ECLI:NL:RBARN:2004:AR3849

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
115785
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de voorzieningenrechter in kort geding bij verkoop van een gemeenschappelijk goed

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Arnhem op 14 september 2004 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee ex-echtelieden, waarbij de man vorderde dat de vrouw haar medewerking zou verlenen aan de verkoop van hun voormalig echtelijke woning. De man had de woning laten taxeren en een koopovereenkomst overgelegd met een derde partij die bereid was een bedrag van € 232.500,- te betalen. De vrouw stelde echter dat zij de woning voor € 260.000,- aan een andere derde partij kon verkopen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw niet onredelijk weigerde mee te werken aan de verkoop, maar dat er gewichtige redenen waren om de vordering van de man toe te wijzen. De voorzieningenrechter bepaalde dat de vrouw moest meewerken aan de verkoop van de woning aan de man voor een bedrag van € 260.000,-, met de voorwaarde dat de man bij een eventuele doorverkoop binnen 12 maanden tegen een hogere prijs de helft van de meeropbrengst aan de vrouw zou betalen. De uitspraak zou in de plaats treden van de notariële akte indien de vrouw niet binnen vijf dagen na betekening van het vonnis haar medewerking verleende. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 115785 / KG ZA 04-479
Datum vonnis: 14 september 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 22 juli 2004,
procureur en advocaat mr. drs. J.L. Zegelink,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats], Aruba
gedaagde,
procureur en advocaat mr. Kilic-Sahin.
Het verloop van de procedure
Eiser - hierna te noemen: de man - heeft gedaagde - hierna te noemen: de vrouw - ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. De vrouw heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. Partijen hebben de zaak bepleit en nader toegelicht. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
De vaststaande feiten
1. Partijen zijn ex-echtelieden. De echtscheiding is door deze rechtbank uitgesproken op 18 september 2003 en ingeschreven bij de burgerlijke stand op 13 januari 2004. Bij het uiteengaan zijn partijen overeengekomen dat de vrouw na voormelde inschrijving van de echtscheiding gedurende maximaal zes maanden in de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats] mocht blijven wonen, derhalve tot 15 juli 2004 en dat de woning daarna zou worden verkocht. In februari 2004 is de vrouw vertrokken naar Aruba. Inmiddels staat de woning leeg.
2. De man heeft de woning in verband met de verkoop daarvan in
het voorjaar van 2004 laten taxeren door Bieze makelaars, waarbij de minimale verkoopprijs op € 275.000,- werd gesteld. Op 19 juli 2004 heeft de man de woning nogmaals laten taxeren, dit maal door makelaarskantoor Dingemans & Deen te Arnhem. De onderhandse verkoopwaarde werd toen bepaald op € 225.000,-.
3. De man heeft een koopovereenkomst met de heer [betrokkene]
overgelegd, waaruit blijkt dat deze bereid is € 232.500,- voor de woning te betalen, onder zekerheidsstelling van een bankgarantie. Namens de vrouw is een koopovereenkomst met de heer [betrokkene] overgelegd, waaruit blijkt dat laatstgenoemde bereid is € 260.000,- voor de woning te betalen.
4. Vergelijkbare woningen worden op de website van Bieze
makelaars te koop aangeboden voor een vraagprijs tussen € 328.500,- en € 339.000,-.
5. Ter terechtzitting van 31 augustus 2004 is de vrouw een termijn gegund van 2 dagen om een bankgarantie namens de heer [betrokkene] over te leggen.
6. Bij schrijven van 2 september 2004 heeft de man aangegeven de woning zelf te willen overnemen voor een bedrag van € 260.000,-, waarbij hij de vrouw wenst uit te kopen tegen betaling van € 72.000,-.
De vorderingen
1. De man vordert bij dagvaarding dat de vrouw, bij vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, veroordeeld wordt om haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de voormalige echtelijke koopwoning aan de [adres] te [woonplaats], alsmede dat het de man toegestaan is om deze woning, voor zover die nog niet is ontruimd door de vrouw, te laten ontruimen en reinigen, de aanwezige boedel elders te laten opslaan en de tuin te laten onderhouden zolang de woning nog niet is verkocht, één en ander op kosten van de vrouw, alsmede dat het de man is toegestaan de woning zonder nader overleg met de vrouw te verkopen tegen een minimale verkoopprijs van € 220.000,- kosten koper, alsmede dat de uitspraak in dit kort geding in de plaats treedt van de te verlijden notariële transportakte en dat de inschrijving in de openbare registers kan geschieden indien een termijn van 5 dagen is verstreken na de betekening van de uitspraak aan de vrouw. Daarbij vordert de man veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
2. De man legt aan het gevorderde ten grondslag dat de vrouw weigert haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de voormalig echtelijke woning. De man heeft daartoe bij dagvaarding gesteld dat de vrouw ten onrechte niet instemt met verkoop van de woning aan de heer [betrokkene], hoewel laatstgenoemde bereid is een koopprijs te betalen die boven de door makelaar Dingemans opgegeven onderhandse verkoopwaarde van € 225.000,- ligt en hij bovendien een bankgarantie heeft verstrekt.
Bij schrijven van 2 september 2004 heeft de man aangegeven dat hij de woning inmiddels zelf wenst over te nemen, voor € 260.000,-.
3. Namens de vrouw is verweer gevoerd tegen het gevorderde, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.
De motivering van de beslissing
1. Vooropgesteld wordt het volgende. De voorzieningenrechter is bevoegd om in kort geding op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW te bepalen dat zijn uitspraak in de plaats zal treden van een (deel van een) akte als bedoeld in die bepaling. Dat heeft evenzeer betrekking op het in artikel 3:174 lid 1 BW geregelde geval dat een machtiging wordt verleend tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed (HR 21 juni 2002, NJ 2002, 420). Dat dient een praktisch belang in gevallen met spoedeisende omstandigheden waarin aannemelijk is dat een machtiging op grond van artikel 3:174 BW zou zijn verleend indien daarom was verzocht. Daarvoor is nodig dat sprake is van gewichtige redenen.
3. In deze zaak zijn de partijen het eens over het feit dat de woning
tegen een zo hoog mogelijke prijs moet worden verkocht. Niet is gebleken van onwil van de vrouw om mee te werken aan verkoop van de woning als zodanig. Aanvankelijk heeft de man de prijs ad
€ 232.500,- die de heer [betrokkene] bereid is te betalen gepresenteerd als een marktconforme prijs, in elk geval liggend boven de meest recentelijk in zijn opdracht door makelaarskantoor Dingemans & Deen op € 225.000,- getaxeerde onderhandse verkoopwaarde. De vrouw heeft zich daartegen verzet, stellende dat zij de woning aan een derde zou kunnen verkopen voor € 260.000,-. Toen vervolgens om die reden ter terechtzitting van 31 augustus 2004 de zaak is aangehouden om de vrouw in de gelegenheid te stellen zorg te dragen voor een bankgarantie van deze derde partij, heeft de zaak een verrassende wending genomen met het bericht van de man dat hij bereid is de vrouw uit te kopen op basis van dezelfde verkoopprijs. Daartoe verklaart de man in staat te worden gesteld door een ‘maecenas’ die aan hem € 72.000,- ter beschikking zal stellen.
De vrouw heeft aangegeven hiermee niet te kunnen instemmen, omdat zij vermoedt dat de man vervolgens de woning direct zal doorverkopen aan een derde tegen een hogere prijs, waardoor zij gedupeerd wordt.
3. De voorzieningenrechter verstaat het bericht van de man zo dat hij thans toedeling van de woning aan hem wenst. Deze oplossing van de man heeft zeker de charme van de eenvoud. Hij heeft daarbij ook voldoende spoedeisend belang nu de woning al enige tijd leeg staat en niet is te verwachten dat er op korte termijn overeenstemming tussen partijen wordt bereikt, terwijl de man zoals hij het omschrijft ‘verder wil met zijn leven’. In redelijkheid kan tegen de oplossing van de man door de vrouw ook niets worden ingebracht waar zij immers zelf, nog maar kort geleden, een kandidaat-koper heeft voorgesteld die bereid zou zijn geweest de woning voor hetzelfde bedrag te kopen dat de man nu bereid is te betalen. Niet valt in te zien waarom de woning wel aan een derde, maar niet aan de man zou kunnen worden verkocht voor dit bedrag.
4. Hoewel de vrouw het vermoeden dat de man de woning direct door zal verkopen voor een hogere prijs op geen enkele wijze heeft onderbouwd en een verkoopprijs van € 260.000,- verder ook niet onredelijk voorkomt, gelet op de voorliggende taxatierapporten, geeft het grillige verloop van het aan de zijde van de man ingenomen standpunt niettemin aanleiding beperkingen aan te brengen op toewijzing van de vordering voor zover die het verlenen van medewerking door de vrouw aan de verkoop en levering betreft waarbij dit vonnis zo nodig in de plaats zal treden van de te verlijden notariële akte.
In de eerste plaats zal de gevorderde medewerking worden toegesneden op wat de man -inmiddels- wenst: verkoop en levering aan hem. De aanvankelijk in algemene termen gevorderde medewerking tot verkoop aan derden valt daar niet onder. Verder zal aan de veroordeling de voorwaarde worden verbonden dat de man, indien hij de woning binnen een termijn van 12 maanden aan een derde partij (door)verkoopt tegen een hogere prijs dan € 267.000,-, gehouden is de helft van deze meeropbrengst aan de vrouw te betalen. Deze termijn zal ingaan vanaf de levering van de woning aan de man.
5. Nu de man heeft aangegeven dat hij de woning zelf wenst te kopen is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen aanleiding om de vordering toe te wijzen met betrekking tot het op kosten van de vrouw ontruimen en reinigen van de woning, het opslaan van de nog aanwezige boedel en het onderhoud van de tuin. Voor zover de man in de gegeven omstandigheden nog kosten op dit gebied zal maken, dienen deze voor zijn rekening te blijven.
6. Omdat partijen ex-echtelieden zijn zullen de kosten van dit kort geding worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
De beslissing
De voorzieningenrechter
veroordeelt de vrouw tot het verlenen van medewerking aan de verkoop en levering aan de man van de voormalig echtelijke woning, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres], voor een bedrag van € 260.000,- (zegge: tweehonderd zestigduizend euro), zulks onder de voorwaarde dat de man bij (door)verkoop van de woning binnen een periode van 12 (twaalf) maanden gerekend vanaf de levering tegen een hogere prijs dan € 267.000,- aan de vrouw de helft van deze meeropbrengst zal betalen;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de tot levering van bedoelde onroerende zaak bestemde akte of deel daarvan, indien de vrouw weigert binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis voormelde medewerking te verlenen;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
weigert het anders of meer gevorderde;
compenseert de kosten van deze procedure, met dien verstande dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.G. Roovers en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.C. Verra uitgesproken op 14 september 2004.