ECLI:NL:RBARN:2004:AR3846

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
116301
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van straat- en contactverbod in kort geding na eerdere bedreigingen

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met het verzoek om een verbod op te leggen voor de man om zich binnen een straal van 300 meter van haar woning te bevinden en om contact met haar en hun minderjarige kinderen te vermijden. De vrouw baseert haar vordering op eerdere incidenten waarbij zij zich bedreigd voelde door de man, waaronder een voorval op 16 april 2004 waarbij de man haar met de auto zou hebben achtervolgd en bedreigd. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor deze bedreigingen en dat de vrouw sinds september 2003 geen last meer heeft gehad van de man. De voorzieningenrechter oordeelt dat de angst van de vrouw voornamelijk is gebaseerd op incidenten uit het verleden en dat er geen noodzaak is om de eerder opgelegde maatregelen te verlengen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de vrouw af, omdat er geen actuele bedreiging is vastgesteld en de gevorderde maatregelen een onevenredige inbreuk op de bewegingsvrijheid van de man zouden vormen. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 116301 / KG ZA 04-504
Datum vonnis: 14 september 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres bij dagvaarding van 30 juli 2004,
advocaat en procureur mr. P.A. aan de Kerk,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat en procureur mr. J.J. van Vliet.
Het verloop van de procedure
Eiseres - hierna te noemen: de vrouw - heeft gedaagde - hierna te noemen: de man - ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. Voorafgaand aan de zitting heeft de advocaat van de man nog een verweerschrift en enkele producties toegezonden. De man heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. Partijen hebben de zaak bepleit en nader toegelicht. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
De vaststaande feiten
1. Partijen hebben vanaf medio 1996 tot mei 2003 een relatie gehad. De vrouw woont met de minderjarige kinderen van partijen aan de [adres] te [woonplaats]. De man woont eveneens te [woonplaats], aan de [adres].
2. Bij vonnis van 26 juni 2003, welk vonnis is gecorrigeerd op 27 augustus 2003, heeft de Voorzieningenrechter in deze rechtbank de man verboden om zich voor de duur van één jaar op te houden in de woonomgeving van de vrouw. Het vonnis is op 4 september 2003 aan de man betekend en de voorziening liep tot 4 september 2004.
De man is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan.
3. Het Gerechtshof te Arnhem heeft in haar arrest van 9 maart 2004 het vonnis van de Voorzieningenrechter bekrachtigd, met dien verstande dat het gebied waarbinnen de man zich gedurende één jaar niet mocht begeven is beperkt tot een straal van 300 meter rond het huis van de vrouw aan de [adres] te [woonplaats].
4. De vrouw heeft op 26 april 2004 bij de politie Regio Gelderland-Zuid/Nijmegen aangifte gedaan van bedreiging door de man op 16 april 2004. Het proces-verbaal daarvan is overgelegd.
De vorderingen
1. De vrouw vordert een verbod voor de man, bij vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, om zich te op te houden binnen een straal van 300 meter van de woning van de vrouw aan de
[adres] te [woonplaats] en om op welke wijze dan ook contact te zoeken of in contact te treden met de vrouw en de minderjarige kinderen, één en ander op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 250,00 per keer, voor iedere keer dat de man voornoemde verboden schendt. Daarbij vordert de vrouw veroordeling van de man in de proceskosten.
2. De vrouw legt aan het gevorderde ten grondslag dat de man onrechtmatig handelt en een ‘terreurcampagne’ voert jegens haar.
Zij stelt dat de man haar nog steeds bedreigt en dat de situatie ten opzichte van een jaar geleden nog niet is gewijzigd. De vrouw stelt hiertoe dat de man haar op 16 april 2004 met de auto heeft achtervolgd en heeft bedreigd door “snijbewegingen” bij de keel te maken. De vrouw wijst in dit verband tevens op de verklaring die hierover is afgelegd door haar vriendin, mevrouw [betrokk[betrokkene] (productie 6 bij dagvaarding). De vrouw stelt nog steeds het gevoel te hebben dat zij voor haar eigen leven en het leven van haar kinderen moet vrezen en dat haar kinderen ernstig lijden onder de situatie.
