ECLI:NL:RBARN:2004:AR3881

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
117193 en 117198
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag in kort geding met betrekking tot schadevergoeding na beschuldigingen van seksueel misbruik

In deze zaak, die op 22 september 2004 door de Rechtbank Arnhem is behandeld, hebben eisers, [eiseres] en [eiser], een kort geding aangespannen tegen gedaagden, waarbij zij de opheffing van conservatoir beslag op hun woning vorderden. Dit beslag was gelegd door gedaagden, die in verband met een strafzaak tegen [eiser] schadevergoeding vorderden voor materiële en immateriële schade, begroot op € 100.000,00 per gedaagde. De eisers stelden dat het beslag onrechtmatig was, zolang [eiser] niet schuldig was bevonden aan seksueel misbruik. Gedaagden voerden echter aan dat de beslagen rechtmatig waren gelegd en dat er geen summierlijke ondeugdelijkheid van hun schadevergoedingsvorderingen was aangetoond.

De rechtbank overwoog dat het aan eisers was om aannemelijk te maken dat de vorderingen van gedaagden ondeugdelijk waren. De rechtbank oordeelde dat de belangen van gedaagden om hun schadevergoedingsvorderingen te waarborgen zwaarder wogen dan het belang van eisers om hun woning te verkopen. De rechtbank concludeerde dat de beslagen niet opgeheven dienden te worden, omdat eisers niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun stelling dat de vorderingen van gedaagden ondeugdelijk waren.

