Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 118807 / KG ZA 04-648
Datum vonnis: 12 november 2004
1. de stichting
STICHTING BENADEELDEN TRIPLE PLUS/PLENTIUM TRUST,
gevestigd te Vlissingen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SANTEMA & BLONZ B.V.
Eisers bij dagvaarding van 12 oktober 2004,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. drs. M. Vissers te Amsterdam,
de coöperatie
COOPERATIEVE RABOBANK OOST-BETUWE
gevestigd te Bemmel,
verweerder,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. M.J. Muller te Utrecht.
Eisers worden hierna ook aangeduid als eisers tezamen en de Stichting en Santema & Blonz afzonderlijk en verweerder als de Bank.
Het verloop van de procedure
Eisers hebben de Bank ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd zoals weergegeven in de dagvaarding.
De Bank heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De advocaten van partijen hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities.
Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1. De Stichting heeft als doel het behartigen van de belangen van de benadeelden van Triple Plus, Plentium Trust N.V. dan wel Avastar. Zij tracht dit doel te bereiken door het in eigendom verkrijgen van de door de beleggers aan de Stichting gecedeerde vorderingen op Triple Plus, Plentium Trust N.V. dan wel Avastar of de daarvoor in de plaats getreden instellingen respectievelijk op tussen personen, notarissen of bank- en hypotheekinstellingen die bij het sluiten van de overeenkomsten tussen benadeelden en Triple Plus, Plentium Trust of Avastar betrokken zijn (geweest), het in en buiten rechte innen van bedragen en het uitkeren van geïnde bedragen aan de betreffende benadeelde(n).
De Stichting heeft Santema & Blonz B.V. opdracht verstrekt al datgene te doen wat nodig en/of wenselijk is om de door de bij de Stichting aangesloten benadeelden geleden schade te incasseren.
De heer en mevrouw [betrokkene] uit Balk hebben zich aangesloten bij de Stichting Benadeelden Triple Plus/ Plentium Trust.
2. De Bank heeft in april 2000 een financiering verstrekt aan de besloten vennootschap Woonzeker Hypotheken B.V. (hierna: WZH) ten bedrage van fl. 50.000,00. Nadien heeft de Bank de kredietfaciliteiten ten behoeve van WZH nog enkele keren verruimd. In september 2000 heeft de Bank, naar aanleiding van een verzoek van WZH tot verhoging van de financiering, kennis genomen van het kernproduct van WZH.
3. Het kernproduct van WZH, zijnde de Woonzeker Hypotheek Plus, bestaat uit een hypothecaire lening, alsmede een verzekerings- en een beleggingscomponent. Ten behoeve van de beleggingscomponent is WZH een overeenkomst aangegaan met Triple Plus GmbH (hierna te noemen: Triple) in Zwitserland. Triple is op 25 oktober 2000 opgericht. De bestuurders van Triple waren dezelfde als die van WZH, aangevuld met een natuurlijk persoon uit Zwitserland.
4. Triple is op 24 oktober 2000 een overeenkomst aangegaan met MM immobilien Consulting (hierna te noemen: MM) met betrekking tot het door Triple verkopen van beleggingen op de Nederlandse markt.
Door MM zou een schriftelijke kapitaalgarantie worden afgegeven voor de kapitaalinleg, alsmede voor de rentebetaling gedurende de totale looptijd.
5. Op 25 oktober 2000 is de Bank geïnformeerd over de intentieverklaring en licentieovereenkomst tussen WZH en FDS B.V. te Almere, een tussenpersonenorganisatie, over het door FDS in licentie verkopen van het combiproduct van WZH.
6. De belegging van de via Triple door particulieren ingelegde gelden vond plaats in Amerikaanse dollars in pools van 1 miljoen, waarbij door Triple met de particuliere inleggers naast een kapitaalgarantie van de ingelegde stortingen een gegarandeerd rendement werd overeengekomen van 5,9% per jaar. Vervolgens zou deze worden ingebracht in een hoger renderende pool van 10 miljoen Amerikaanse dollars, met een prognoserendement van 2% per maand.
7. Per eind november 2000 is door WZH en Triple een zogenoemde proefpool gestart, waarbij in plaats van de contractuele benodigde 1 miljoen Amerikaanse dollars een kleine pool van 250.000,00 Amerikaanse dollars aan door beleggers via WZH en Triple ingelegde stortingen meedraaide in een mondiale pool van 10 miljoen Amerikaanse dollars via MM in Zwitserland.
8. Vanaf begin december 2000 zijn door beleggers stortingen gedaan, al dan niet door tussenkomst van notarissen, op de rekening courant van WZH bij de Bank.
In januari 2001 heeft de Bank ten behoeve van Triple een rekening, zijnde een rekening zonder kredietfaciliteit, uitsluitend bestemd voor betalingsverkeer, geopend. De eerste storting daarop van fl. 50.000,00 is op 23 februari 2001 gedaan. Tot en met 7 mei 2001 hebben 18 stortingen plaatsgevonden voor een totaalbedrag van fl. 1.265.753,70. Op de rekening van WZH zijn tot 7 mei 2001 drie stortingen gedaan voor een totaalbedrag van fl. 155.000,00.
