Rechtbank Arnhem
Sector familierecht
Zaak/rekestnummer: 111184 / 04-226
Datum uitspraak:
Beschikking echtscheiding
.............. (nader te noemen: de man),
wonende te ..........,
verzoekende partij,
procureur en advocaat mr. M.L.E. Storm van 's Gravesande te Ede,
EL , thans stellende te zijn AO (nader te noemen: de vrouw),
wonende te .......,
verwerende partij,
procureur mr. H.M.G. van Lotringen te Arnhem,
advocaat mr. J.W. Koekebakker te Arnhem.
Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen op 19 maart 2004;
- het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek, ingekomen op 3 juni 2004;
- een verweerschrift op het zelfstandig verzoek van de zijde van de man, ingekomen op 6 juli 2004 en
- een brief van 16 september 2004 van de rechtbank aan partijen waarin aan hen is medegedeeld dat de zaak is verwezen naar meervoudige kamer van deze rechtbank.
De mondelinge behandeling door de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 10 november 2004. Partijen waren aldaar aanwezig, bijgestaan door hun advocaten.
1. De man, van Ghanese afkomst, woont sinds 20 juni 1991 in Nederland. Hij heeft de Nederlandse nationaliteit.
2. De vrouw heeft de Ghanese nationaliteit. Zij verblijft sinds 15 oktober 1996 onder de naam EL, geboren op ...1970 te Pokuase (Ghana) in Nederland. Zij heeft onder die naam een verblijfsvergunning voor verblijf bij de man.
3. Bij besluit van 23 juli 2004 van de Nederlandse ambassade te Accra (Ghana) is legalisatie van de door de vrouw aangeboden geboorteakte, betreffende AO, geweigerd.
4. De man en de vrouw hebben echtscheiding verzocht. De man stelt daartoe dat hij op ...1987 te Accra is gehuwd met EL. De vrouw voert aan zij onder de naam EL naar Nederland is gekomen maar dat zij in werkelijkheid niet deze persoon is maar AO en dat zij onder deze laatste naam met de man is gehuwd op ...1995 te Accra. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de man ingestemd met de stellingen van de vrouw.
Beoordeling van het geschil
5. Op grond van artikel 2 lid 1 van Verordening (EG) Nr. 1347 / 2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe, nu partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
6. Deze rechtbank is bevoegd, omdat de partijen in dit arrondissement wonen.
7. Op de echtscheidingsverzoeken zal de rechtbank Nederlands recht toepassen, nu de partijen geen gemeenschappelijk nationaal recht hebben maar hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
8. De verzoeken van partijen, die strekken tot echtscheiding, zijn alleen ontvankelijk indien vaststaat wanneer, waar en tussen wie het huwelijk waarvoor de echtscheiding wordt gevraagd is gesloten en indien (met enige mate van zekerheid) vaststaat dat er sprake is van een, in Nederland rechtsgeldig, huwelijk. In het onderhavige geval is primair de vraag aan de orde of partijen met elkaar zijn gehuwd en, zo ja, wanneer.
9. Anders dan eerder in de procedure, heeft de man ter zitting erkend dat hij niet met de vrouw is getrouwd op ....1987. Daaruit begrijpt de rechtbank dat niet de door de man overgelegde huwelijksakte maar de akte die door de vrouw is overgelegd de basis vormt van de echtscheidingsverzoeken en dat het verzoek van de man zo gelezen moet worden dat hij de rechtbank (thans) verzoekt de echtscheiding uit te spreken tussen hem en AO, op ...1995 getrouwd te Accra.
Derhalve is tussen partijen niet langer in geschil dat de vrouw AO is genaamd en dat partijen met elkaar zijn gehuwd op ....1995.
10. De rechtbank kan, gelet op de eerdere standpunten en de overgelegde stukken, er evenwel niet zonder meer vanuit gaan dat dit juist is. Het gaat om feiten die niet ter vrije beoordeling staan van partijen. De rechtbank zal derhalve ambtshalve moeten vaststellen of aannemelijk is dat de vrouw is wie zij stelt te zijn en dat partijen zijn gehuwd op laatstgenoemde datum.
11. De vrouw heeft een "Form of register of customary marriages" en een "Statutory declaration confirming marriage" van 12 februari 2004 overgelegd. Beide documenten betreffen het huwelijk dat tussen de man en AO zou zijn gesloten op ...1995.