3. De man voert verweer tegen het gevorderde en ontkent dat hij de vrouw zou hebben achtervolgd met de auto en haar zou hebben bedreigd. De man wijst in dit verband op een verklaring die zijn huidige vriendin, mevrouw [betrokkene], heeft afgelegd tegenover de politie (productie 2 bij het verweerschrift). De man geeft voorts aan dat hij bang is dat de vrouw de eventuele verlenging van het straat- en contactverbod tegen hem zal gebruiken in de tussen partijen lopende procedure over de omgangsregeling.
De motivering van de beslissing
1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet duidelijk is wat er
precies is gebeurd op 16 april 2004. De man ontkent dit voorval stellig en ook de verklaringen van mevrouw [betrokkene] en mevrouw [betrokkene] brengen geen duidelijkheid, nu deze verklaringen recht tegenover elkaar staan en beide getuigen bovendien een nauwe band hebben met respectievelijk de vrouw en de man. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat derhalve niet vast dat er op genoemde datum een bedreiging heeft plaatsgevonden door de man. Daar komt bij dat de man ter terechtzitting een bericht heeft overgelegd van de politie waaruit blijkt dat de aangifte is geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Een kopie van dit bericht wordt als bijlage bij dit vonnis aan partijen gezonden. Dat de vrouw mogelijk voornemens is een klaagschrift tegen de niet verdere vervolging in te dienen, doet aan het bovenstaande niet af.
2. Uit de aangifte die de vrouw op 26 april 2004 heeft gedaan blijkt voorts dat zij sinds september 2003 geen last meer had van de man. De vrouw heeft dit ter terechtzitting bevestigd.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat nu de vrouw, behoudens het betwistte incident van 16 april 2004, geen concrete voorbeelden van bedreigingen door de man heeft genoemd, er geen reden is het straat- en contactverbod te verlengen voor nog een jaar. Van een ‘terreurcampagne’ is immers niet gebleken. Duidelijk is dat partijen nog onenigheid hebben over de verdeling van goederen, maar dat de man in de ogen van de vrouw ten onrechte bepaalde rechten ‘claimt’ wijst nog niet op een concreet gevaar voor de vrouw of de kinderen. Hiervan heeft de vrouw geen voorbeelden genoemd. De vrouw beschuldigt de man er wel van dat hij accuzuur over de auto van haar nieuwe partner zou hebben gegoten, maar gelet op de gemotiveerde betwisting door de man en het gebrek aan bewijs, kan ook uit deze stelling van de vrouw geen concrete bedreiging door de man worden vastgesteld.
3. Duidelijk is wel dat de vrouw nog steeds bang is voor de man. Het moet er echter voor worden gehouden dat dit is gestoeld op incidenten uit het verleden, nu niet vast staat dat zij het afgelopen jaar nog is lastig gevallen of bedreigd door de man.
De voorzieningenrechter is gelet op het vorenstaande van oordeel dat er geen noodzaak is om de vergaande maatregelen, die destijds zijn genomen om rust en orde te scheppen, te verlengen. Hierbij is tevens van belang dat beide partijen inmiddels een nieuwe partner hebben en dat de man heeft aangegeven dat het hem slechts te doen is om het contact met zijn kinderen en niet om contact met de vrouw. Een en ander zal in een omgangsregeling nader moeten worden vastgelegd.
4. De gevorderde voorzieningen worden niet toegewezen, nu niet is gebleken dat er nog steeds sprake is van gevaar voor de vrouw of de kinderen en de gevorderde voorzieningen alsdan een onevenredig zware inbreuk zouden maken op het grondrecht van de man om zich vrij te kunnen bewegen.
5. De voorzieningenrechter wil niet onvermeld laten dat deze beslissing vanzelfsprekend geen vrijbrief oplevert voor de man om de situatie van rust in de betrekking met de vrouw en de kinderen, waarvan wordt aangenomen dat deze sedert september 2003 bestaat, te doorbreken. In het bijzonder zal de man waar het gaat om het door hem gewenste contact met de kinderen, de beslissing over de omgangsregeling moeten afwachten en zal hij zich daarnaar hebben te gedragen indien die beslissing negatief voor hem zou uitpakken.
6. Gelet op de voormalige relatie tussen partijen, zullen de kosten van dit kort geding worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
De beslissing
De voorzieningenrechter
weigert de gevorderde voorzieningen;
compenseert de kosten van deze procedure, met dien verstande dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.G. Roovers en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.C. Verra uitgesproken op 14 september 2004.