Rechtbank Arnhem
Sector bestuursrecht
Registratienummer: AWB 03/1108
ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[eiseres],
gevestigd te Nijmegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 9 april 2003, uitgereikt door Uwv te Amsterdam.
Bij besluiten van 18 december 2002 heeft verweerder aan eiseres correctienota's opgelegd over de premiejaren 2000 en 2001.
Tegen deze besluiten heeft eiseres op 29 januari 2003 bezwaar gemaakt voorzover de correctienota's betrekking hebben op de pc-privéregeling, waarna de gronden van het bezwaar zijn uiteengezet in een aanvullend bezwaarschrift d.d. 7 maart 2003.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en de besluiten van 18 december 2002 gehandhaafd.
Tegen dit besluit heeft eiseres op 21 mei 2003 beroep bij de rechtbank ingesteld. Verweerder heeft op 10 juli 2003 een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank van 24 maart 2004. Na sluiting van het onderzoek ter zitting is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. Dientengevolge is het onderzoek heropend en verwezen naar een meervoudige kamer.
Het beroep is behandeld door de meervoudige kamer ter zitting van de rechtbank van 20 augustus 2004. Eiseres is aldaar verschenen, vertegenwoordigd door [gemachtigde]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. F. Verhaart, werkzaam bij het Uwv.
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of verweerder terecht premies werknemersverzekeringen heeft nagheven ter zake van de verlaging van het brutoloon van de werknemers van eiseres in verband met de aanschaf van een pc. De concrete vraag die hiertoe dient te worden beantwoord is of de verlaging van het periodieke brutoloon dient door te werken naar de van dit loon afhankelijke bestanddelen zoals de vakantietoeslag en de overwerktoeslag.
Voorts verschillen partijen van mening over de volgende vragen:
- heeft een fout in de door eiseres gebruikte software voor de salarisadministratie gevolgen voor het realiteitsgehalte van de pc-privéregeling?
- dient de pc-privéregeling aangemerkt te worden als een collectieve of als een individuele regeling?
- dient een tussentijdse verhoging van de aflossingstermijn vastgelegd te worden in een schriftelijke aanvulling op de arbeidsovereenkomst?
Voorts houdt partijen verdeeld het antwoord op de vraag of eiseres het in rechte te beschermen vertrouwen kan ontlenen aan uitlatingen van de looninpecteur dat gezien de materialiteit geen naheffing zou worden opgelegd.
Eiseres heeft ten behoeve van haar werknemers met ingang van juni 2000 een zogenoemde pc-privéregeling in het leven geroepen. Daarbij wordt aan de deelnemer een pc verschaft, terwijl deze moet instemmen met een verlaging van het maandelijkse brutoloon. Het bedrag van de verlaging wordt bepaald aan de hand van de volgende formule:
bedrag per maand = (aanschafprijs configuratie * 100/108) gedeeld door het aantal maanden.
In de jaren 2000 en 2001 zijn door eiseres bedragen als "inhouding pc" in mindering gebracht op het brutoloon sociale verzekeringen.
In totaal hebben in de jaren 2000 en 2001 29 werknemers gebruik gemaakt van de pc-privéregeling. Van de 29 deelnemende werknemers hebben in 2001 6 werknemers een overwerkvergoeding ontvangen.
Eiseres is met de deelnemers aan de pc-privéregeling een aanvulling op de arbeidsovereenkomst overeengekomen. Deze aanvulling bevat onder meer de volgende bepalingen.
"Artikel 2
De werknemer verklaart, in verband met de door de werkgever in eigendom verstrekte pc configuratie met ingang van [ingangsdatum] tot het bedrag van de aanschafprijs in te stemmen met een verlaging van het tussen werkgever en werknemer overeengekomen brutoloon per maand met een bedrag van ƒ [bedrag] per maand gedurende [aantal] maanden.
Artikel 3
Werknemer verklaart op de hoogte te zijn van de onderstaande gevolgen die kunnen optreden als gevolg van de deelneming aan de pc regeling:
- Een verlaging van het loon in het kader van de Ziekenfondswet
- Een verlaging van de grondslagen voor de berekeing van vakantiegeld, diensttijdvrijstelling en pensioen inclusief pensioenpremies"
Voor de vraag of de looninhouding tot het premieloon behoort, acht de rechtbank de volgende wettelijke bepalingen en beleidsbesluiten van belang.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen (CSV) behoort tot het loon al hetgeen uit een dienstbetrekking wordt genoten.
