ECLI:NL:RBARN:2004:AR5192

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
93546
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg koopovereenkomst kampeercentrum

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, betreft het een geschil over de uitleg van een koopovereenkomst met betrekking tot een kampeercentrum. De eiseres, Stichting Kampeercentrum Arnhem in liquidatie, heeft de gedaagden, Kemperberg Beheer B.V. en een natuurlijke persoon, aangesproken op hun verplichtingen uit de koopovereenkomst. De koopovereenkomst, die op 2 november 2000 door Kemperberg en op 22 november 2000 door de stichting is ondertekend, betreft de overdracht van een kampeercentrum aan de Kemperbergerweg 771 te Arnhem. De stichting vordert onder andere betaling van bedragen die volgens haar door Kemperberg en de gedaagde verschuldigd zijn op basis van de koopovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stichting de gedaagden heeft aangesproken voor bedragen die voortvloeien uit de verplichtingen die zijn overgenomen bij de koopovereenkomst, en dat de gedaagden verweer hebben gevoerd tegen deze vorderingen. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de koopovereenkomst in de door de stichting voorgestane zin moet worden uitgelegd, waarbij de gedaagden zijn opgedragen bewijs te leveren van hun stellingen. De zaak is vervolgens verwezen naar de sector kanton voor verdere behandeling van de vorderingen in reconventie. De rechtbank heeft ook overwogen dat de sector civiel niet bevoegd is om de vordering tot betaling van vakantiedagen en overwerkvergoeding te behandelen, aangezien deze vordering betrekking heeft op de arbeidsovereenkomst tussen de gedaagde en de stichting. De uitspraak is gedaan op 29 september 2004.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 93546 / HA ZA 02-1773
Datum uitspraak: 29 september 2004
Vonnis
in de zaak van
STICHTING KAMPEERCENTRUM ARNHEM in liquidatie,
gevestigd te Arnhem,
hierna te noemen: de stichting,
eiseres in conventie bij dagvaarding van 14 november 2002,
verweerster in reconventie,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. H.C.M. van Haastert,
beiden te Arnhem,
tegen
1. de besloten vennootschap KEMPERBERG BEHEER B.V.,
gevestigd te Arnhem,
hierna te noemen: Kemperberg,
gedaagde in conventie bij genoemde dagvaarding
2. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [gedaagde],
gedaagde in conventie bij genoemde dagvaarding,
eiser in reconventie,
procureur en advocaat mr. G. Janssen te Nijmegen.
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 5 augustus 2003 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit vonnis is een comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. De partijen zijn op de comparitie niet verenigd. Wel zijn zij toen overeengekomen om te trachten hun geschil in der minne te regelen door middel van verdere onderhandeling, en is de zaak om die reden doorverwezen naar de parkeerrol. Nadat in dat verband geen regeling werd bereikt zijn nog de volgende conclusies gewisseld:
? conclusie van repliek in conventie;
? conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, tevens houdende een vermindering van eis in reconventie;
? conclusie van dupliek in reconventie.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1.1 Kemperberg is op 27 oktober 2000 opgericht. Bestuurder van Kemperberg is de per gelijke datum opgerichte besloten vennootschap Hobe B.V., waarvan [gedaagde] en zijn echtgenote de bestuurders/aandeelhouders zijn.
De stichting is vanwege de gemeente opgericht. In artikel 18 van de statuten van de stichting staat dat voor het voeren van rechtsgedingen voorafgaande toestemming nodig is van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Arnhem. Bij besluit van de Raad van de gemeente Arnhem op 3 juni 2002 is de stichting opgeheven en zijn Burgemeester en Wethouders als vereffenaars aangewezen.
1.2 De stichting heeft als verkoper met Kemperberg een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot het kampeercentrum aan de Kemperbergerweg 771 te Arnhem. De overeenkomst is neergelegd in een schriftelijke ‘akte tot overdracht van een bedrijf’ die door Kemperberg is ondertekend op 2 november 2000 en door de stichting op 22 november 2000.