De man heeft soortgelijke documenten overgelegd maar die hebben betrekking op een op ....1987 gesloten huwelijk tussen de man en EL. Ter zitting heeft de man verklaard dat EL en AO twee verschillende personen zijn. Hij was eerst bevriend met EL en hij is met haar getrouwd. De door hem overgelegde documenten zien op dàt huwelijk. Op enig moment is hij van EL gescheiden op grond van Ghanees gewoonterecht. Op ....1995 is hij gehuwd met AO op voorstel van hun beider families. Naar zijn mening vormen de door de vrouw overgelegde stukken het bewijs van het feit dat zij met elkaar zijn getrouwd.
12. Hetgeen ter zitting is besproken, zou tot de conclusie kunnen leiden dat bij de beoordeling geen acht hoeft of moet worden geslagen op de door de man overgelegde documenten. Niettemin kunnen zij naar het oordeel van de rechtbank niet geheel buiten beschouwing blijven. Het wekt immers bevreemding dat partijen in deze procedure stukken hebben overgelegd die niet zonder meer met elkaar verenigbaar zijn. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat de man op dit moment (nog steeds) met EL is gehuwd. Hij heeft immers geen documenten ten bewijze van zijn verklaring dat hij van haar gescheiden is. Polygame huwelijken zijn rechtsgeldig in Ghana maar de vraag is wat een polygaam huwelijk van de man voor consequenties heeft voor de erkenning in Nederland van een eventueel huwelijk tussen hem en AO.
13. De rechtbank is van oordeel dat de door de vrouw overgelegde documenten onvoldoende zijn om aannemelijk te achten dat er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk tussen partijen, dat in Nederland kan worden erkend.
Daarvoor is allereerst redengevend dat de identiteit van de vrouw niet vast staat. Zij is bezig met een procedure om aan te tonen dat zij niet EL is maar AO. Tot op heden is zij daarin niet geslaagd. Bij besluit van 23 juli 2004 is de legalisatie van de geboorteakte (die betrekking heeft op AO) geweigerd. Zolang die legalisatie geen feit is, kan er niet vanuit worden gegaan dat de documenten betreffende de man en AO, waaronder de huwelijksakte uit 1995, betrekking hebben op de vrouw.
In artikel 5 lid 1 Wet Conflictenrecht Huwelijk (WCH) is bepaald dat een buiten Nederland gesloten huwelijk, dat ingevolge het recht van de Staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of later rechtsgeldig is geworden, als zodanig wordt erkend. Op grond van artikel 5 lid 4 WCH wordt een huwelijk vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit. Partijen hebben evenwel niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat de "Form of register of customary marriages" van 1995 is afgegeven door een bevoegde autoriteit. Bij de rechtbank bestaan ernstige twijfels omtrent de authenticiteit van dit document. In dit document valt op dat de leeftijden van de man en AO niet overeenkomen met hun geboortedata, dat de akte is ondertekend door de man terwijl er sprake zou zijn geweest van een huwelijk 'met de handschoen' en dat het jaar waarin het huwelijk zou zijn voltrokken is gewijzigd. Partijen hebben ter zitting geen verklaring kunnen geven voor deze discrepanties. De twijfel omtrent de authenticiteit van dit document wordt mede ingegeven door het feit dat de Nederlandse overheid sinds 1996 een beleid voert op grond waarvan alle documenten uit (onder meer) Ghana gelegaliseerd en geverifieerd moeten worden omdat in beginsel getwijfeld dient te worden aan de juistheid van de rechtsgeldigheid en inhoud van Ghanese documenten. Gelet op deze twijfels kan de rechtsgeldigheid van een eventueel door partijen gesloten huwelijk op ....1995 door de rechtbank niet worden vastgesteld en kan het huwelijk tussen partijen dus niet worden erkend met toepassing van artikel 5 WCH.
14. Het voorgaande betekent dat noch vaststaat dat wanneer een eventueel huwelijk tussen de man en de vrouw zou zijn gesloten noch vaststaat dat er sprake is van een in Nederland rechtsgeldig huwelijk. Partijen zijn daarom niet-ontvankelijk in hun verzoeken tot echtscheiding.
De rechtbank verklaart de man en de vrouw niet-ontvankelijk in hun verzoeken.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.S.W. Kroon, G.M. Roerink en W. Burgerhart, in tegenwoordigheid van F. Wolters als griffier, en in het openbaar uitgesproken op
De griffier: De rechter:
Zaak/rekestnummer: 111184 / 04-226 4