9. Ook de familie [betrokkene] heeft een contract gesloten met WZH ten behoeve van het sluiten van een Woonzeker Hypotheek Plus en heeft de daarvoor benodigde inleg van fl. 50.000,00 begin maart 2001 op de rekening van Triple bij de Bank gestort.
10. De Bank is in maart/april 2001 een onderzoek gestart naar de handel en wandel van WZH en Triple, waarbij de Bank ook heeft gesproken met de financiële autoriteiten zoals de Nederlandse Bank (DNB) en de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE). DNB en STE waren ook zelf al een onderzoek gestart. De Bank heeft de uitkomsten van die onderzoeken niet afgewacht, maar heeft op basis van haar eigen onderzoek de relaties met WZH en Triple begin mei 2001 beëindigd. Alle overboekingen door derden op de rekening van Triple zijn vanaf 8 mei 2001 aan die derden gerestitueerd.
11. WZH is op 22 juni 2001 in staat van faillissement verklaard door de rechtbank Arnhem. Het op de bankrekening van WZH staande creditsaldo van fl. 492.656,71 is door de Bank afgedragen aan de curator. Triple is sedert 14 december 2001 ontbonden en verkeert in liquidatie.
1. Eisers vorderen - zakelijk weergegeven - dat de Bank zal worden veroordeeld om aan eisers te betalen ten titel van voorschot op de door eisers reeds geleden en nog te lijden schade, een voorschot op de schadevergoeding van € 10.000,00.
2. Eisers leggen aan deze vordering ten grondslag dat de Bank jegens de beleggers onrechtmatig heeft gehandeld door als professionele dienstverlener op het gebied van financiële diensten niet adequaat te handelen, waarbij de Bank met name wordt verweten dat zij niet tijdig bij de op grond van de Wet toezicht effectenverkeer (Wte) aangewezen toezichthoudende organen melding heeft gemaakt van het ontbreken van vergunningen op grond van de Wte bij WZH, Triple en MM en dat zij vanaf oktober 2000 de facto heeft meegewerkt aan het creëren van de randvoorwaarden waarin WZH, Triple en MM hun misdadige activiteiten konden ontplooien. In plaats van dit onheil te bezweren - zoals van de Bank op grond van de publiekrechtelijke effectenwetgeving ook werd verwacht - heeft de Bank meegewerkt aan het totstandkomen en het laten voortduren van de door WZH en Triple gepleegde misdrijven, aldus eisers.
3. De Bank voert gemotiveerd verweer, welk verweer hierna, voor zover nodig, wordt besproken.
De beoordeling van het geschil
1. Nu de Bank de ontvankelijkheid van Santema & Blonz nadrukkelijk niet ter discussie heeft gesteld en daarmee de rechtsgeldige overgang van het vorderingsrecht van [betrokkene] op de Stichting en op Santema & Blonz niet heeft bestreden, wordt van die rechtsgeldigheid uit gegaan.
2. Voor toewijzing van een geldvordering binnen het kader van een kort geding moet in ieder geval de voorwaarde zijn vervuld dat het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn. Dit is het geval als de vordering niet wordt bestreden of indien met voldoende mate van zekerheid is te verwachten dat de bodemrechter met verwerping van de gevoerde verweren de vordering zal toewijzen. Voorts moet uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist zijn en mag het risico van onmogelijkheid van terugbetaling - bij afweging van de belangen van partijen - niet aan toewijzing in de weg staan.
3. De Bank betwist dat zij onrechtmatig jegens de beleggers van Triple heeft gehandeld. De Bank stelt daartoe onder meer dat heeft te gelden dat het niet (primair) aan de Bank is toe te zien of haar cliënten beschikken over de voor hun bedrijfsuitoefening vereiste vergunningen; dat de financiële toezichthouders WZH en Triple in onderzoek hadden, zonder dat zij op dat moment - in ieder geval voordat de Bank de relatie met WZH en Triple had beëindigd - al tot een conclusie waren gekomen over de (on)rechtmatige handelwijze van WZH en Triple; dat ook indien Triple wel over de vereiste vergunning zou hebben beschikt de beleggers wellicht schade zouden hebben geleden.
Voorts stelt de Bank dat aan het intern onderzoeksrapport van de afdeling Crisismanagement en- Fraudebestrijding van de Bank van juli 2001 niet die betekenis toegekend kan worden die eisers daaraan willen toekennen, namelijk dat de juistheid van dat rapport door de Bank zou zijn erkend.