1.3 In de koopakte zijn o.a. de volgende bepalingen opgenomen:
1. De verkoop en koop, alsmede de (eigendoms)overdracht van deze onderneming geschiedt in de staat waarin de onderneming -en alles wat daartoe volgens de eerder genoemde bijlagen behoort- zich op 1 januari 2000 bevindt, met alle lusten en rechten en onder de verplichting van koper om op zich te nemen de tot de onderneming behorende lasten en verplichtingen, zoals die per genoemde datum volgens de specificatie in de bijlagen aan de verkoper toekomt.
2. Alle vanaf 1 januari 2000 verrichte handelingen op naam van -en/óf direct betreffende- het kampeercentrum (voor zover in de overname betrokken), worden geacht voor rekening en risico van koper te zijn verricht. Door verkoper zijn er geen handelingen verricht, respectievelijk verplichtingen aangegaan, die financiële consequenties hebben voor de bedrijfsvoering van het kampeercentrum en die koper niet bekend zijn. Voor zover zulks wel het geval is, blijven de gevolgen van deze handelingen/verbintenissen voor rekening en risico van verkoper.
3. De verkoop en koop geschiedt voor een koopsom ten belope van f 2.050.000,- (kosten koper), welke koopsom door koper aan verkoper zal worden voldaan per datum van overdracht te vermeerderen met wettelijke rente m.i.v. 1 juli 2000. [..]
4. Per datum van overdracht zullen de in de bijlage 2 genoemde arbeidsovereenkomsten onder dezelfde voorwaarden overgaan naar koper. Koper verklaart de rechten en verplichtingen, voortvloeiende uit in artikel 4 bedoelde arbeidsovereenkomsten over te nemen.
[..]
6. Verkoper vrijwaart koper ter zake van verplichtingen, voortvloeiende uit met verkoper bestaande overeenkomsten en aanspraken van derden anderszins, die niet in de over te dragen/nemen activa en passiva van het kampeercentrum zijn betrokken, alsmede ter zake van de verplichtingen, voortvloeiende uit in de artikel 4 bedoelde arbeidsovereenkomsten, voor zover die dateren van voor 1 januari 2000.
[..].
9. Deze overeenkomst wordt aangegaan onder de ontbindende voorwaarde dat er geen overeenstemming kan worden bereikt ter zake van het te vestigen erfpacht- en opstalrecht, waartoe tussen koper en de gemeente Arnhem een overeenkomst zal worden gesloten.
[..]
1.4 Aan de akte zijn twee bijlagen gehecht. Bijlage 1 betreft een lijst met roerende zaken en rechten met betrekking tot de camping, bijlage 2 een opsomming van diverse categorieën contractuele rechten en verplichtingen waaronder die van personeel. In die categorie zijn drie personen ([betrokkene], [betrokkene] en [betrokkene]) genoemd.
1.5 Op 24 oktober 2000 hebben de partijen met elkaar gesproken over het concept van de akte, welk concept op 24 augustus 2000 door de aan de zijde van de stichting bij de onderhandelingen betrokken gemeente Arnhem aan de raadsman van [gedaagde] was gezonden. De tekst van het concept komt nagenoeg overeen met die van de door de partijen ondertekende akte, behoudens -in essentie- een tweetal afwijkingen: in artikel 3 van het concept was opgenomen dat de koper over de koopsom geen rente is verschuldigd over de verstreken periode sedert 1 januari 2000 en de zinsnede in artikel 6 van de akte (betreffende de vrijwaring) luidende ‘alsmede ter zake van de verplichtingen, voortvloeiende uit de in artikel 4 bedoelde arbeidsovereenkomsten, voor zover die dateren van voor 1 januari 2000’, stond nog niet in het concept.
