ECLI:NL:RBARN:2004:AR8324

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/093141-03
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake verkeersdelict met dodelijke afloop en deskundigenrapportages

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 29 december 2004 een tussenvonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van het opzettelijk doden van een persoon door zijn voertuig op de spoorbaan te stoppen, terwijl er een trein aan kwam. De verdachte heeft verklaard dat hij tijdens het rijden last kreeg van duizelingen en zijn auto heeft stilgezet. Na zich weer goed te hebben gevoeld, is hij opnieuw gaan rijden, maar hij was zich niet bewust van het nemen van een haakse bocht naar rechts. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte mogelijk in een 'black-out' verkeerde en niet bewust was van zijn handelingen. De rechtbank heeft deskundigenrapporten laten opstellen door mw. drs. F. Rinia en dr. L.H.W.M. Kaiser, die beide concludeerden dat de verdachte niet in een volledige slaaptoestand verkeerde tijdens de fatale handelingen. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en verzocht om aanvullende rapportages van de deskundigen, die uiterlijk op 18 februari 2005 beschikbaar moeten zijn. De zaak is geschorst tot de volgende zitting op 25 februari 2005, waar de deskundigen hun bevindingen mondeling zullen toelichten.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/093141-03)
Datum zitting : 17 december 2004
Datum uitspraak : 29 december 2004
TUSSENVONNIS
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [adres].
Raadsman: mr. H. van der Linden, advocaat te Culemborg.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 01 augustus 2003 in de gemeente Culemborg, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, met zijn voertuig, waarin zich op dat moment die [slachtoffer] op de bijrijdersplaats (in de autogordel) bevond, de spoorwegovergang is opgereden en/of zijn voertuig heeft stilgezet op de spoorbaan (waarop op dat moment in de richting van het voertuig op korte afstand een trein kwam aangereden) en/of (vervolgens) de handrem heeft aangetrokken en/of (vervolgens) dat voertuig (met achterlating van voornoemde [slachtoffer]) heeft verlaten, waarna een botsing plaatsvond tussen die trein en dat voertuig, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeis 01 augustus 2003 te Culemborg grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig ten tijde van het besturen van een voertuig (personenauto), gekomen op de Parallelweg Oost en/of de Zeedijk, duizelig werd en/of duizelingen en/of een black-out kreeg, dat voertuig tot stilstand heeft gebracht en/of (vervolgens) dat voertuig (opnieuw) is gaan besturen, terwijl hij, verdachte, medicijnen (te weten anti-depressiva en/of (een) slaapmiddel(en)) had gebruikt en/of nadat hij, duizelingen en/of black-outs en/of last van duizeligheid had gehad, wardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zodanig letsel heeft gekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 30 november 2003, 30 juli 2004, 12 november 2004 en 17 december 2004 ter terechtzitting onderzocht. Met uitzondering van de zitting d.d. 12 november 2004 is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H. van der Linden, advocaat te Culemborg.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. Overwegingen
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek niet volledig is geweest.
Op 5 december 2004 heeft de gezondheidszorgpsycholoog/neuro-psycholoog mw. drs. F. Rinia een rapport uitgebracht. In dat rapport wordt door haar, naar aanleiding van door de rechtbank geformuleerde vragen, op pagina 20 het volgende geconcludeerd:
Maar de reeks handelingen die betrokkene verrichtte (de auto om de gesloten slagboom heen de spoorwegovergang opsturen, dan de handrem aantrekken, daarna het contact in neutraal zetten en vervolgens zichzelf de wagen uitwerken en weg hollen) kan niet worden gerijmd met een wegraking waarbij het bewustzijn even weg is. Het bewustzijn kon op dat moment wel zijn verlaagd maar moet minstens nog op een dérmate bewust niveau hebben gewerkt dat complexe handelingen nog mogelijk waren. (.....) Dit alles tezamen: stress, slaaptekort, hoog Temazepamgebruik kan ertoe leiden dat betrokkene plotseling optredende duizelingen ervaart over (lees of, rb) overmand wordt door een slaaptoestand dat hij waarschijnlijk duidt als “black-out”.
De psychiater dr. L.H.W.M. Kaiser, wie dezelfde vragen zijn gesteld, concludeert in haar rapport d.d. 7 december 2004 op pagina 18 als volgt:
Een korte slaaptoestand verklaart niet zijn handelen daarna op de spoorovergang zoals getuigen dat aangeven.
