ECLI:NL:RBARN:2004:AR3526

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
112301
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kostenveroordeling in kort geding tussen Fruithandel W.W. Hendriks V.O.F. en P.E. Lease B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem werd behandeld, ging het om een kort geding tussen de vennootschap onder firma Fruithandel W.W. Hendriks V.O.F. en de besloten vennootschap P.E. Lease B.V. De procedure werd opgestart door Hendriks, die vorderde dat P.E. Lease zou worden veroordeeld tot het staken van maatregelen die zouden kunnen leiden tot het verlies van roerende zaken, waaronder vrachtwagens. De aanleiding voor het kort geding was een vermeende dreiging van P.E. Lease om de vrachtwagens terug te halen vanwege een achterstand in de betaling van leasetermijnen. Tijdens de behandeling van de zaak op 21 april 2004 werd duidelijk dat Hendriks de openstaande leasetermijn inmiddels had voldaan, waardoor de dreiging niet langer aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat Hendriks het kort geding had kunnen intrekken of om aanhouding had kunnen verzoeken, maar dit niet had gedaan. Hierdoor waren de kosten van de procedure voor rekening van Hendriks, aangezien de dreiging die aan de vordering ten grondslag lag, niet meer bestond. De voorzieningenrechter besloot daarom Hendriks te veroordelen in de kosten van de procedure, die door P.E. Lease waren gemaakt. De uitspraak werd gedaan op 28 september 2004, waarbij de voorzieningenrechter de gevorderde voorziening weigerde en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaarde.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 112301 / KG ZA 04-246
Datum vonnis: 28 september 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
de vennootschap onder firma
FRUITHANDEL W.W. HENDRIKS V.O.F.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres bij dagvaarding van 19 april 2004,
advocaat en procureur mr. C.W. Reintjes,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
P.E. LEASE B.V.,
kantoorhoudende te Huissen,
gedaagde,
procureur mr. J.M.J. Huver,
advocaat mr. P.J.A. Plattel te Arnhem.
Partijen worden hierna aangeduid als Hendriks en P.E. Lease.
De vaststaande feiten en het verloop van de procedure
1. Hendriks houdt zich bezig met de ambulante handel in groente en fruit. Daartoe gebruikt zij een aantal vrachtwagens waarin zij de groente en het fruit vervoert en/of van waaruit zij de groente en het fruit te koop aanbiedt.
2. Op of omstreeks 13 juni 2002 least Hendriks vrachtwagens van P.E. Lease voor een periode van 48 maanden en/of maximaal 160.000 km.
3. In het voorjaar van 2004 ontstaat er tussen Hendriks en P.E. Lease onenigheid over een al dan niet bestaande achterstand in de betaling. In verband met een haars inziens reële dreiging van het weghalen van de vrachtwagens bij Hendriks door of namens P.E. Lease gaat Hendriks uiteindelijk over tot dagvaarding in kort geding ter zitting van 21 april 2004 van P.E. Lease.
4. Hendriks vordert in deze dagvaarding, welke is betekend op 19 april 2004, dat - kort gezegd - P.E. Lease op straffe van een dwangsom wordt veroordeeld tot het met onmiddellijke ingang staken en gestaakt houden van alle maatregelen die zouden moeten of kunnen leiden tot:
- het uit het bezit raken van Hendriks van een of meerdere bij haar in bezit zijnde of in gebruik zijnde roerende zaken, waaronder (vracht)auto’s, en/of
- een verstoring, in de meest ruime zin van het woord, van de normale bedrijfsuitoefening door Hendriks.
5. Bij fax van 20 april 2004 bericht de advocaat van Hendriks aan de advocaat van P.E. Lease dat Hendriks het kort geding zal intrekken indien P.E. Lease toezegt de vrachtwagens niet bij Hendriks weg te zullen halen.
6. De advocaat van P.E. Lease bericht Hendriks op 20 april 2004 per fax dat als de leasetermijn van april 2004 is betaald de vrachtwagens niet zullen worden weggehaald op de grond dat deze termijn niet betaald zou zijn, maar dat er voor het overige geen toezeggingen kunnen worden gedaan.
7. Op 21 april 2004 vindt de mondelinge behandeling van het kort geding plaats. Aan het eind daarvan wordt de zaak pro forma aangehouden tot 4 mei 2004 teneinde partijen in de gelegenheid te stellen de zaak in onderling overleg te regelen, waarbij centraal staat dat nagegaan zal worden hoe Hendriks zekerheid zal bieden.