1.6 De raadsman van Kemperberg heeft een (ongedateerd) verslag opgesteld van de op 24 oktober 2000 gehouden bespreking. Daarin staat o.a.:
‘De heer [betrokkene] (aanwezig namens de gemeente Arnhem, Rb) heeft bezwaar tegen het bepaalde in art. 3 van de akte voor wat betreft de rentevrijstelling tot datum van overdracht. Dit zou niet zijn afgesproken. Er is destijds een rentevrijstelling tot de valutadatum 1 juli 2000 overeengekomen en hij wenst koper daaraan te houden. Namens Kemperberg Beheer B.V. wordt medegedeeld dat die afspraak moet worden gezien in het licht van de bedoeling van partijen om al in mei 2000 tot een akkoord te komen over de overdracht en de vestiging van het erfpacht- en opstalrecht, zodat een en ander uiterlijk 1 juli 2000 haar beslag zou krijgen. Nu dat door vertragingen aan de kant van de gemeente Arnhem niet is gelukt, ligt het in de rede en mocht Kemperberg Beheer B.V. er van uitgaan, dat er tot de datum van overdracht geen rente over de koopsom verschuldigd zou zijn. Immers, die rentevrijstelling diende ter compensatie van de ten gevolge van de vertraging door Kemperberg Beheer B.V. ondervonden nadeel. Bovendien zijn zowel de Stichting als de gemeente Arnhem en zijn adviseurs met de redactie van de bepaling akkoord gegaan. De heer [betrokkene] handhaaft zijn voorbehoud met betrekking tot deze bepaling.’
[..]
‘Ten aanzien van de arbeidsverhouding Stichting Camping Arnhem – de heer [gedaagde] wordt akkoord gegaan met een beëindiging per datum van overdracht.’
[..]
Met betrekking tot de bijlagen behorende bij de akte verduidelijkt mr. Janssen dat alle lusten/rechten, lasten/verplichtingen samenhangend/voortvloeiend uit de contracten/goederen zoals deze in de bijlagen zijn vermeld, per 1 januari 2000 geacht worden te zijn overgegaan van verkoper op koper. De bijlagen 1 en 2 worden -kort- doorgenomen en zijn geen aanleiding voor verdere op- en/of aanmerkingen.’
[..]
1.7 Op 2 februari 2001 is het kampeercentrum door de stichting overgedragen aan de Kemperberg. Tegelijkertijd heeft Kemperberg het recht van erfpacht verkregen op het terrein van het centrum.
1.8 [gedaagde] heeft van de stichting gedurende het jaar 2000 periodiek zijn salaris als beheerder ontvangen.
1.9 In de exploitatierekening van de stichting is over 1999 een netto-omzet (kampeergelden, verhuur e.d.) geboekt van f 1.014.536,- een som van kosten ad f 918.118,- (waaronder f 272.419,- voor lonen en salarissen), een bedrijfsresultaat van f 96.418,- en een exploitatieresultaat van f 3.437,-. Over 2000 is geen netto-omzet geboekt op de exploitatierekening van de stichting, wel een bedrag van f 942.061,- onder ‘overige opbrengsten’ zijnde de van Kemperberg ontvangen koopprijs ad f 2.050.000,- minus de op f 1.107.939,- gestelde boekwaarde per 1 januari 2000 van de materiële vaste activa.
Het geschil
2. In conventie vordert de stichting de hoofdelijke veroordeling van Kemperberg en [gedaagde] tot betaling aan haar van (a)
€ 58.080,- alsmede de veroordeling van Kemperberg tot betaling aan haar van (b) € 36.502,- en (c) € 12.119,-, alle bedragen vermeerderd met de wettelijke rente daarover gerekend vanaf 27 juni 2002.
Het onder (a) gevorderde bedrag betreft het in het jaar 2000 door de stichting aan [gedaagde] betaalde salaris, de vordering onder (b) is het saldo van de rekening-courant verhouding tussen de stichting en Kemperberg en de vordering onder (c) ten slotte de door de stichting aan de gemeente Arnhem betaalde huur vanaf 1 januari 2000 tot de datum dat de erfpachtakte werd verleden. Alle genoemde bedragen is Kemperberg verschuldigd op grond van de koopovereenkomst nu daaruit volgt dat Kemperberg met ingang van 1 januari 2000 alle lasten en verplichtingen betreffende het kampeercentrum heeft overgenomen, zo stelt de stichting.
