20. De rechtbank komt thans toe aan de onder 2 opgesomde schilderijen, behoudens het portret.
? Ahrendts (winterlandschap). [eiser] betoogt dat dit schilderij, aangekocht voor € 10.210,- slechts € 700,- à € 1.000,-waard is volgens een taxatie van het Venduehuis der Notarissen te ’s-Gravenhage. [eiser] heeft zijn stellingen op dit punt nog onvoldoende toe kunnen lichten, mede omdat [gedaagde] de producties waartoe het rapport van het Venduehuis behoorde, nog niet ontvangen had. Wel heeft [gedaagde] aangegeven te beschikken over taxaties van [betrokkene] (€ 18.000,-) en De Boer (€ 17.000,-). Door [eiser] is een brief van laatstgenoemde overgelegd waarin de echtheid van deze taxatie wordt ontkend. De rechtbank zal [eiser] in de gelegenheid stellen met inachtneming van het hiervoor overwogene aan te geven welk verwijt hij [gedaagde] maakt. [gedaagde] zal vervolgens kunnen reageren.
? van Boogaard (stalinterieur). Het schilderij is aangekocht voor € 8.621,82. Christies taxeert het op € 3.000,- à € 5.000,-. Ook hier geldt dat [eiser] zijn stellingen op dit punt nog onvoldoende heeft kunnen toelichten, mede omdat [gedaagde] de producties, nog niet ontvangen had. Wel heeft [gedaagde] aangegeven te beschikken over taxaties van [betrokkene] (€ 15.000,-) en De Boer (f. 40.000,-). Door [eiser] is een brief van laatstgenoemde overgelegd waarin de echtheid van deze taxatie wordt ontkend. De rechtbank zal [eiser] in de gelegenheid stellen met inachtneming van het hiervoor overwogene aan te geven welk verwijt hij [gedaagde] maakt. [gedaagde] zal vervolgens kunnen reageren.
? de Cocq (wildstilleven). Ook hiervoor geldt dat [eiser] zijn stellingen op dit punt nog onvoldoende heeft kunnen toelichten. De rechtbank zal [eiser] in de gelegenheid stellen met inachtneming van het hiervoor overwogene aan te geven welk verwijt hij [gedaagde] maakt. [gedaagde] zal vervolgens kunnen reageren.
? Coene (landschap). Dit schilderij is door partijen gezamenlijk aangekocht. [eiser] stelt dat er sprake is van bedrog bij de aankoop. De bij helfte gedeelde koopprijs bedroeg volgens [gedaagde] f. 60.000,-, maar [eiser] heeft inmiddels in verband met deze aankoop stukken overgelegd, namelijk een brief van [gedaagde] aan de reeds genoemde De Boer (Kunsthandel W. De Boer in Alkmaar) waarin sprake is van een aanbetaling van f. 4.500,- voor dit schilderij en een resterend bedrag aan koopprijs van f. 33.000,-, brieven van deze De Boer en een brief van P. van Os, welke laatste aangeeft dat [gedaagde] dit schilderij, dat volgens Van Os € 30.000,- waard is, voor f. 165.000,- à f. 200.000,- getaxeerd wilde hebben. Ook hiervoor geldt dat [eiser] zijn stellingen op dit punt nog onvoldoende heeft kunnen toelichten. De rechtbank zal [eiser] in de gelegenheid stellen met inachtneming van het hiervoor overwogene aan te geven welk verwijt hij [gedaagde] maakt. [gedaagde] zal vervolgens kunnen reageren.
? Italiaanse school (Jonas en de walvis). De waarde van dit schilderij ligt volgens [eiser] ver onder de koopprijs van € 3.403,-; volgens een rapport van [betrokkene] zou het € 1.500,- waard zijn. Ook hiervoor geldt dat [eiser] zijn stellingen op dit punt nog onvoldoende heeft kunnen toelichten. De rechtbank zal [eiser] in de gelegenheid stellen met inachtneming van het hiervoor overwogene aan te geven welk verwijt hij [gedaagde] maakt. [gedaagde] zal vervolgens kunnen reageren.