Artikel 6, eerste lid, aanhef en sub y, van de CSV bepaalt dat niet tot het loon behoren de verstrekking en terbeschikkingstelling van computers en bijbehorende apparatuur, alsmede de vergoeding van kosten daarvan, voorzover de waarde in het economisch verkeer van de computers en de apparatuur tezamen in het kalenderjaar en twee voorafgaande kalenderjaren niet meer bedraagt dan ƒ 5.000 en niet aannemelijk is dat zij niet mede dienen ter vervulling van de dienstbetrekking (tekst 2000).
In het Besluit van 30 september 1998, Stcrt. 1998/196, V-N 1998/50.18 (hierna: het Besluit), heeft verweerder beleid vastgesteld ten aanzien van pc-privéregelingen waarbij sprake is van een werknemersbijdrage.
De artikelen 2 en 3 van het Besluit luiden als volgt:
"Artikel 2 Eigen bijdrage werknemers
De eigen bijdrage van de werknemer in de vorm van een verlaging van het contractloon in het kader van een verstrekking van een personal computer en toebehoren door de werkgever wordt niet als loon aangemerkt.
Artikel 3 Ingangsdatum besluit
Dit besluit treedt in werking met de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 1998."
De staatssecretaris van Financiën heeft in het besluit van 23 november 1998, nr. DB 98/968M het volgende opgemerkt met betrekking tot wijziging van beloningen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit besluit niet mede namens verweerder is genomen. Ook heeft verweerder zich formeel niet aan dit besluit gecommitteerd.
"Een wijziging van de overeengekomen beloning heeft in een aantal situaties ook andere dan de primair beoogde consequenties. Indien bijvoorbeeld het loon in geld wordt verlaagd, heeft dit in het algemeen gevolgen voor:
- de grondslag voor de diensttijdvrijstelling;
- de pensioengrondslag;
- een vakantiegelduitkering;
- het loon tijdens ziekte of zwangerschap;
- het brutoloon sociale verzekeringen;
- de grondslag voor inkomensafhankelijke voorzieningen, zoals de individuele huursubsidie.
Het past bij een reële wijziging van de overeengekomen beloning dat dergelijke verschillen of consequenties, voorzover aanwezig gelet op de terzake geldende regeling, bewust door de betrokkenen worden aanvaard."
In het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 29 juli 1999, nr. DB99/2355, zijn drie veelvoorkomende pc-privéregelingen gepubliceerd. Deze voorbeeldregelingen - met varianten als het afzien van eenmalige uitkeringen, de verlaging van het het brutoloon per maand en het afzien van adv-uren - zijn afgestemd met verweerder. Met betrekking tot de premies werknemersverzekeringen is het volgende opgemerkt:
"Met betrekking tot de heffing van premies werknemersverzekeringen merk ik namens het Landelijk Instituut sociale verzekeringen (hierna: het Lisv) het volgende op. Over het onderhavige onderwerp heeft het Lisv in het Besluit van 30 september 1998, Stcrt. 14 oktober 1998, beleid vastgesteld. De voorbeeldregelingen zijn afgestemd met het Lisv. Als gevolg hiervan mag worden aangenomen dat de integrale toepassing van een van deze regelingen met inachtneming van de toelichting ertoe leidt dat het loonbestanddeel waarvan wordt afgezien en de hiervoor in de plaats bedongen pc(-vergoeding) niet als loon voor de premieheffing van werknemersverzekeringen worden beschouwd."
Bij voorbeeldregeling 3 is in het voorbeeld van de aanvulling op de arbeidsovereenkomst onder meer het volgende verwoord:
"Werknemer verklaart op de hoogte te zijn van onderstaande gevolgen die kunnen optreden als gevolg van deelneming aan de PC-regeling:
- (...)
- een verlaging van de grondslag voor de berekening van het vakantiegeld
- (...)"