[gedaagde] is daarnaast gehouden de vordering onder (a) te voldoen omdat met hem is afgesproken, hoewel hij geen werkzaamheden meer voor de stichting verrichtte, zijn dienstverband per 1 januari 2000 fictief te continueren. Op grond van die afspraak c.q. op grond van onverschuldigde betaling is [gedaagde] tot terugbetaling gehouden.
3. Kemperberg heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat komt er in de kern op neer dat de koopovereenkomst anders moet worden uitgelegd en wel zo dat daarin ten aanzien van de loonkosten van [gedaagde] en de huur een beperking is te lezen met betrekking tot de omvang van het verkochte en de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen. De vordering onder (b) ad € 36.502,- erkent Kemperberg. Dat bedrag wenst zij te verrekenen met hetgeen Kemperberg c.s. nog van de stichting te vorderen hebben.
[gedaagde] voert verweer tegen de mede tegen hem onder (a) ingestelde vordering. Hij betwist dat zijn dienstbetrekking met de stichting fictief is voortgezet en stelt tot en met 2 februari 2001 zijn taken te hebben moeten vervullen overeenkomstig het beleid van de stichting.
4. In reconventie vordert [gedaagde], na vermindering van zijn eis, betaling van een bedrag van € 57.538,93 vermeerderd met de wettelijke verhoging wegens vertraging als bedoeld in artikel 7:625 lid 1 BW alsmede de wettelijke rente gerekend vanaf een met ingang van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum.
De vordering ziet op een vergoeding voor niet genoten vakantiedagen en overwerk berekend vanaf 1995 alsmede onbetaald gebeleven salaris en vakantiegeld over de maand januari 2001. De stichting heeft tegen de vordering in reconventie gemotiveerd verweer gevoerd.
De beoordeling van het geschil
In conventie
5. Kemperberg en [gedaagde] hebben allereerst opgeworpen dat de stichting niet ontvankelijk is in haar vorderingen omdat zij heeft verzuimd in de dagvaarding tot uitdrukking te brengen dat het gaat om een stichting in liquidatie. Voorts zou een (voorafgaand) procesbesluit van Burgemeester en Wethouders nodig zijn (geweest), althans zou op grond van de statuten moeten blijken van voorafgaande goedkeuring van Burgemeester en Wethouders voor het voeren van deze procedure.
Deze verweren worden verworpen. Het in de dagvaarding ontbreken van de aan de naam van de stichting toe te voegen woorden ‘in liquidatie’ maakt de dagvaarding niet nietig. Een procesbesluit is evenmin nodig nu de gemeente Arnhem niet zelf als procespartij optreedt. Nog daargelaten dat de statutaire beperking van de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de stichting niet door Kemperberg kan worden ingeroepen, ligt voorts in het optreden van Burgemeester en Wethouders als vereffenaar van de stichting besloten dat goedkeuring is verleend.
6. De tegen Kemperberg onder (b) ingestelde vordering ad € 36.502,- is toewijsbaar nu zij deze heeft erkend en aan het beroep op verrekening wordt voorbij gegaan reeds omdat niets is gesteld omtrent een daarvoor vatbare tegenvordering van Kemperberg op de stichting. Waarom de in reconventie door [gedaagde] ingestelde vordering met het bedrag van € 36.502,- verrekend zou mogen worden heeft Kemperberg verder niet toegelicht.
7. Bij de beoordeling van de overige vorderingen gaat het, voor zover het Kemperberg betreft, om de uitleg van de tussen partijen gesloten schriftelijke overeenkomst.
