ECLI:NL:RBARN:2004:AR4372
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- D.J. Willemsen
- G.M. Roerink
- C.N. Dijkstra
- Rechtspraak.nl
Verzoek om gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van een erkend kind
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 30 juli 2004 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man over een kind dat reeds door hem was erkend. De vrouw, verzoekster, heeft het verzoek ingediend met als doel dat het kind de Nederlandse nationaliteit zou kunnen verkrijgen. De man, verweerder, heeft de Nederlandse nationaliteit en is sinds 1994 in Nederland. De vrouw is in 1999 met de man gehuwd in Somalië, een huwelijk dat in Nederland niet erkend wordt. Het kind is geboren in 2001 en de man heeft het kind op 24 juni 2003 erkend met toestemming van de vrouw.
De rechtbank heeft de feiten en de procedure in overweging genomen, waaronder de brieven van de bijzonder curator en de zitting van 23 juni 2004. De rechtbank overweegt dat de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap volgens de wet niet kan plaatsvinden als het kind al twee ouders heeft, wat in dit geval het geval is door de erkenning. De rechtbank wijst erop dat de erkenning reeds een afstammingsband tussen de man en het kind heeft gecreëerd, waardoor het verzoek om vaststelling van het vaderschap niet kan worden toegewezen.
De rechtbank concludeert dat er geen rechtens relevante grond is om het verzoek toe te wijzen, ook niet in het licht van de belangen van het kind en de verblijfsmogelijkheden van de vrouw en het kind in Nederland. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw af, met de overweging dat de wetgever bewust onderscheid heeft gemaakt tussen de rechtsgevolgen van erkenning vóór en na de geboorte van een kind. De beslissing is openbaar uitgesproken door de rechters D.J. Willemsen, G.M. Roerink en C.N. Dijkstra, met R. van den Berg als griffier.