In de Mededeling van 15 maart 2000, M.2000.028, heeft verweerder, in aanvulling op voornoemd Besluit het volgende medegedeeld:
"Beleid
Eerder hebben wij u in dit kader een mededeling doen toekomen over de verstrekking van een pc in het kader van een pc privé project (M 98.106). In aanvulling op deze mededeling hebben wij ons eerder aangesloten bij het besluit van het Ministerie van Financiën inzake wijziging beloningen; voorbeel-den pc-regelingen (DB 99/2355M). In vervolg en in aanvulling op voorgaande genoemde mededeling delen wij u het volgende mede ten aanzien van verstrekkingen en/of terbeschikkingstelling van goederen of diensten anders dan pc's. Indien er sprake is van een regeling, waarbij de werkgever aan de werknemer een verstrekking doet en van de werknemer een bijdrage verwacht wordt, dan geldt het volgende.
Deze regeling en de bijdragen dienen te voldoen aan de voorwaarden van het Besluit pc Privé, wil er sprake zijn van consequenties voor het premieloon, in die zin, dat deze bijdragen niet meegenomen zullen worden in het premieloon (brutoloon sv).
Voorwaarden cafetaria specifiek
Voor alle duidelijkheid geven wij hieronder de voorwaarden specifiek aan:
- het moet gaan om toekomstige loonelementen (geen reeds genoten loon); en
- de contractloonverlaging dient volledig (met alle consequenties, zoals voor dagloon, ziekenfondsloongrens en vakantietoeslag) gerealiseerd te worden; en
- de verschuldigde bijdrage of de verstrekking is uitgezonderd ingevolge de Coordinatiewet Sociale Verzekering of daaruit voortvloeiende regelgeving; en
- de regeling mag niet ingaan tegen dwingendrechtelijk voorgeschreven regels (zoals Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag)."
In het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 23 september 2003, CPP2003/1025M - aan welk besluit verweerder zich heeft gecommitteerd - gaat de staatssecretaris in op een vraag inzake het realiteitsgehalte van een zogenaamde cafetariaregeling.
"Vraag
(...). De CAO Geestelijke Gezondheidszorg 2001-2002 en de CAO Gehandicaptenzorg 2001-2002 zijn algemeen verbindend verklaard. In deze CAO's is bepaald dat een verlaging van het brutoloon door gebruikmaking van de cafetariaregeling invloed heeft op loonafhankelijke arbeidsvoorwaarden, met uitzondering van het uurloon waarover de toeslagen voor het overwerk en onregelmatigheid worden berekend. Leidt deze uitzondering tot een vermindering van de realiteitswaarde van de cafetariaregeling?
Antwoord
Nee, de realiteitswaarde van de genoemde cafetariaregeling blijft in stand. De genoemde regeling is fiscaal acceptabel. Het staat partijen vrij om, met inachtneming van de terzake geldende regelgeving, regelingen zodanig aan te passen dat keuzes in het kader van een cafetariaregeling daarop geen invloed hebben. De realiteitswaarde van een wijziging van de overeengekomen beloning behoeft in beginsel geen nadere beoordeling indien het een toekomstgerichte wijziging betreft die berust op een structurele regeling (zoals een collectieve arbeidsovereenkomst) en indien sprake is van wezenlijke niet fiscale verschillen en consequenties. In de onderhavige situatie is aan deze voorwaarden voldaan. Aan de realiteitswaarde behoeft dan niet getwijfeld te worden. Van belang is wèl dat inkomensafhankelijke regelingen, die gevolgen verbinden aan de keuzes in het kader van de cafetariaregeling, consequent worden toegepast."
Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit vorenstaande besluiten volgt dat een verlaging van het periodieke brutoloon moet doorwerken naar alle uitkeringen, waarvan de grondslag op dit loon is gebaseerd. Eiseres stelt zich daarentegen op het standpunt dat een verlaging van het maandelijkse brutoloon voldoende is om te spreken van een reële regeling. In het bijzonder is hier nog de vraag aan de orde of de verlaging van het periodieke brutoloon moet doorwerken naar de overwerkvergoeding.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de wettelijke regeling van artikel 6, eerste lid, aanhef en sub y, van de CSV, slechts ziet op de gevallen waarin de werkgever computers en bijbehorende apparatuur verstrekt of een kostenvergoeding dienaangaande verstrekt. Een pc-regeling waarbij de kosten door de werknemer worden gedragen, zoals in het onderhavige geval, valt niet onder voornoemde wettelijke regeling.