Dat moet gebeuren naar de Haviltex-maatstaf die volgens de verduidelijkingsregels in het Fox-arrest (HR 20 februari 2004, RvdW 2004, 34) als grondslag heeft dat bij de uitleg van een schriftelijk contract telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Daaraan ligt aldus de Hoge Raad de gedachte ten grondslag dat die uitleg niet dient plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld, al zal die betekenis gelezen in de context van het geschrift als geheel in practisch opzicht vaak wel van groot belang zijn.
8. Kemperberg beroept zich op de tekst van de overeenkomst. Daarin is volgens haar op vijf plaatsen ter zake van essentiële onderdelen van de koop dezelfde beperking te lezen met betrekking tot de omvang van het verkochte en de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen. Die beperking zou de arbeidsovereenkomst van [gedaagde] en de huurovereenkomst van de stichting met de gemeente Arnhem betreffen, omdat deze posten niet voorkomen in de opsomming van door Kemperberg per genoemde datum over te nemen verplichtingen volgens de bijlagen van de koopovereenkomst.
Met Kemperberg oordeelt de rechtbank dat dit laatste inderdaad strikt grammaticaal het geval is: er staat wat er staat en een vermelding van de huurovereenkomst met de gemeente Arnhem en de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] komt daarin niet voor.
Dat dit tot gevolg heeft dat deze vanaf 1 januari 2000 doorlopende kosten niet voor rekening van Kemperberg zouden komen, wordt echter vanwege de strekking van de overeenkomst zoals die blijkt uit de gehele tekst ervan, niet aangenomen. Die ziet onmiskenbaar, zo blijkt uit artikel 1 van de overeenkomst, op een integrale economische overdracht van de camping per 1 januari 2000. Daarbij past het gegeven (zie onder 1.9) dat de opbrengst uit netto-omzet in het jaar 2000 niet meer naar de stichting is toegevloeid maar aan Kemperberg ten goede is gekomen. Aangenomen wordt verder dat Kemperberg die exploitatie feitelijk heeft kunnen laten bepalen door [gedaagde].
Bij deze omstandigheden past dat Kemperberg alle exploitatiekosten draagt, waaronder ook die van de huur en de loonkosten voor [gedaagde]. Dat mocht de stichting redelijkerwijs van Kemperberg verwachten en die uitleg mocht de stichting redelijkerwijs ook geven aan artikel 1 van de koopovereenkomst. Dat er geen aanleiding is geweest om in de specificatie van de bijlagen als over te nemen toekomstige last de hierboven bedoelde huur- en arbeidsovereenkomst op te nemen, is begrijpelijk tegen de door de stichting geschetste achtergrond: het gegeven dat Kemperberg de erfpacht in plaats van de huur zou verkrijgen en de wezenlijk andere positie van [gedaagde] als directeur/aandeelhouder van een besloten vennootschap die de bestuurder is van Kemperberg.
9. Nu geoordeeld wordt dat de koopovereenkomst in de door de stichting voorgestane zin moet worden uitgelegd is het aan Kemperberg om feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken ter ondersteuning van de door haar gegeven uitleg.
Daartoe heeft Kemperberg verwezen naar de bespreking van 24 oktober 2000 waarin voor de huur- en loonkosten een uitzondering zou zijn gemaakt. Daartoe zou toen zijn besloten teneinde Kemperberg tegemoet te komen en te compenseren voor schade wegens het opgetreden uitstel van de overdracht.
Anders dan Kemperberg kennelijk meent blijkt dit niet, of onvoldoende, uit het besprekingsverslag. Daarin staat slechts dat is onderhandeld over de ingangsdatum van de wettelijke rente over de koopsom vanwege door Kemperberg gesteld nadeel. Er staat (verderop) ook dat de arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde] en de stichting zal worden beëindigd per datum van overdracht, maar van enige verbinding tussen het een en het ander in de door Kemperberg aangegeven zin blijkt niet. Evenmin valt in het verslag te lezen dat de salariskosten van [gedaagde] voor rekening van de stichting zijn c.q. blijven. Kemperberg zal, nu het beschikbare bewijsmateriaal onvoldoende is om haar stellingen aannemelijk te doen zijn, tot tegenbewijs worden toegelaten.
