ECLI:NL:RBARN:2004:AR6334

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
112766
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van proceskosten in het kader van een vrijwaringsbeding tussen partijen

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Arnhem op 20 oktober 2004, staat de vraag centraal of Spirofil B.V. de kosten die zij heeft gemaakt in een procedure aangespannen door Arkova, mocht verrekenen met de vordering van eiser, [eiser]. De procedure betreft een geschil dat voortvloeit uit een vaststellingsovereenkomst die op 13 maart 2003 tussen partijen is gesloten. In deze overeenkomst was vastgelegd dat [eiser] een bedrag van € 80.325,- van Spirofil te vorderen had, te betalen in termijnen. Spirofil heeft dit bedrag gedeeltelijk voldaan, maar hield een laatste termijn in vanwege gemaakte kosten in de procedure tegen Arkova.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Spirofil zich op de verdediging moest voorbereiden, zolang niet duidelijk was dat [eiser] aan zijn verplichtingen had voldaan. De rechtbank oordeelt dat Spirofil terecht de kosten van de Arkova-procedure mocht verrekenen met de vordering van [eiser]. De vordering van [eiser] wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten. In reconventie wordt [eiser] veroordeeld om aan Spirofil een bedrag van € 1.682,71 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

De uitspraak benadrukt het belang van de zorgvuldigheid in procesvoering en de voorwaarden waaronder verrekening van kosten kan plaatsvinden. De rechtbank heeft de kosten van de procedure aan de zijde van Spirofil begroot en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 112766 / HA ZA 04-786
Datum vonnis: 20 oktober 2004
Vonnis
in de zaak van
[eiser],
handelend onder de naam Machinehandel [eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur mr. P.A.C. de Vries,
advocaat mr. C.A.M.H. Vink te Veghel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPIROFIL B.V.,
gevestigd te Duiven,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaten mr. G.F. van den Berg en mr. E.J. Zwalve te Arnhem.
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 9 juni 2004 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een comparitie van partijen gehouden. Ter gelegenheid daarvan heeft [eiser] de eis in conventie gewijzigd en geantwoord in reconventie. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1. Tussen partijen is op 13 maart 2003 een vaststellingsovereenkomst gesloten, die onder meer inhield dat [eiser] van Spirofil € 80.325,- te vorderen had, welk bedrag kon worden betaald in termijnen van € 16.065,-. Spirofil heeft dit bedrag vier maal betaald alsmede € 13.090,-.
2. In de vaststellingsovereenkomst ligt vast wie van partijen de op het moment van het sluiten van die overeenkomst lopende projecten zal afwikkelen (het vrijwaringsbeding). Het project Arkova moet daarbij voor rekening en risico van [eiser] afgehandeld worden.
3. Spirofil is door Arkova gedagvaard voor de Rechtbank van Koophandel in Brugge. Zij heeft zich vervolgens op de verdediging voorbereid. De zaak is geïntroduceerd op 25 juni 2003 en toen aangehouden tot 25 september 2003 om partijen in de gelegenheid te stellen een oplossing te vinden.
4. Op 17 juni 2003 heeft Arkova’s advocaat De Meyer aan [eiser]’ raadsman geschreven dat zijn cliënte bereid was afstand te doen van het tegen Spirofil ingeleide geding. ‘In deze omstandigheden’ schrijft hij, ‘zal het niet nodig zijn dat Spirofil BV in de procedure tussenkomt via haar raadsman. Ik zal er zelf op toezien dat op de eerstvolgende zitting een conclusie wordt neergelegd waarin mijn cliënte afstand doet van het geding ten aanzien van Spirofil BV.’
5. De zaak van Arkova tegen Spirofil is inmiddels doorgehaald. Spirofil heeft in die procedure € 4.657,71 aan kosten gemaakt.
Het geschil in conventie en in reconventie
6. [eiser] vordert in conventie na wijziging van de eis veroordeling tot betaling aan hem van € 6.277,10 vermeerderd met de wettelijke rente over de oorspronkelijke hoofdsom van € 80.325,- vanaf 18 september 2004. De gevorderde hoofdsom bestaat uit het onder 1 bedoelde bedrag van € 80.325,- minus de daar genoemde betalingen en vermeerderd met € 1.185,19 aan rente tot en met 17 september 2004 en € 2.116,91 aan buitengerechtelijke incassokosten.