Eisers werden bovendien veroordeeld in de proceskosten, die in beide zaken gezamenlijk werden begroot op € 703,00, met een kostenveroordeling van € 351,50 per zaak. De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar door mr. J.D.A. den Tonkelaar, in aanwezigheid van griffier mr. M.J. Daggenvoorde.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 117193 / KG ZA 04-558 en 117198 KG / ZA 04-560
Datum vonnis: 22 september 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak met nummer 117193 / KG ZA 04-558 van
1. [eiseres],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser],
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. M.K. Rack,
tegen
[gedaagde],
In haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon [belanghebbende],
wonende te [woonplaats]
procureur mr. A. van Bon-Moors;
en in de zaak met nummer 117198 / KG ZA 04-560 van
1. [eiseres],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser],
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. M.K. Rack,
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats],
procureur mr. A. van Bon-Moors.
Het verloop van de procedures
Eisers hebben ieder van gedaagden afzonderlijk ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden. Met instemming van partijen heeft de mondelinge behandeling van beide zaken gelijktijdig plaatsgehad. Eisers hebben gevorderd als weergegeven in de dagvaardingen. Gedaagden hebben doen concluderen tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De raadslieden van partijen hebben de zaak bepleit.
De raadsvrouw van gedaagden heeft daarbij producties in het geding gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
De vaststaande feiten
1. [gedaagde] en [belanghebbende] hebben ieder voor zich respectievelijk in maart 2004 en april 2004 bij de politie aangifte gedaan van -kort gezegd- sexueel misbruik door eiser sub 2 -hierna te noemen: [eiser]. In dat verband is [eiser] in april 2004 voorgeleid aan de Officier van Justitie te Arnhem.
2. Op respectievelijk 30 juli 2004 en 4 augustus 2004 heeft [gedaagde] voor zich en de moeder van [belanghebbende] -gedaagde [gedaagde]-
in haar genoemde hoedanigheid, met verlof van de voorzieningen-rechter conservatoir beslag doen leggen op de woning van [eiser] en diens echtgenote -eiseres sub 1- aan de [adres] te [woonplaats], ter verzekering van een vordering tot vergoeding van materiële en immateriële schade, voor ieder van gedaagden begroot
op € 100.000,00.
3. De schadevergoedingsvorderingen van gedaagden houden verband met de strafzaak tegen [eiser]. De behandeling van de strafzaak vindt plaats op 22 september 2004.
De vorderingen
1. Eisers vorderen opheffing van de door gedaagden op hun woning gelegde conservatoire beslagen. Kort weergegeven leggen eisers aan het gevorderde ten grondslag dat de beslagen onrechtmatig zijn zolang [eiser] niet schuldig bevonden is aan enigerlei vorm van sexueel misbruik van [belanghebbende] en [gedaagde].
2. Gedaagden voeren gemotiveerd verweer tegen het gevorderde, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.
De beoordeling van de beslissing in beide procedures
1. Met hun stelling dat de beslagen onrechtmatig zijn zolang in de strafzaak niet is bewezen dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan sexueel misbruik, gaan eisers voorbij aan de in artikel 700 Rv geboden mogelijkheid tot bewaring van gepretendeerde rechten. Gesteld noch gebleken is dat de beslagen niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 700 Rv zijn gelegd. Eisers hebben niet weersproken dat gedaagden tijdig in de zin van artikel 700 lid 3 Rv hun vorderingen tot vergoeding van de schade in de hoofdzaak hebben ingesteld. De enkele mededeling van de raadsman van eisers dat hij de desbetreffende dagvaardingen (nog) niet heeft gezien, doet daar niet aan af. Uitgangspunt is derhalve dat de beslagen rechtmatig zijn gelegd.
De vraag is nu of de beslagen gehandhaafd dienen te blijven.
2. Gelet op artikel 705 lid 2 Rv dienen de beslagen onder meer opgeheven te worden indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van de rechten van gedaagden blijkt, ter bewaring waarvan zij de beslagen hebben doen leggen, in dit geval hun rechten op schadevergoeding. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg van eisers ligt om met inachtneming van de beperkingen van de kort gedingprocedure, aannemelijk te maken dat de door gedaagden gepretendeerde schadevergoedingsvorderingen ondeugdelijk zijn. De beoordeling kan echter niet geschieden los van een afweging van de wederzijdse belangen.
3. Eisers stellen dat [eiser] zich niet schuldig heeft gemaakt aan sexueel misbruik, dan wel dat de aard en de ernst ervan niet dusdanig waren dat een schadevergoeding van € 100.000,00 aan ieder van gedaagden reëel is. Eisers hebben deze stelling evenwel in het geheel niet onderbouwd. Daartegenover zijn zijdens gedaagden processen-verbaal van de politie in het geding gebracht en zijdens [gedaagde] tevens een schaderapport en een brief van de aan de instelling voor geestelijke gezondheidszorg De Gelderse Roos verbonden maatschappelijk werker/systeemtherapeut van [gedaagde].
Hierop gelet is niet summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid van de schadevergoedingsvordering van [gedaagde]. Gelet op de in het geding gebrachte processen-verbaal is ook niet summierlijk van de ondeugdelijkheid gebleken van de schadevergoedingsvordering van [gedaagde].
4. Het hiervóór overwogene leidt ertoe dat de beslagen niet opgeheven dienen te worden. Een afweging van de wederzijdse belangen van partijen maakt dat niet anders. Het belang van gedaagden om hun schadevergoedingsvorderingen zeker te stellen dient zwaarder te wegen dan het belang van eisers om wegens financiële redenen hun woning te kunnen verkopen, te meer daar eisers in dit kort geding hun financiële positie in het geheel niet inzichtelijk hebben gemaakt.
5. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen eisers in beide procedures worden veroordeeld in de proceskosten. Nu beide zaken vergelijkbaar zijn ten opzichte van elkaar en de mondelinge behandeling gelijktijdig heeft plaatsgehad, zullen de kosten van de procureur van gedaagden in beide zaken gezamenlijk worden begroot op € 703,00, derhalve op € 351,50 in iedere zaak.
De beslissing
De voorzieningenrechter
in de zaak met nummer 117193 / KG ZA 04-558
weigert de gevorderde voorzieningen;
veroordeelt eisers in de kosten van dit kort geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 592,50 waarvan te betalen aan de griffier van deze rechtbank (op rekeningnr. 1923.25.752 ten name van arrondissement 553 Arnhem)
a. € 351,50 voor salaris procureur,
b. € 180,75 voor in debet gesteld griffierecht,
en het restant ad € 60,25 aan mr. Van Bon-Moors wegens het eigen aandeel in het griffierecht;
verklaart voor wat betreft de kostenveroordeling dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in de zaak met nummer 117198 / KG ZA 04-560
weigert de gevorderde voorzieningen;
veroordeelt eisers in de kosten van dit kort geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 592,50 waarvan te betalen aan de griffier van deze rechtbank (op rekeningnr. 1923.25.752 ten name van arrondissement 553 Arnhem)
c. € 351,50 voor salaris procureur,
d. € 180,75 voor in debet gesteld griffierecht,
en het restant ad € 60,25 aan mr. Van Bon-Moors wegens het eigen aandeel in het griffierecht;
verklaart voor wat betreft de kostenveroordeling dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde uitgesproken op 22 september 2004.