10. De mede tegen [gedaagde] ingestelde vordering heeft uitsluitend betrekking op het aan hem na 1 januari 2000 doorbetaalde salaris. De stichting stelt dat een terugbetaling daarvan met [gedaagde] is overeengekomen en dat zij slechts bereid is geweest mee te werken aan een constructie om de IZA verzekering en het pensioen voor [gedaagde] nog enige tijd door te laten lopen. Nu [gedaagde] dit een en ander gemotiveerd heeft betwist zal de stichting tot bewijs van haar stelling worden toegelaten.
Reeds nu wordt overwogen dat er geen grond is om [gedaagde] (hoofdelijk) aansprakelijk te doen zijn voor terugbetaling van het aan hem betaalde salaris op de andere door de stichting genoemde grond, die van onverschuldigde betaling. In de eigen stellingen van de stichting ligt immers besloten dat zij willens en wetens het salaris aan [gedaagde] doorbetaalde hoewel hij geen werkzaamheden meer voor haar verrichtte.
11. In afwachting van de bewijslevering(en) zal iedere verdere beslissing worden aangehouden. Hoger beroep tegen dit vonnis is eerst mogelijk tegelijk met dat van het eindvonnis.
In reconventie
12. Ambtshalve wordt overwogen dat de sector civiel van de rechtbank niet bevoegd is om de vordering tot betaling van vakantiedagen, overwerkvergoeding en salaris te behandelen en beslissen. Die vordering betreft zonder meer de arbeidsovereenkomst die tussen [gedaagde] en de stichting heeft bestaan. Met de uitleg van de koopovereenkomst heeft die vordering ook niets te maken.
Ter verdere behandeling zal de zaak daarom worden verwezen naar de sector kanton van deze rechtbank te Arnhem. De beslissing over de proceskosten in reconventie moet aan de kantonrechter worden overgelaten.
De beslissing
De rechtbank
in conventie:
draagt Kemperberg op te bewijzen zij met de stichting is overeengekomen dat de door de stichting na 1 januari 2000 betaalde huur en het nadien aan [gedaagde] betaalde salaris voor rekening van de stichting blijven,
draagt de stichting op te bewijzen dat zij met [gedaagde] heeft afgesproken dat hij (náást Kemperberg) de vanaf 1 januari 2000 door hem ontvangen salarisbetalingen terugbetaalt,
bepaalt dat, voor zover Kemperberg en de stichting dit bewijs door middel van getuigen willen leveren, de getuigen door de rechtbank (mr. J.T.G. Roovers) gehoord zullen worden in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd (in beginsel op een maandag),
verwijst de zaak naar de tweede rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het opgeven van eventuele getuigen met hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden oktober tot en met december 2004, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
bepaalt dat het aan de hand van de gedane opgave(n) vastgestelde tijdstip in beginsel niet zal worden gewijzigd,
verwijst in dat geval de zaak naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken, voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van de bank, waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren, of voor bepaling datum vonnis,
bepaalt dat, voor zover partijen in verband met de getuigenverhoren zich nog van (schriftelijke) (bewijs)stukken willen bedienen, zij deze stukken uiterlijk twee weken tevoren in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toe zullen zenden,
verstaat dat hoger beroep van dit vonnis alleen mogelijk is tegelijk met dat van het eindvonnis,
houdt iedere verdere beslissing aan.
in reconventie:
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, naar de sector kanton van deze rechtbank te Arnhem ter verdere behandeling,
verstaat dat partijen aldaar voort kunnen procederen ter rolzitting van 15 november 2004,
verstaat dat partijen zich bij de behandeling van deze zaak in de sector kanton niet behoeven te laten vertegenwoordigen door een advocaat/procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.G. Roovers en uitgesproken in het openbaar op woensdag 29 september 2004.
De griffier: De rechter: