ECLI:NL:RBARN:2004:AR3877

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
109423
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in een geschil over vervoersaansprakelijkheid onder het CMR-verdrag

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem werd behandeld, ging het om een geschil tussen Van Maris Transport B.V. en verschillende gedaagden, waaronder Tiemex Logistics B.V., Aldi Culemborg B.V., Aldi Holding B.V., Aldi Inkoop B.V., Axthelm + Zufall GmbH & Co.KG en Medion AG. De zaak betrof een transportopdracht waarbij Van Maris de opdracht had gekregen om een partij computers van Duitsland naar Culemborg te vervoeren. Tijdens het transport werd de vrachtwagen met de computers gestolen, wat leidde tot een geschil over de aansprakelijkheid voor de schade die hierdoor was ontstaan.

Van Maris vorderde primair dat de rechtbank zou verklaren dat de gedaagden niet ontvankelijk zijn in hun eventuele schadevordering, subsidiair dat Van Maris niet aansprakelijk is voor de transportschade, en meer subsidiair dat de aansprakelijkheid beperkt is tot het bedrag van de CMR-beperking. De rechtbank moest zich eerst buigen over de vraag of zij bevoegd was om van het geschil kennis te nemen, gezien de internationale context van de zaak en de betrokkenheid van partijen die geen contractpartij waren bij de vervoerovereenkomst.

De rechtbank oordeelde dat het CMR-verdrag van toepassing was op de vervoerovereenkomst en dat Van Maris zich kon beroepen op de bepalingen van dit verdrag, ook jegens derden zoals Axthelm en Medion, die nauw betrokken waren bij de vervoerovereenkomst. De rechtbank verklaarde zich bevoegd om van de hoofdzaak kennis te nemen en wees de exceptie van onbevoegdheid van Axthelm en Medion af. De kosten van het incident werden aan hen opgelegd. De zaak werd vervolgens aangehouden voor verdere behandeling in de hoofdzaak.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 109423 / HA ZA 04-216
Datum vonnis: 22 september 2004
Vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN MARIS TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Asten,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaten mr. B.S. Janssen en mr. M.J. Hajdasinski te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TIEMEX LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Duiven,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster tot referte in het incident,
procureur mr. A.H.J. Cornelissen,
advocaat mr. G. Hoyng te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALDI CULEMBORG B.V., en
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALDI HOLDING B.V., en
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALDI INKOOP B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Culemborg,
gedaagden in de hoofdzaak,
procureur mr. E.A. van der Dussen,
advocaat mr. A. van der Schee te Utrecht,
5. de vennootschap naar buitenlands recht
AXTHELM + ZUFALL GMBH & CO.KG,
gevestigd te Nohra, Duitsland, en
6. de vennootschap naar buitenlands recht
MEDION AG
gevestigd te Essen, Duitsland,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
procureur mr. E.A. van der Dussen,
advocaat mr. J.C. van Zuethem te Rotterdam.
Eiseres in de hoofdzaak zal hierna met Van Maris worden aangeduid. Gedaagde sub 1 in de hoofdzaak zal ook met Tiemex worden aangeduid, gedaagden sub 2 tot en met sub 4 in de hoofdzaak zullen hierna tezamen met Aldi worden aangeduid. Gedaagde sub 5 in de hoofdzaak zal met Axthelm worden aangeduid, gedaagde sub 6 in de hoofdzaak zal met Medion worden aangeduid.
Het verloop van de procedure in de hoofdzaak en in het incident
Na het uitbrengen van de dagvaarding zijn de volgende processtukken gewisseld:
? een akte houdende overlegging producties van de zijde van Van Maris;
? een incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid voor alle weren, van de zijde van Axthelm en Medion;
? een akte tot referte in het bevoegdheidsincident, van de zijde van Tiemex;
? een conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident, van de zijde van Van Maris.
Ten slotte is vonnis in het incident bepaald.
1. De vaststaande feiten in de hoofdzaak en in het incident
1.1 Bij transportopdracht van 15 januari 2004 heeft Tiemex aan Van Maris opdracht gegeven tot het vervoeren over de weg van een partij computers, afkomstig van Medion. De computers dienden vanuit Duitsland te worden afgeleverd bij Aldi te Culemborg. Voor het vervoer is op 16 januari 2004 een CMR-vrachtbrief afgegeven met nummer NL 594634.
1.2 Op 16 januari 2004 heeft Van Maris de computers bij de vestiging van Axthelm in Leusingen, Duitsland, geladen. Daarna heeft Van Maris de vrachtwagen geparkeerd op haar bedrijfsterrein in Helmond, met als doel om op maandag 19 januari 2004 de lading bij Aldi in Culemborg te lossen.
1.3 Op of omstreeks 18 januari 2004 werd geconstateerd dat de vrachtwagen niet meer op het bedrijfsterrein aanwezig was. Op 19 januari 2004 heeft Van Maris een expertisebureau opdracht gegeven tot het doen van onderzoek naar de (vermeende) diefstal van de computers.
2. Het geschil in de hoofdzaak en in het incident
2.1 In de hoofdzaak heeft Van Maris primair gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht geeft dat de gedaagden – kort gezegd – in een eventuele schadevordering jegens Van Maris niet ontvankelijk zijn,
subsidiair dat Van Maris jegens de gedaagden niet aansprakelijk is voor de transportschade met betrekking tot de in de dagvaarding genoemde zending,
meer subsidiair dat Van Maris niet verder aansprakelijk is jegens de gedaagden dan tot het bedrag van de CMR-beperking ex artikel 23 CMR,
alles met veroordeling van de gedaagden in de kosten van de procedure.
2.2 Axthelm en Medion hebben voor alle weren aangevoerd dat de rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren voor zover de vordering op hen betrekking heeft. Daartoe voeren zij aan dat ze geen partij zijn bij de vervoerovereenkomst tussen Tiemex en Van Maris. Naar hun mening kan de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter dus niet worden gebaseerd op het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (hierna: het CMR-verdrag), in het bijzonder niet op artikel 31 lid 1 sub b daarvan. De vraag naar de bevoegdheid van de Nederlandse rechter moet worden beantwoord aan de hand van de EG-verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de EEX-verordening). Op basis van artikel 2 van de EEX-verordening komt de Duitse rechter bevoegdheid toe, aldus Axthelm en Medion.
2.3 Van Maris heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de incidentele vordering van Axthelm en Medion.
3 De beoordeling van het geschil in het incident
3.1 Voor beantwoording van de vraag of de Nederlandse rechter, en in het bijzonder deze rechtbank, bevoegd is om van het onderhavig geschil in de hoofdzaak kennis te nemen, moet eerst worden vastgesteld of het CMR-verdrag, materieel en formeel, van toepassing is op de onderhavige vervoerovereenkomst.
3.2 Het toepassingsgebied volgt uit het eerste artikel van het CMR-Verdrag. De rechtbank stelt, op basis van hetgeen de partijen naar voren hebben gebracht, vast dat sprake is van een overeenkomst, anders dan om niet, voor vervoer van goederen over de weg, waarbij de plaats van inontvangstneming van de goederen (Leusingen, Duitsland) en de plaats van aflevering (Culemborg) zijn gelegen in twee verschillende landen. Beide landen zijn, in dit geval, partij bij het CMR-verdrag. Het CMR-Verdrag is van toepassing op de vervoerovereenkomst.
3.3 Alvorens echter toe te komen aan de vraag of de rechtbank, ingevolge artikel 31 van het CMR-Verdrag, bevoegd is om van de vordering van Van Maris jegens Axthelm en Medion kennis te nemen, moet eerst worden vastgesteld of Van Maris zich ook kan beroepen op het CMR-Verdrag, indien zij haar vordering instelt tegen derden, die geen partij zijn bij de vervoerovereenkomst. Uit de stellingen van partijen leidt de rechtbank immers af dat zij het erover eens zijn dat Axthelm en Medion geen contractpartij zijn, nu Van Maris de vervoerder is en Tiemex de afzender. Van dit uitgangspunt zal de rechtbank dan ook uitgaan.
3.4 In artikel 28 lid 1 van het CMR-Verdrag wordt aan de vervoerder, bij onder meer verlies (waaronder ook diefstal moet worden begrepen) van de lading, de bevoegdheid gegeven zich ook bij buitencontractuele vorderingen te beroepen op de bepalingen van het CMR-Verdrag. Dit is ook het geval indien, zoals in deze procedure, de vervoerder zelf als eisende partij optreedt tegen derden, niet-contractpartijen. De rechtbank is wel van oordeel dat artikel 28 lid 1 beperkt moet worden uitgelegd, en dat het alleen van toepassing is op vorderingen van en tegen derden die zeer nauw bij de vervoerovereenkomst zijn betrokken.
Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit laatste zowel ten aanzien van Medion als ten aanzien van Axthelm. Gezien de feitelijke werkzaamheden van Axthelm is deze onderneming te beschouwen als expediteur. Medion is, zo blijkt uit de gedingstukken, opdrachtgeefster van Axthelm. Er moet van worden uitgegaan dat deze partijen, gezien hun betrokkenheid bij de vervoerovereenkomst, tot de bovengenoemde kring van nauw bij de vervoerovereenkomst betrokken derden behoren. Zou Van Maris zich tegenover hen níet kunnen beroepen op de aansprakelijkheidsbeperkende werking van het CMR-Verdrag, dan zou het effect daarvan aanzienlijk worden verminderd, terwijl het doel van de beperking van vervoerdersaansprakelijkheid (zoals onder meer neergelegd in het CMR-Verdrag) juist is dat aan het vervoer verbonden risico’s overzichtelijk en verzekerbaar blijven. Dit is voor nauw bij de overeenkomst betrokken derden, zoals Medion en Axthelm, algemeen bekend. Door het beroep dat Van Maris thans doet op de bepalingen van het CMR die haar aansprakelijkheid uitsluiten, worden Axthelm en Medion naar het oordeel van de rechtbank niet op ontoelaatbare wijze in hun rechten beperkt.
3.5 Nu is vastgesteld dat het CMR-Verdrag van toepassing is op de verhouding tussen Van Maris enerzijds, en Medion en Axthelm anderzijds, moet ten slotte worden vastgesteld welke rechter bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen. Nu onweersproken is gesteld dat de beoogde plaats van inontvangstneming van de lading computers Culemborg is, acht de rechtbank zich, op grond van artikel 31 lid 1 sub b van het CMR-Verdrag, en voorts met verwijzing naar artikel 71 van de EEX-Verordening, bevoegd.
3.6 De rechtbank zal de opgeworpen exceptie verwerpen. Axthelm en Medion zullen, als de in het ongelijk gestelde partijen, worden veroordeeld in de kosten van het incident.
4. In de hoofdzaak
4.1 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank
in het incident
1. verklaart zich bevoegd van de hoofdzaak kennis te nemen,
2. veroordeelt Axthelm en Medio in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van Maris bepaald op € 390,-- wegens salaris van de procureur,
3. verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4. verwijst de zaak naar de zesde rolzitting na de datum waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van conclusies van antwoord in de hoofdzaak aan de zijde van gedaagden,
5. houdt iedere verdere beslissing aan,
in de hoofdzaak en in het incident
6. verstaat dat hoger beroep van dit vonnis alleen mogelijk is tegelijk met dat van het eindvonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en uitgesproken in het openbaar op 22 september 2004.
de griffier de rechter