8. Op verzoek van de advocaat van Hendriks wordt de zaak vervolgens nogmaals pro forma aangehouden tot 25 mei 2004.
9. Bij brief van 1 juni 2004 bericht de advocaat van Hendriks de rechtbank (onder meer) het volgende:
“Nu tijdens het kort geding namens partij P.E. Lease is toegezegd/bevestigd dat - zolang de leasetermijnen worden voldaan - de betreffende auto’s niet worden teruggehaald, is in feite aan de belangrijkste vordering van cliënte voldaan, zodat wat haar betreft, het kort geding kan worden geroyeerd/ingetrokken.
Ten aanzien van het tweede gedeelte van haar vordering is geen beslissing meer noodzakelijk, nu ook uit de administratie van P.E. Lease moet blijken dat zij geen vordering meer heeft en, indien mocht blijken dat zij nog wel een vordering zou hebben, namens partij Hendriks is voorgesteld in dat geval conservatoir beslag te leggen op het bedrijfspand, nu dat meer dan voldoende overwaarde biedt.
Indien en voor zover noodzakelijk worden de vorderingen door of vanwege partij Hendriks ingetrokken.”
10. In reactie op voorgaande brief bericht de advocaat van P.E. Lease bij brief van 9 juli 2004 de rechtbank (onder meer) het volgende:
“Mijn cliënte wenst niet zomaar dat de vordering wordt ‘ingetrokken’. Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen. Mijn cliënte wenst dat er een vonnis komt.”
11. Vervolgens wordt de behandeling voortgezet ter zitting van 14 september 2004.
Het geschil en de beoordeling daarvan
1. Partijen zijn het er over eens dat de enige vraag die thans nog dient te worden beantwoord, is welke partij in de kosten van dit geding moet worden veroordeeld. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2. Hendriks heeft P.E. Lease ter zitting in kort geding van 21 april 2004 gedagvaard in verband met een voor Hendriks reële dreiging van het weghalen van een of meer vrachtwagens door of namens P.E. Lease. Dit weghalen zou grote nadelige gevolgen voor Hendriks met zich meebrengen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is vooralsnog aannemelijk geworden dat deze reële dreiging enkel bestond in de mogelijke reactie van P.E. Lease op het uitblijven van betaling van de leasetermijn van april 2004.
3. De in de op 19 april 2004 aan P.E. Lease betekende dagvaarding neergelegde eis van Hendriks is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zo ruim geformuleerd dat bij onverkorte toewijzing daarvan P.E. Lease elke reële mogelijkheid zou worden ontnomen maatregelen tot veiligstelling van haar rechten tegen Hendriks te nemen. Deze ruime eis maakt de fax van de advocaat van P.E. Lease van 20 april 2004 begrijpelijk. Nu uit de stukken blijkt - en door beide partijen ook erkend is - dat Hendriks reeds op 15 april 2004 de openstaande leasetermijn van april 2004 contant aan (de heer [betrokkene] in opdracht van) P.E. Lease had voldaan, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat het na de fax van de advocaat van P.E. Lease van 20 april 2004 voor Hendriks duidelijk moet zijn geweest dat de reële dreiging niet langer aanwezig was.
4. Dit brengt met zich mee dat Hendriks het kort geding op 20 april 2004 had kunnen intrekken dan wel vóór de behandeling ter zitting op 21 april 2004 om aanhouding had kunnen verzoeken om de zaak verder in onderling overleg met P.E. Lease te regelen. Dit heeft Hendriks nagelaten. Door het kort geding tóch doorgang te laten vinden, terwijl de reële dreiging voor Hendriks was geweken, heeft Hendriks de met dit kort geding gepaard gaande kosten aan zichzelf te wijten. De - op grond van het hiervoor overwogene onnodige - kosten die P.E. Lease hiervoor heeft moeten maken, komen daarmee ook voor rekening van Hendriks. De voorzieningenrechter zal Hendriks daarom veroordelen in de kosten van deze procedure.
De beslissing
De voorzieningenrechter
1. weigert de gevorderde voorziening;
2. veroordeelt Hendriks in de kosten van deze procedure, tot aan
deze uitspraak aan de zijde van P.E. Lease bepaald op € 703,- voor salaris en op € 241,- voor verschotten;
3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren op 28 september 2004.
de griffer de rechter