake.
4.31 Nu de vordering van DIPP reeds op grond van het bepaalde in artikel 6:74 BW toewijsbaar is, kan artikel 6:174 BW als grondslag voor die vordering onbesproken blijven.
Schadevergoeding
4.32 DIPP vordert betaling door Motel Tiel van een elftal facturen voor een totaal bedrag van € 33.794,75 (excl. BTW). Het bedrag bestaat uit diverse kosten zoals portokosten, drukwerkkosten, kosten die verband houden met de extra werkzaamheden die de bestuursleden van DIPP en de door DIPP ingeschakelde hulppersonen hebben gedeclareerd en extra hotelkosten (inclusief zaalhuur).
4.33 Met betrekking tot de vermelde kosten op de orderbevestiging van PTT Post en de facturen van Boom Planeta en Vakcolor (producties 3a, 3b en 3c bij de dagvaarding) merkt de rechtbank het volgende op. In de brief van 11 februari 2002 (productie 6 bij conclusie van repliek) wordt door de gemachtigde van DIPP vermeld dat DIPP voor 12 februari a.s. te 12.00 uur aan de ingeschakelde drukkerij de definitieve tekst voor mailing en ander drukwerk dient op te geven. Een en ander omdat DIPP dient te vermelden of de beurs in Motel Tiel dan wel elders zal plaatsvinden. Naar het oordeel van de rechtbank zou hieruit geconcludeerd kunnen worden dat de porto- en drukwerkkosten geen extra kosten waren die als gevolg van het verplaatsen van de beurs gemaakt moesten worden maar kosten die ook gemaakt zouden zijn als beurs in Motel Tiel zou hebben plaatsgevonden. DIPP zal conform haar bewijsaanbod worden toegelaten te bewijzen dat die thans door DIPP gedeclareerde kosten extra kosten zijn ten gevolge van het verplaatsen van de beurs naar een andere locatie.
4.34 Uit de in de conclusie van repliek op de schadeposten en schadeomvang door DIPP gegeven toelichting blijkt niet, althans onvoldoende, om welke redenen de bestuursleden en de door DIPP ingeschakelde hulppersonen de gestelde kosten hebben gemaakt. Ook is niet duidelijk geworden op basis van welke berekening er sprake is van een meerprijs tussen Motel Tiel en de nieuwe locatie, NBC te Nieuwegein. Tot slot is de huurprijs voor de aanleg van een compleet stroomverdelernet van € 5.600,- niet nader onderbouwd. De rechtbank zal DIPP overeenkomstig haar bewijsaanbod en gezien de gemotiveerde betwisting door Motel Tiel, in de gelegenheid stellen te bewijzen dat de gedeclareerde kosten betrekking hebben op werkzaamheden die voortvloeien uit het verplaatsen van de beurs naar een andere locatie.
4.35 De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
De belissing
De rechtbank:
laat DIPP toe het in de rechtsoverwegingen 4.33 en 4.34 vermelde te bewijzen;
bepaalt dat, voor zover DIPP dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, de getui-gen door de rechtbank (mr. O. Nijhuis) gehoord zullen worden in het Paleis van Justitie aan de Walburg-straat 2-4 te Arnhem op een door de recht-bank vast te stellen datum en tijd (in beginsel een dinsdag)
verwijst de zaak naar de tweede rolzitting na de dag- waarop dit vonnis is uitge-sproken voor het opgeven van eventuele getuigen met hun respectieve verhin-derdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advoca-ten in de maanden januari tot en met april 2005, waarna dag en uur van het getui-genver-hoor zullen worden bepaald,
bepaalt dat het aan de hand van de gedane opgave(n) vastgestelde tijdstip in beginsel niet zal worden gewij-zigd,
verstaat dat bij gebreke van de gevraagde opgave van getuigen geen gelegen-heid meer zal worden gegeven voor het doen horen van getuigen,
verwijst in dat geval de zaak naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgespro-ken, voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van DIPP, waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren, of voor bepaling datum vonnis,
bepaalt dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn,
bepaalt dat voorzover de partijen in verband met de getuigenverhoren nog stukken in het geding willen brengen, dit dient te geschieden bij akte op de hiervoor bedoelde tweede rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken,
verstaat dat hoger beroep van dit vonnis alleen mogelijk is tegelijk met dat van het eindvonnis,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, mr. L.G.J.M. Ekert en mr. E.M. van Ardenne-Stachiw, en uitgesproken in het openbaar op 8 december 2004.
de griffier de voorzitter
Coll: HW