De complexe handelingen die verdachte volgens drs. Rinia zou hebben verricht terwijl hij verkeerde in een “slaaptoestand” zoals hiervoor genoemd, kunnen, met uitzondering van het zichzelf de wagen uitwerken en weg hollen, niet als vaststaand worden aangenomen. Hierbij verwijst de rechtbank naar de door het Nederlands Forensisch Instituut opgemaakte deskundigenrapportage. Wat betreft het zichzelf de wagen uitwerken en weg hollen is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze handelingen niet verricht heeft in een slaaptoestand dan wel black-out situatie aangezien verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij op zeker moment “bijkwam” mede naar aanleiding van geschreeuw van zijn echtgenote.
Wel dient vooralsnog van het navolgende te worden uitgegaan.
Verdachte heeft verklaard dat hij rijdend parallel aan de spoorbaan, op de Parallelweg Oost, last heeft gekregen van duizelingen en zijn auto heeft stilgezet. Verdachte is, nadat hij zich na enig moment weer goed voelde, zoals hij verklaart, weer gaan rijden. Vaststaat dat om bij de spoorwegovergang te komen verdachte een haakse bocht naar rechts (zie de aan dit vonnis gehechte foto) heeft moeten maken om richting spoorwegovergang te rijden. Verdachte verklaart zich niet bewust te zijn geweest van de omstandigheid, althans zich niet te kunnen herinneren, deze bocht te hebben genomen.
Dit kan impliceren dat verdachte vrijwel direct nadat hij zich goed voelde en weer is gaan rijden, wederom een, zoals hij stelt “black-out” kreeg.
De rechtbank sluit niet uit dat verdachte, nadat hij de bocht naar rechts instuurde, zodanig uitstuurde dat hij op de voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weghelft is terechtgekomen en aldus niet, zoals de deskundige drs. Rinia omschrijft, om de gesloten slagboom heeft heengestuurd om vervolgens op de spoorbaan tot stilstand te komen.
De eerste vraag die de rechtbank dan ook beantwoord wil zien is of de hiervoor vermelde conclusies van de deskundigen anders worden indien slechts uitgegaan kan worden van de twee hiervoor door de rechtbank omschreven handelingen, te weten het in- en uitsturen van de bocht, op de wijze zoals hierboven omschreven.
De tweede vraag is of het, gelet op alle feiten en omstandigheden zoals door de deskundigen reeds omschreven in hun rapportage, mogelijk is dat verdachte na te zijn gestopt in verband met een opkomende duizeligheid, zich vervolgens goed voelde en zijn weg vervolgde en direct weer in een “slaaptoestand” danwel “black-out” situatie terecht kwam, zonder dat hij deze laatste “slaaptoestand” heeft voelen aankomen.
Tot slot, en dit geldt slechts de deskundige dr. Kaiser vraagt de rechtbank dat zij nader aangeeft van welke handelingen op de spoorwegovergang zij in haar rapportage uitgaat. Een opsomming van die handelingen welke voor haar niet verklaarbaar zijn met een “slaaptoestand”, is immers in de rapportage niet terug te vinden.
De rechtbank stelt de stukken ter fine van voormeld onderzoek in handen van de officier van justitie. De officier van justitie wordt verzocht er zorg voor te dragen dat de nadere rapportage van beide deskundigen ten minste één week voor de volgende zitting, derhalve uiterlijk op 18 februari 2005, beschikbaar is. Mocht het schriftelijk tijdig reageren door de deskundigen niet mogelijk blijken dan wordt de officier van justitie verzocht er zorg voor te dragen dat beide deskundigen ter zitting d.d. 25 februari 2005 aanwezig zijn om hun bevindingen mondeling toe te lichten.
4. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Heropent het onderzoek en schorst dit tot de terechtzitting van vrijdag 25 februari 2005 te 13.30 uur.
Stelt de stukken in handen van de officier van justitie, teneinde drs. Rinia en dr. Kaiser een aanvullend rapport te laten uitbrengen zoals hiervoor overwogen.
Beveelt de oproeping van verdachte, met afschrift daarvan aan zijn raadsman voornoemd, tegen voornoemde terechtzitting.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door:
mr. J.P. Bordes, rechter, als voorzitter,
mr. C. Lely-van Goch, rechter,
mr. W.J. Vierveijzer, rechter,
in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 december 2004.