? Koekkoek (paardenhoofd). Hier zou tussen de inkoopprijs (€ 2.042,-) en de eigenlijke waarde (€ 1.800,-) een verschil bestaan van ongeveer 12%, naar het voorlopig oordeel van de rechtbank een verschil dat zonder nadere gegevens niet duidt op bedrog of tekortschieten aan de zijde van de adviseur omdat het valt binnen de redelijke marges als bedoeld onder 16. Desondanks geldt ook hier dat [eiser] zijn stellingen op dit punt nog onvoldoende heeft kunnen toelichten. De rechtbank zal [eiser] in de gelegenheid stellen met inachtneming van het hiervoor overwogene aan te geven welk verwijt hij [gedaagde] maakt. [gedaagde] zal vervolgens kunnen reageren.
? de Leeuw (paarden met jonker). Ook hiervoor geldt dat [eiser] zijn stellingen, tot nu toe alleen inhoudend dat het schilderij voor meer is gekocht (€ 18.151,21) dan het waard was, nog onvoldoende heeft kunnen toelichten. Er ligt een taxatierapport van [betrokkene] (€ 30.000,-). De rechtbank zal [eiser] in de gelegenheid stellen met inachtneming van het hiervoor overwogene aan te geven welk verwijt hij [gedaagde] maakt. [gedaagde] zal vervolgens kunnen reageren.
? Pieneman (aankomst van Willem I te Scheveningen). Dit schilderij is niet door [eiser] gekocht, maar de restauratie ervan is, zo betoogt hij, door hem betaald met het oog op een mogelijke, door [gedaagde] geadviseerde aankoop. Vast staat inmiddels wel dat het schilderij niet van Pienemann is; in correspondentie met het Koninklijk Huisarchief is het door [eiser] als geschenk bedoelde doek geweigerd. De rechtbank sluit niet uit dat hierin meer pijn zit voor [eiser] dan in de restauratiekosten van € 365,-. Vooralsnog is, alweer mede doordat [gedaagde] de productie niet tijdig ontvangen had, het geschil op dit punt nog niet geheel duidelijk. Kennelijk verwijt [eiser] [gedaagde] bedrog. Onduidelijk is wie de restauratiekosten behoorde te betalen als [eiser] geen eigenaar van het schilderij was. Ook hier krijgt [eiser] de gelegenheid zijn standpunt toe te lichten en zal [gedaagde] kunnen reageren.
? Plückebaum (poezen en kikker). Ook hiervoor geldt dat [eiser] zijn stellingen op dit punt – het schilderij zou € 7.500,-waard zijn; de koopprijs was € 14.974,75 – nog onvoldoende heeft kunnen toelichten. De rechtbank zal [eiser] in de gelegenheid stellen met inachtneming van het hiervoor overwogene aan te geven welk verwijt hij [gedaagde] maakt. [gedaagde] zal vervolgens kunnen reageren.
? Tuite (marine). Ook hiervoor geldt dat [eiser] zijn stellingen op dit punt – een waarde van € 13.000,-, volgens Sotheby’s aanzienlijk minder, tegenover een aankoopprijs van € 19.338,30; [gedaagde] stelt over een rapport met een hogere taxatiewaarde te beschikken ([betrokkene]: € 27.500,-)– nog onvoldoende heeft kunnen toelichten. De rechtbank zal [eiser] in de gelegenheid stellen met inachtneming van het hiervoor overwogene aan te geven welk verwijt hij [gedaagde] maakt. [gedaagde] zal vervolgens kunnen reageren.
? J. Vos (zeilschepen aan havenhoofd). De situatie is vrijwel gelijk als bij het schilderij van Tuite, naast een koopprijs van € 9.075,- staan taxaties van € 19.000,- door [betrokkene] en De Boer (die ook hiervan de echtheid ontkent) en van € 4.000,- à € 5.000,- door het Haagse Venduehuis . Ook hier geldt dat [eiser] zijn stellingen op dit punt nog onvoldoende heeft kunnen toelichten. De rechtbank zal [eiser] in de gelegenheid stellen met inachtneming van het hiervoor overwogene aan te geven welk verwijt hij [gedaagde] maakt. [gedaagde] zal vervolgens kunnen reageren.