Vervolgens constateert de rechtbank dat verweerder met het Besluit van 30 september 1998, voornoemd onderscheid tracht te mitigeren. Het Besluit voorziet er immers in dat de eigen bijdrage van de werknemer in de vorm van een verlaging van het contractloon in het kader van een pc-privé project, niet tot het premieloon in de zin van artikel 4 van de CSV behoort. Verweerder heeft dit buitenwettelijke begunstigende beleid in latere besluiten meer in detail vormgegeven, waarbij met name het begrip "contractloon" nader wordt uitgelegd. Zo wordt in voornoemde Mededeling van 15 maart 2000 onder meer als voorwaarde gesteld dat een contractloonverlaging in ieder geval gevolgen moet hebben voor de vakantietoeslag. De samenhang tussen de verlaging van het brutoloon en de overwerktoeslag is aan de orde gesteld in het Besluit van 23 september 2003.
Vooropgesteld moet worden dat de reikwijdte van het beleid door verweerder wordt bepaald, mits daarmee niet in strijd wordt gehandeld met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat wanneer verweerder als gevolg van voortschrijdend inzicht na verloop van tijd tot het inzicht komt dat het begrip "contractloon" een nadere uitlegging behoeft, zij het recht heeft om zulks te beslissen, tenzij een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, zoals bijvoorbeeld het rechtszekerheidsbeginsel, zich daartegen verzet.
In dat verband merkt de rechtbank op dat niet kan worden gezegd dat in het onderhavige geval het rechtszekerheidsbeginsel is geschonden, aangezien de betrokkenen vanwege het door verweerder gebezigde, niet nader gedefinieerde begrip "contractloon" niet zonder meer ervan mochten uitgaan dat een brutoloonverlaging niet behoefde door te werken in andere loonelementen dan het maandloon.
Met een nadere uitleg in latere besluiten, waarbij onder meer slechts onder strikte voorwaarden een doorwerking in de overwerktoeslag wordt toegestaan, wordt derhalve geen gerechtvaardigde verwachting geschonden. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder dus niet gehouden de nadere uitleg alleen van toepassing te doen zijn op zich na de publicatie van deze uitleg voordoende gevallen. Het is de rechtbank bovendien niet gebleken dat door verweerders nadere uitleg enig ander beginsel van behoorlijk bestuur is geschonden.
Gelet op het vorenstaande mocht verweerder in het onderhavige geval voor de toepassing van het (begunstigende) beleid onder meer de voorwaarde stellen dat de verlaging van het brutoloon invloed op de overwerktoeslag dient te hebben. Nu vaststaat dat de verlaging van het brutoloon van de werknemers van eiseres in het kader van de pc-privéregeling in ieder geval geen gevolg heeft gehad voor de overwerktoeslag, is verweerder niet gehouden het (begunstigende) beleid van toepassing te doen zijn op onderwerpelijke regeling. De grief van eiseres dienaangaande faalt derhalve.
Met betrekking tot de collectieve of individuele toepassing van de regeling
Verweerder stelt zich op het standpunt dat indien een pc-privéregeling met betrekking tot één of meer werknemers niet voldoet aan de door haar gestelde voorwaarden de gehele regeling een reëel karakter ontbeert. Eiseres betoogt daarentegen dat de toepassing van de pc-privéregeling per individuele werknemers beoordeeld dient te worden.
De rechtbank is van oordeel dat het loonbegrip zoals opgenomen in artikel 4 van de CSV uitgaat van de individuele werknemer. Tot het loonbegrip behoren alle voordelen die een werknemer aan zijn dienstbetrekking ontleent. De rechtbank vermag niet in te zien waarom dit individuele loonbegrip niet eveneens het uitgangspunt is bij de toepassing van de pc-privéregeling. Het Besluit noch de overige beleidsregels biedt een grondslag voor verweerders standpunt. Daarom is de rechtbank van oordeel, dat de pc-privéregeling per individuele werknemer dient te worden getoetst. In zoverre is het gelijk aan eiseres.
Gelet op het vorenstaande behoeven de grieven van eiseres met betrekking tot de softwarefout, de schriftelijke vastlegging van een tussentijdse verhoging van de aflossingstermijn in een aanvulling op de arbeidsovereenkomst alsmede het aan de uitlatingen van de looninspecteur te ontlenen in rechte te beschermen vertrouwen geen nadere bespreking.
Op grond van het bovenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard. Verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is de rechtbank niet gebleken.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
bepaalt dat het Uwv aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 232,= vergoedt.
Aldus gegeven door mrs. J.J. Catsburg, A.J.H. van Suilen en A.M.F. Geerling, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Woestenburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2004.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.