7. Spirofil betwist de vordering in conventie door te betogen dat zij weliswaar op grond van de vaststellingsovereenkomst het bedrag van € 80.325,- moest betalen, maar dat zij terecht op de laatste termijn € 2.975,- heeft ingehouden omdat zij haar kosten uit de Arkova-procedure mocht verrekenen.
8. In reconventie vordert Spirofil veroordeling tot betaling aan haar van € 4.657,71 met de rente vanaf de datum van (kennelijk) de eis in reconventie, 16 februari 2004. Van dit bedrag vordert zij € 2.975,- onder de voorwaarde dat haar beroep op verrekening met dit bedrag in conventie niet wordt gehonoreerd.
De beoordeling van het geschil in conventie
9. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of Spirofil de door haar in de door Arkova aangespannen procedure gemaakte kosten op grond van het vrijwaringsbeding mocht verrekenen met de vordering van [eiser]. [eiser] betoogt dat Spirofil vanaf het begin van de procedure, maar in ieder geval vanaf 17 juni 2003 duidelijk was dat hij zou betalen op grond van een met Arkova getroffen schikking en dat het dus voor Spirofil niet nodig was verweer te voeren. Dit betoog is naar het oordeel van de rechtbank onjuist. De in een proces noodzakelijke voorzichtigheid verplichtte Spirofil tot het voorbereiden van een verweer zolang niet duidelijk was dat de derde – [eiser] in het geding tussen Arkova en Spirofil – in de ogen van Arkova voldoende aan zijn verplichtingen voldaan had en Arkova afzag van haar vordering. Het bestaan van overeenstemming tussen Arkova en [eiser] is daarvoor niet voldoende, evenmin als het bericht daarover op 25 juni 2003 van [eiser]’ advocaat aan Spirofils advocaat. Het ging immers om de definitieve stellingname van Arkova tegenover Spirofil. Daarover zegt ook de brief van 17 juni 2003 niets, omdat mr De Meyer daarin niet meer doet dan aan [eiser] – niet aan Spirofil – uitleggen dat áls [eiser] aan zijn verplichtingen voldoet, Spirofil zich niet hoeft te verweren. Uiteindelijk heeft het niet tot de in die brief bedoelde conclusie geduurd totdat Spirofil zekerheid verkreeg. Onweersproken heeft zij ter comparitie verklaard dat uit een brief van mr. De Meyer aan mr. Raus van 11 juli 2003 duidelijk werd dat zij geen verweer behoefde te voeren. Daarop heeft zij de betalingen aan [eiser] hervat.
10. Spirofils beroep op verrekening gaat op, zo volgt uit overweging 9. De vordering tot voldoening van buitengerechtelijke kosten moet worden afgewezen op grond van het voorgaande. Indien en voor zover [eiser] heeft bedoeld andere kosten in verband met de door hem ingestelde vordering bij wijze van schadevergoeding te vorderen, hetgeen kennelijk slaat op de als halsstarrig omschreven houding van Spirofil in de Arkova-zaak, moet dit onderdeel op grond van het onder 9 overwogene worden afgewezen.
11. [eiser] zal als in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen.
De beoordeling van het geschil in reconventie
12. Dat € 4.657,71 het bedrag is van de kosten die Spirofil in de procedure die Arkova had aangespannen, heeft gemaakt, is niet betwist. De voorwaarde waaronder € 2.975,- van dit bedrag wordt gevorderd, verwerping van het beroep op verrekening, ontbreekt. Voor het overige, € 1.682,71, vloeit uit het onder 9 overwogene voort, dat de vordering voor toewijzing gereed ligt. [eiser] zal als in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld.
De beslissing
De rechtbank, recht doende
In conventie
Wijst de vordering af,
Veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Spirofil begroot op € 162,- aan verschotten en € 662,- voor salaris van de procureur,
Verklaart dit vonnis voor wat deze kostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad,
In reconventie
veroordeelt [eiser] om aan Spirofil een bedrag van € 1.682,71 (zestienhonderdtweeëntachtig Euro en 71 cent) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag van 16 februari 2004 tot de dag van betaling,
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure; deze kosten worden, voorzover tot op heden aan de zijde van Spirofil gevallen, bepaald op € 331,- wegens salaris procureur,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr J.D.A. den Tonkelaar en uitge-spro-ken in het openbaar op 20 oktober 2004.
de griffier de rechter