4. Vooropgesteld wordt dat:
- eisers niet betwisten dat de Bank geen enkele (contractuele) relatie met [betrokkene] heeft en dat de Bank [betrokkene] op geen enkele wijze heeft geadviseerd ten aanzien van de door hem jegens Triple aangegane financiële verplichtingen, hetgeen overigens ook geldt ten aanzien van de overige beleggers voor wie eisers optreden,
-de Bank voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet betrokken is geweest bij de werving, plaatsing en verkoop van het door WZH en Triple gevoerde product,
- dat aan het interne onderzoeksrapport van juli 2001 van de afdeling Crisismanagement en- Fraudebestrijding van de Bank niet die betekenis mag worden toegekend dat alle daarin voorkomende feiten en kwalificaties door de Bank worden erkend, nu de Bank voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ook voor eisers duidelijk moest zijn dat dit rapport de persoonlijke visie van de opsteller ervan bevat die niet door de Bank worden gedeeld.
5. Voorts wordt vooropgesteld dat de Bank voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de door WZH verzochte kredietaanvragen en het openstellen van een rekening voor Triple per januari 2001 heeft beoordeeld conform de geldende vaste maatstaven ten aanzien van kredietverstrekkingen door de Bank, waarbij de Bank de aanvraag toetst aan de beleidsregels die (in)direct betrekking hebben op de kredietwaardigheid van de aspirant kredietnemer. Dat de Bank daarbij had dienen na te gaan of WZH (FDS) en Triple beschikten over de voor hun bedrijfsuitoefening vereiste vergunningen op grond van de Stichting Toezicht Effectenverkeer (nu: Autoriteit Financiële Markten), vloeit niet voort uit enige wettelijke (publiekrechtelijke) bepaling en evenmin kan analoge toepassing van artikel 41 van de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999, wat eisers hebben betoogd, tot die conclusie leiden.
6. De Bank wordt met name verweten dat zij de toezichthoudende organen (DNB en STE) niet eerder heeft ingelicht over het in strijd met de Wte handelen van WZH en Triple. Dit is toegespitst op de wetenschap van de Bank vanaf september/oktober 2000 over de activiteiten van WZH en Triple. Of dit als onrechtmatig jegens klanten van WZH en Triple kan worden aangemerkt kan evenwel in het midden blijven. Het is immers onvoldoende aannemelijk dat indien de Bank in september/oktober 2000, toen Triple werd opgericht DNB en/de STE zou hebben ingelicht, dit zou hebben geleid tot het beëindigen van de activiteiten van WZH/Triple per maart 2001, de datum waarop [betrokkene] zijn inleg van fl. 50.000,00 via de Bank op de rekening van Triple heeft gestort. Immers, voldoende aannemelijk is dat de toezichthoudende organen die tijd (van oktober 2000 tot en met maart 2001) nodig gehad zouden hebben om hun onderzoek te volbrengen. Voorshands moet dus worden geoordeeld dat het causaal verband tussen dit gestelde onrechtmatige nalaten en de schade van eisers ontbreekt.
7. De andere stelling van eisers, dat de Bank vóór de uitkomsten van een onderzoek door DNB en/of de STE niet had mogen meewerken aan het doen van overboekingen op de rekening van Triple, wordt evenmin gevolgd. Doordat Triple bij de Bank een bankrekening heeft geopend was de Bank jegens Triple gehouden om eraan mee te werken dat de op de rekening van Triple overgemaakte bedragen op die rekening werden bijgeschreven. Vooralsnog hebben eisers onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan de Bank bevoegd, laat staan gehouden zou zijn geweest, om tot een zo vergaande maatregel als het weigeren de medewerking aan die bijschrijving te verlenen over te gaan, terwijl Triple haar verplichtingen jegens de Bank wel nakwam.
8. Bovenstaande leidt tot de beoordeling dat het bestaan en de omvang van de door eisers ingestelde vordering onvoldoende aannemelijk zijn geworden om in deze procedure te kunnen worden toegewezen.
9. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter hier nog het volgende. Onweersproken is gebleven dat de Stichting met de curator van WZH tot een vergelijk is gekomen en daarbij het overgrote deel van het nog resterende creditsaldo van WZH ten bedrage van fl. 492.656,71 heeft ontvangen en voorts dat de Stichting eerder dit jaar tot een vergelijk met Avero/Achmea is gekomen, in welk kader de Stichting eveneens een aanzienlijk bedrag heeft ontvangen. De Stichting wordt derhalve geacht over voldoende financiële middelen te beschikken om haar (relatief geringe) onverplichte bijdragen aan [betrokkene] te voldoen. Zou derhalve het bestaan en de omvang van de vordering door eisers voldoende aannemelijk zijn gemaakt, dan zou ook het ontbreken van spoedeisend belang bij die vordering nog een obstakel voor de toewijzing van die vordering zijn geweest.
10. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen eisers de kosten van deze procedure moeten dragen.
1. weigert de gevorderde voorziening,
2. veroordeelt eisers in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde bepaald op € 703,00 voor salaris en op € 241,00 voor verschotten,
Dit vonnis is gewezen door mr. H.Æ. Uniken Venema en in het openbaar uitgesproken door mr. J.D.A. den Tonkelaar in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.A. van Gemert op 12 november 2004.